Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5552 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 19 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:555219 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats: Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/8485 Wajong

(gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

  1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiseres is het niet eens met deze afwijzing. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.

  2. Eiseres, geboren op [datum 1] 1994, ontvangt sinds [datum 1] 2022 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres werd 80-100% arbeidsongeschikt geacht.

Procesverloop

  1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

3.1. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften.

3.2. De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: namens het UWV mr. E. Lipman. Eiseres en haar gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV terecht aan eiseres een Wajong-uitkering geweigerd.

Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4.1. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Grondslag van het bestreden besluit

  1. Aan het bestreden besluit ligt een medisch onderzoek ten grondslag. Het UWV heeft overwogen dat eiseres op het moment van de aanvraag voor een Wajong-uitkering 28 jaar was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft vastgesteld dat sprake was van ziekte of gebrek op haar 18e verjaardag. Vervolgens is vastgesteld dat eiseres in de periode van haar 18e tot en met 23e, de referteperiode, wel arbeidsvermogen had. Eiseres was in de periode van [datum 1] 2012 tot en met [datum 2] 2017 namelijk schoolgaand, liep stages en heeft gewerkt. Het moment waarop het arbeidsvermogen wordt verloren is gelegen in februari 2021. Dit punt ligt echter buiten de referteperiode.

Medisch onderzoek

  1. De verzekeringsarts b&b heeft de dossiergegevens bestudeerd, de hoorzitting in bezwaar bijgewoond en via beeldbellen een spreekuur met eiseres gehouden. Eiseres is bekend met een licht verstandelijke stoornis, vermijdende persoonlijkheidsstoornis, randpsychotische verschijnselen en body dysmorphic disorder (BDD). Op het moment van de aanvraag had eiseres op medische gronden geen benutbare mogelijkheden. Ook wordt eiseres niet geacht een uur zelfstandig actief te kunnen zijn en heeft zij geen basale werknemersvaardigheden.

Op het punt dat eiseres 18 werd was zij al bekend met de huidige pathologie. Gezien het gegeven dat zij schoolgaand was, stages liep en (deels) ook heeft gewerkt, kan niet gesteld worden dat zij destijds geen arbeidsvermogen heeft gehad. De praktijk spreekt hiertegen. Wel zal eiseres in ieder geval beperkingen hebben gekend welke niet in detail meer aan te geven zijn, gezien dat het een zeer laattijdige aanvraag is waarbij de beschikbare (medische) informatie niet dusdanig gedetailleerd is.

Vervolgens heeft de verzekeringsarts b&b gekeken of het aanwezige arbeidsvermogen op enig punt verloren is gegaan in de periode tot [datum 1] 2017. Een medisch knikmoment wordt gevonden per februari 2021, op welk punt er vanuit de psychopathologie een indicatie was voor klinische opname. De opname zelf heeft vervolgens pas in januari 2022 plaatsgevonden. Dit valt echter buiten de referteperiode. Hierdoor is er bij eiseres in de referteperiode geen sprake geweest van het ontbreken van arbeidsvermogen. Het duurzaamheidsvraagstuk aangaande de huidige situatie is hierdoor niet langer relevant.

Standpunt eiseres

  1. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij geen of onvoldoende arbeidsvermogen bezit en dat dit ook duurzaam van aard is. Verbetering of een adequate behandeling is niet mogelijk. Eiseres is van mening dat er vanaf haar 18e ononderbroken sprake is van het ontbreken van arbeidsvermogen en dat ten onrechte wordt aangenomen dat het arbeidsvermogen pas verloren is gegaan in februari 2021.

Voorafgaand aan de zitting in beroep heeft eiseres een brief van [ggz-aanbieder] van 12 juni 2025 overgelegd. Daarin staat dat op 8 april 2025 als diagnoses zijn gesteld: een morfodysfore stoornis, autismespectrumstoornis (ASS) en bipolaire II stoornis.

Medische rapportage in beroep

  1. Op 22 oktober 2024 heeft eiseres medische informatie overgelegd die per abuis niet is betrokken bij de rapportage van de verzekeringsarts b&b in de bezwaarfase. In de beroepsfase is een aanvullende medische rapportage van 22 maart 2025 overgelegd waarin de verzekeringsarts b&b alsnog reageert op deze stukken. De aangeleverde aanvullende medische informatie sluit aan bij hetgeen al bekend was. Een deel van de documentatie was al aanwezig en is op een eerder punt al meegenomen in de beoordeling. De documenten welke nu aanvullend (nieuw) zijn aangeleverd bevatten inhoudelijk informatie welke grosso modo ook al bekend was. Ook hierin wordt gesproken over de psychopathologie en hierbij wisselende diagnoses waaraan gedacht werd. Dit is niet een situatie waarin er sprake is van een zich beduidend wijzigend ziektebeeld, maar eerder van nuanceverschillen betreffende de wijze waarop de bij eiseres aanwezige klachten zijn geduid. De eindconclusie is dan ook dat de aangeleverde medische informatie geen grondslag biedt voor een ander verzekeringsgeneeskundig standpunt betreffende de periode in geding.

8.1. In de medische rapportage van 22 juli 2025 heeft de verzekeringsarts b&b overwogen dat de medische informatie, waaronder de in beroep overgelegde brief van 12 juni 2025, er niet toe leidt dat het mogelijk is om de belastbaarheid en het al dan niet beschikken over arbeidsvermogen van eiseres op zowel 18- als 23-jarige leeftijd vast te stellen.

De aandoeningen in de referteperiode zijn redelijk duidelijk, maar niet helder is welke uitwerking dit heeft gehad voor het functioneren van eiseres. De te duiden beperkingen kunnen dan ook niet worden vastgesteld. Bedacht moet worden dat zowel betreffende een ASS als ook de overige pathologie deze aandoeningen van persoon tot persoon verschillen in de mate waarin ze aanwezig zijn en welke klachten en belemmeringen iemand hiermee heeft. Bij aanwezigheid van een ASS kunnen de klachten inderdaad sociale situaties en de sociale omgang met derden betreffen, maar de mate waarin dit bij iemand het geval is kan sterk verschillen. Ook kan het zijn dat iemand met een ASS hier niet of nauwelijks last van heeft, maar sterk rigide handelt, hetgeen weer tot andere beperkingen leidt. De aangeleverde informatie geeft aan de gevoelens welke eiseres als klachten meldt, maar dit is slechts beperkt het geval. Hierbij is ook niet duidelijk welke uitwerking dit heeft op het dagelijks functioneren van eiseres. Ten slotte is het ook nog zo dat de bij eiseres spelende pathologie in een wat wisselende mate aanwezig is (angsten, ontwijkende gedragingen en somberheid gaan in periodes beter en later weer minder goed waarbij zij opnieuw begeleiding/behandeling hiervoor zoekt). Ook daardoor wordt het duiden van exacte beperkingen verder bemoeilijkt.

De brief van 12 juni 2025 heeft geen bijdragende waarde voor de beoordeling in de referteperiode. Hierin wordt uitsluitend aangegeven welke diagnoses er conform DSM-5 per april 2025 (dus vele jaren later) gesteld zijn.

Overwegingen rechtbank 9. Alvorens de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling, overweegt zij dat eiseres belang heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit. Het UWV heeft vraagtekens gezet bij het procesbelang van eiseres, nu een eventuele Wajong-uitkering niet tot uitbetaling komt gelet op de WIA-uitkering die eiseres inmiddels ontvangt.

9.1. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat er sprake is van voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.[1]

9.2. Nu eiseres niet ter zitting is verschenen, heeft de rechtbank haar niet kunnen vragen of het haar enkel gaat om de hoogte van de uitkering, of bijvoorbeeld ook om erkenning van haar klachten en beperkingen en/of een (vermeend) verschil in de hoogte van de door haar ontvangen WIA-uitkering ten opzichte van een eventueel te ontvangen Wajong-uitkering. Daarbij komt dat het hier gaat om verschillende soorten uitkeringen waarbij andere regels/voorwaarden gelden. Gelet hierop bestaat naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanleiding om procesbelang aan te nemen.

  1. De rechtbank stelt vast dat de te beoordelen periode in dit geval loopt vanaf de 18e verjaardag van eiseres op [datum 1] 2012 tot en met [datum 2] 2017.

10.1. Omdat eiseres haar aanvraag voor een Wajong-uitkering geruime tijd na haar 18e verjaardag heeft ingediend, is sprake van een laattijdige aanvraag. In dat geval moet het UWV ook onderzoeken of eiseres binnen (de reeds verstreken periode van) vijf jaar na haar 18e verjaardag alsnog jonggehandicapte is geworden.[2] Volgens vaste rechtspraak draagt de aanvrager in geval van een laattijdige aanvraag de bewijslast om met objectieve medische gegevens aannemelijk te maken dat zij op 18-jarige leeftijd of vijf jaar daarna voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen.[3]

10.2. Recht op een Wajong-uitkering ontstaat pas indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft.

Het UWV moet daarom eerst beoordelen of eiseres voldoet aan tenminste een van de volgende voorwaarden:

Wordt aan tenminste een van de hiervoor genoemde voorwaarden voldaan dan ontbreekt arbeidsvermogen. Vervolgens moet het UWV dan beoordelen of deze situatie duurzaam is.

Bij de beoordeling maakt het UWV gebruik van de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft het UWV het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld.

  1. In het bestreden besluit heeft het UWV zich op het standpunt gesteld dat eiseres in de referteperiode wel arbeidsvermogen had. Uit de medische rapportage van 22 juli 2025, het aanvullende verweerschrift van 28 juli 2025 en het standpunt van het UWV ter zitting blijkt dat bedoeld is te overwegen dat niet kan worden vastgesteld of eiseres in de referteperiode beschikte over arbeidsvermogen, omdat haar belastbaarheid niet is vast te stellen. Ook op basis van de in beroep overgelegde medische informatie is dit niet vast te stellen. Het UWV heeft ter zitting erkend dat sprake is van een verkeerde vertaalslag van de medische rapportage van de verzekeringsarts b&b, maar dat het oordeel van het UWV niet gewijzigd is. Eiseres heeft niet gereageerd op dit aanvullend standpunt en is niet ter zitting verschenen om daarop te reageren.

11.1. De rechtbank kan het standpunt van het UWV volgen dat op basis van de medische gegevens de belastbaarheid van eiseres in de referteperiode niet kan worden vastgesteld en dus ook het ontbreken van arbeidsvermogen niet kan worden vastgesteld. De rechtbank betrekt hierbij dat er aanwijzingen zijn dat eiseres wel over arbeidsvermogen beschikte. Zo blijkt uit het dossier, bijvoorbeeld de uitdraai van [organisatie] en de stageverslagen, dat eiseres een school- en arbeidsverleden heeft gehad. Zonder nadere toelichting van eiseres, die ontbreekt, valt niet in te zien dat sinds haar 18e levensjaar sprake is van onafgebroken ontbreken van arbeidsvermogen. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op 18-jarige leeftijd of vijf jaar daarna voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 19 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage wettelijk kader

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Artikel 1a:1, eerste lid Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:

Artikel 1a:1, tweede lid De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.

Artikel 1a:1, zesde lid De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.

Artikel 1a:1, achtste lid Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).

Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten

Artikel 1a, eerste lid Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:

Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 januari 2006 (ECLI:NL:CRVB:2006:AU9161).

Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 maart 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:578).

Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 1 juli 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1583).


Voetnoten

Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 januari 2006 (ECLI:NL:CRVB:2006:AU9161).

Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 maart 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:578).

Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 1 juli 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1583).