ECLI:NL:RBZWB:2025:5708 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5916 Wajong
uitspraak van 22 augustus 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres,
(gemachtigde: mr. F. Ergec),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres betreffende haar recht op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1. Het UWV heeft de aanvraag van eiseres van 13 november 2020 om terug te komen op de beslissing van 17 maart 2017 over haar recht op een Wajong-uitkering met het besluit van 8 maart 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 december 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van haar moeder en bijgestaan door haar gemachtigde, en drs. [naam 1] namens het UWV. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
1.4. Op 13 maart 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om een onderzoek te laten instellen door een deskundige.
1.5. Internist dr. [naam 2] heeft onderzoek verricht en heeft op 22 oktober 2024 schriftelijk verslag uitgebracht. Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld te reageren op dit deskundigenrapport. Het UWV heeft op 28 januari 2025 van die gelegenheid gebruik gemaakt en eiseres op 5 februari 2025.
1.6. Geen van de partijen heeft aangegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord. De rechtbank heeft bij brief van 5 augustus 2025 het onderzoek gesloten.
Totstandkoming van het bestreden besluit
- Eiseres, geboren op 20 januari 1999 (18e verjaardag: 20 januari 2017), heeft in 2017 bij het UWV een Wajong-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 17 maart 2017 heeft het UWV geweigerd aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen omdat zij over arbeidsvermogen beschikt. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.1. Op 13 november 2020 heeft eiseres opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. De aanvraag is op 4 december 2020 bij het UWV ontvangen.
2.2. Met het primaire besluit van 8 maart 2021 heeft het UWV de aanvraag van eiseres aangemerkt als een verzoek om een andere beslissing te nemen op de aanvraag in 2017, dus om een herziening van het besluit van 17 maart 2017. Het UWV heeft geweigerd het besluit van 17 maart 2017 te herzien, omdat eiseres geen nieuwe of andere informatie in haar aanvraag van 13 november 2020 heeft vermeld. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Op 14 december 2021 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.
2.3. Met het bestreden besluit van 17 december 2021 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, omdat volgens het UWV ondanks een nieuwe diagnose geen sprake is van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden omstreeks de 18e verjaardag van eiseres dan wel tijdens haar studie. De klachten die in 2020 zijn gediagnosticeerd, zien volgens het UWV niet op de belastbaarheid van eiseres op 18-jarige leeftijd of bij het einde van de studie. Daar komt bij dat eiseres nog in behandeling is en dus geen sprake is van een eindtoestand.
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank beoordeelt of het UWV in het bestreden besluit op goede gronden heeft geweigerd terug te komen op het besluit van 17 maart 2017, dan wel er anderszins geen aanleiding bestaat om een Wajong-uitkering toe te kennen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1. De rechtbank is van oordeel dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd terug te komen van het eerdere besluit en terecht heeft geweigerd aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
- De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Medisch onderzoek
- Aan het bestreden besluit ligt een onderzoek door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag.
5.1. De arts heeft het dossier bestudeerd, waaronder de medische informatie, en heeft gerapporteerd. Bij de eerste Wajong-beoordeling in 2017 werd beschreven dat eiseres een ruptuur van de linker kruisband en adductorentenotomie van de linker lies heeft. In 2019 heeft eiseres haar diploma behaald en in 2020 heeft zij gewerkt. Vervolgens is op 22 september 2020 de diagnose gastroparese gesteld. Deze nieuwe diagnose is volgens de arts geen nieuw feit of omstandigheid die ziet op de 18-jarige leeftijd of aan het einde van de studie van eiseres. De arts concludeert dat er geen nieuwe inzichten zijn die aanleiding geven tot herziening van het besluit van 17 maart 2017.
5.2. De verzekeringsarts heeft het dossier en de ingebrachte medische informatie bestudeerd en heeft een telefonische hoorzitting bijgewoond. Hij heeft gerapporteerd dat eiseres met de klachten van het bewegingsapparaat niet als Wajong-gerechtigde wordt beschouwd. Op 22 september 2020 is de diagnose gastroparese gesteld en is behandeling hiervoor ingezet. Daarnaast is op 22-jarige leeftijd (medio 2021) de waarschijnlijkheidsdiagnose Dunne vezel neuropathie (DVN) gesteld. Volgens haar behandelaars worden echter niet alle klachten door de diagnose verklaard en zijn bij DNA-onderzoek geen afwijkingen gevonden. Uit het primaire dossier komt naar voren dat eiseres in 2019 heeft gestudeerd en vervolgens in 2020 heeft gewerkt in de verzorging. Ondanks een andere diagnose, die eiseres wel aanzienlijk hindert, is volgens de verzekeringsarts b&b geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden in relatie tot de belastbaarheid op 18-jarige leeftijd dan wel einde studie. Bovendien is eiseres nog volop in behandeling en is nog geen sprake van een eindtoestand. De nieuwe informatie geeft daarom geen aanleiding om de voorgaande beoordeling in het kader van de Wajong te herzien.
Beroepsgronden van eiseres
- Eiseres voert in beroep aan dat wel sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. De maagklachten waren reeds vanaf de geboorte aanwezig en dus ook ten tijde van de initiële Wajong-aanvraag, maar stonden niet op de voorgrond. Nu is er een diagnose gesteld. De verzekeringsarts b&b heeft ten onrechte geen medische informatie opgevraagd. Daarnaast is het toetsingskader te beperkt toegepast, want het UWV diende het verzoek tevens aan te merken als een verzoek om toekenning van een Wajong-uitkering wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na de initiële melding. Er waren namelijk in die periode vele operaties wegens liesproblematiek en ook psychische klachten die samenhangen met de maagklachten. Gezien het tijdsverloop en het feit dat eiseres geen vertrouwen meer heeft in het UWV, verzoekt zij een onafhankelijke deskundige te benoemen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij medische stukken overgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Wat is de strekking van de aanvraag?
- Volgens vaste rechtspraak moet een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht; Awb), dat bedoeld wordt een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber), of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak).
[1]
7.1. Het UWV heeft de aanvraag van eiseres aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit naar het verleden en tevens als een beroep op toegenomen beperkingen in het kader van Amber. Eiseres heeft gronden aangevoerd die daarop zien. De rechtbank zal bij de beoordeling van het beroep hier ook van uitgaan.
7.2. Bij deze beoordeling is het rechtsregime van hoofdstuk 1 van de Wajong van toepassing, omdat de eerste aanvraag van 7 december 2016 is.
Terugkomen van het eerdere besluit
Zijn er nieuwe feiten of omstandigheden?
8. Het UWV heeft toepassing gegeven aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
8.1. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
8.2. Eiseres heeft bij de aanvraag en in de bezwaarfase brieven, gedagtekend in 2020, overgelegd van verschillende maag-darm-leverartsen (MDL-artsen), werkzaam bij het [ziekenhuis]. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat haar verzoek om terug te komen van het eerdere besluit vooral ziet op haar buikklachten. Als kind had zij al buikklachten en tijdens haar studie in 2019 is zij als gevolg van braken (met bloed en laesies) en gastritis opgenomen geweest in het ziekenhuis. In september 2020 is pas de diagnose gastroparese gesteld en sindsdien gaat het steeds slechter met haar.
8.3. De rechtbank was op basis van het dossier van oordeel dat niet uit te sluiten valt dat er voor de data in geding 20 januari 2017 (18 jaar) en december 2019 (einde studie) sprake was van (meer) beperkingen als gevolg van de maagklachten dan door het UWV is aangenomen. De rechtbank heeft daarom aanleiding gezien om een MDL-arts als onafhankelijke deskundige in te schakelen. Omdat geen MDL-arts bereid is gevonden onderzoek te doen, is met instemming van partijen een algemene internist als deskundige aangewezen.
Internist [naam 2] heeft als deskundige een rapport uitgebracht. De conclusie van de deskundige is dat bij eiseres thans sprake is van een (voorlopig) eindstadium van (waarschijnlijk idiopatische) gastroparese, waarbij farmacotherapeutische maatregelen geen effect hebben gehad. Volgens de deskundige is echter niet waarschijnlijk dat de maagklachten van eiseres op de data in geding aan de gastroparese zijn toe te schrijven. Eiseres had toen weliswaar belangrijke klachten, maar die waren niet zodanig dat zij geen werkzaamheden kon verrichten. Bovendien was het aanzienlijke gewichtsverlies dat verwacht wordt bij deze diagnose op die data nog niet aanwezig. De deskundige geeft in antwoord op vragen van de rechtbank aan dat hij kan instemmen met het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat op de data in geding geen sprake was van maagklachten als gevolg van de diagnose gastroparese, die kunnen leiden tot beperkingen in de belastbaarheid van eiseres. De deskundige geeft daarnaast aan dat een onderzoek door een klinisch psycholoog overwogen kan worden.
8.4. Eiseres heeft op het rapport van de deskundige gereageerd. Zij stelt dat de behandelende sector wel degelijk de diagnoses gastroparese en DVN heeft gesteld en dat zij dit met overlegging van de medische stukken voldoende heeft aangetoond. De deskundige heeft niet gemotiveerd waarom daarvan is afgeweken en waarom hij op het spoor van psychische problematiek zit. Volgens eiseres is het noodzakelijk dat toch een MDL-arts een onderzoek verricht.
8.5. Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door haar ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige haar overtuigend voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. De motivering van de deskundige is overtuigend.
De rechtbank ziet in de door eiseres ingebrachte reactie op de rapportage geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de deskundige en neemt de bevindingen en conclusies van de deskundige over. Daartoe overweegt de rechtbank dat het uitgebrachte rapport inzichtelijk en consistent is en blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek. De deskundige heeft informatie opgevraagd bij de huisarts en de poliklinieken MDL en chirurgie van het [ziekenhuis]. Daarnaast heeft de deskundige een lichamelijk onderzoek bij eiseres verricht en enige telefoongesprekken met haar gevoerd ter verduidelijking. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar stelling dat de deskundige heeft afgeweken van de in 2020 gestelde diagnose gastroparese en de latere diagnose DVN. De deskundige heeft immers in zijn rapportage verwezen naar de medische stukken waaruit dit blijkt en geconcludeerd dat inmiddels sprake is van een voorlopig eindstadium van gastroparese. De rechtbank overweegt daarnaast dat de enkele diagnose niet bepalend is voor de vraag of eiseres beschikt over arbeidsvermogen, maar haar beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek per de datum in geding.
8.6. Dit betekent dat op de data in geding geen sprake was van maagklachten als gevolg van de latere diagnose, die kunnen leiden tot beperkingen in de belastbaarheid. De latere diagnose is daarmee geen nieuw feit ten aanzien van de eerdere beoordeling. De rechtbank is daarom van oordeel dat het UWV terecht niet is teruggekomen op de eerdere beslissing van 17 maart 2017.
8.7. De rechtbank ziet in datgene wat eiseres heeft aangevoerd evenmin aanleiding om te oordelen dat de weigering om terug te komen van het besluit van 17 maart 2017 evident onredelijk is.
De Amberbeoordeling
Is er sprake van een Amber-situatie?
9. Van een Ambersituatie is sprake als eiseres binnen 5 jaar na haar 18e jaar duurzaam geen arbeidsvermogen heeft en dat ontbreken van arbeidsvermogen voortkomt uit dezelfde oorzaak als waardoor zij op haar 18e jaar al beperkingen had.
9.1. Uit de rapportage van de verzekeringsarts van 1 maart 2017 blijkt dat eiseres ten tijde van de eerste aanvraag om een Wajong-uitkering leed aan een ruptuur van de linker kruisband en adductorentenotomie van de linker lies. Als gevolg daarvan had eiseres beperkingen in de belastbaarheid, maar beschikte zij volgens de verzekeringsarts nog over arbeidsvermogen. Eiseres heeft met de enkele benoeming dat zij in de afgelopen jaren operaties heeft ondergaan wegens liesproblematiek, zonder medische onderbouwing, niet aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van deze ziekteoorzaak in de Amberperiode dusdanige medische klachten en beperkingen heeft ondervonden, dat die zouden moeten leiden tot het ontbreken van arbeidsvermogen in de Amberperiode.
9.2. Eiseres voert daarnaast aan dat zij als gevolg van de gastroparese in de Amberperiode meer maagklachten en daarmee samenhangende psychische klachten heeft ervaren, die moeten leiden tot meer beperkingen in haar belastbaarheid. De rechtbank acht invoelbaar dat bij eiseres inmiddels sprake is van een medische situatie die voor haar veel gevolgen heeft. Zonder daar iets aan af te doen, is de rechtbank van oordeel dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet kan worden toegekomen aan de beoordeling van de toegenomen klachten van eiseres.
9.3. De rechtbank concludeert dat bij eiseres geen sprake is van toename van klachten uit dezelfde oorzaak binnen 5 jaar na haar 18e verjaardag of na het einde van haar studie.
Conclusie en gevolgen
- De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd om terug te komen op de beslissing van 17 maart 2017. Ook anderszins bestaat geen aanleiding om een Wajong-uitkering toe te kennen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
10.1. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt zij het griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 22 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 4:6 van de Awb
-
Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
-
Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
Artikel 1a:1 van de Wajong (voor zover van belang)
- Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
-
De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
-
Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
-
De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
ECLI:NL:CRVB:2022:1991
ECLI:NL:CRVB:2023:2121
zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2023:1767.
Zie de uitspraak van de Raad van 2 november 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB7575.
Artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong.
Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 oktober 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2023.