Artikel 62
1. Nadat tegen de vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, dient hij Nederland uit eigen beweging binnen vier weken te verlaten.
2. Onze Minister kan de voor een vreemdeling geldende termijn, bedoeld in het eerste lid, verkorten, dan wel, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat een vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten, indien:
a. een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken; b. de aanvraag van de vreemdeling tot het verlenen van een verblijfsvergunning of tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning is afgewezen als kennelijk ongegrond of wegens het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens; of c. de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.
3. Nadat het rechtmatig verblijf van de gemeenschapsonderdaan is geëindigd, dient hij Nederland uit eigen beweging binnen een maand na de kennisgeving daarvan te verlaten. Onze Minister kan deze termijn verkorten in naar behoren aangetoonde dringende gevallen.
4. Onze Minister kan de voor een vreemdeling geldende termijnen, bedoeld in het eerste en derde lid, verlengen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het individuele geval. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de duur van de verlenging en worden de gevallen aangewezen waarin de termijn kan worden verlengd.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:15826 - Rechtbank Den Haag - 22 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12755 - Rechtbank Den Haag - 10 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:15475 - Rechtbank Den Haag - 15 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14212 - Rechtbank Den Haag - 30 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12786 - Rechtbank Den Haag - 14 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4046 - Raad van State - 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16717 - Rechtbank Den Haag - 8 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16032 - Rechtbank Den Haag - 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14713 - Rechtbank Den Haag - 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14243 - Rechtbank Den Haag - 31 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14221 - Rechtbank Den Haag - 25 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12905 - Rechtbank Den Haag - 16 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12957 - Rechtbank Den Haag - 15 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13687 - Rechtbank Den Haag - 14 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12328 - Rechtbank Den Haag - 11 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18552 - Rechtbank Den Haag - 2 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17522 - Rechtbank: Melding over familielid rechtvaardigt redelijk vermoeden van illegaal verblijf - 24 september 2025
De Rechtbank Den Haag oordeelt dat een concrete melding over een illegaal verblijvende tweelingbroer een voldoende redelijk vermoeden van illegaal verblijf oplevert voor de vreemdeling die op het adres wordt aangetroffen. De daaropvolgende bewaring, het terugkeerbesluit en het inreisverbod zijn daarmee rechtmatig opgelegd.