ECLI:NL:RBDHA:2025:15826 - Rechtbank Den Haag - 22 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11283
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).
Procesverloop
In het besluit van 10 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit en het inreisverbod beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser en verweerder zijn ter zitting verschenen. Eiser is zonder voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
Op 23 juni 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de gemachtigde van eiser verzocht om een nadere reactie op de MOB-melding. Na ontvangst van het aanvullende standpunt van eiser heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Dit heeft verweerder nagelaten, waarna het onderzoek op 1 augustus 2025 is gesloten.
Overwegingen
Procesbelang
- Nu er recent contact is geweest tussen eiser en zijn gemachtigde wordt door de rechtbank het procesbelang aangenomen, gelet op de vaste jurisprudentie.
[4]
Het asielrelaas
- Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2002 en de Pakistaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 16 januari 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Hij legt hieraan ten grondslag dat hij in Pakistan een relatie met een jongen heeft gehad, genaamd [naam 1]. Hij en [naam 1] zijn door de vader van [naam 1] betrapt tijdens het uitvoeren van homoseksuele handelingen. Eiser heeft een aantal dagen na deze gebeurtenis Pakistan verlaten. Bij terugkeer vreest eiser een lange gevangenisstraf vanwege zijn homoseksualiteit of te worden mishandeld of gedood door de vader van [naam 1].
Het bestreden besluit
-
Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Eisers gestelde homoseksuele geaardheid en de daaruit volgende problemen acht verweerder niet geloofwaardig. Hiertoe overweegt verweerder het volgende. Eiser heeft geen oprechte inspanning geleverd om zijn aanvraag te staven door middel van documenten.
[5] Ook vormen zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel.[6] Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe hij besefte dat hij homoseksueel is en hoe hij daarmee is omgegaan. Eiser heeft daarnaast wisselend, vaag en oppervlakkig verklaard over het ontstaan en de gevolgen van (de betrapping van) zijn relatie met [naam 1] en wat hem in [naam 1] aantrok. Ook heeft hij tegenstrijdig verklaard over de relaties die hij vlak na zijn vertrek uit Pakistan heeft gehad en heeft hij onvoldoende uitleg gegeven over wat hem aantrok en verliefd maakte op [naam 2]. Verder heeft eiser oppervlakkig en vaag verklaard over de reden waarom hij in Nederland geen contact met de LHBTI-gemeenschap heeft. Bovendien heeft hij geen kennis van de situatie van LHBTI’ers in Nederland. Hij heeft ook geen aantoonbare moeite gedaan om zich hierin te verdiepen. Eiser heeft daarnaast niet inzichtelijk gemaakt waarom hij te vrezen heeft bij terugkeer naar Pakistan, mede omdat hij na zijn vertrek uit Pakistan twee keer probleemloos bij de Pakistaanse autoriteiten identiteitsdocumenten heeft aangevraagd en heeft verkregen. Tot slot wordt eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig beschouwd.[7] Eiser heeft in Italië een ander asielmotief opgegeven dan in Nederland en zijn verklaringen rondom zijn vertrek uit Pakistan zijn tegenstrijdig met de verklaringen van zijn vriend [naam 3]. -
Verweerder heeft de tegenwerping dat eiser zijn aanvraag niet met objectieve documenten heeft gestaafd ingetrokken en dit behoeft geen verdere bespreking.
Het standpunt van eiser
-
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert het volgende aan. Eisers aanvraag is ten onrechte afgedaan als kennelijk ongegrond. De nieuwe Werkinstructie (hierna: WI) 2024/6 houdt een verzwaarde bewijslast in wegens de veronderstelling dat asielmotieven volledig met bewijsstukken kunnen worden onderbouwd. Aan eiser moet het voordeel van de twijfel worden gegeven.
[8] Verweerder heeft daarnaast ten onrechte onvoldoende rekening gehouden met eisers referentiekader. Er wordt ten onrechte aan hem tegengeworpen dat hij geen analyse kan maken of inzicht kan geven over de gevoelens die had gedurende de ontdekking van zijn seksuele geaardheid. Eiser was destijds nog een kind. Verweerder miskent hierbij ook dat eiser moeite heeft met over zijn gevoelens te praten. Hierover is ook niet doorgevraagd. Eiser heeft voldoende inzichtelijk gemaakt wat [naam 1] van andere jongens onderscheidde en hoe de relatie zich heeft ontwikkeld. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eisers verklaringen over de relatie en de betrapping wisselend, oppervlakkig en tegenstrijdig zijn. Verder blijft eiser bij zijn standpunt dat hij zich tijdens het nader gehoor heeft vergist en dat de relatie met [naam 2] pas in het aanvullend gehoor ter sprake kwam. Verweerder miskent dat eisers relatie met [naam 2] niet diepgaand was en dat hij hier daarom niet over kan verklaren. -
Verweerder heeft ook ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij geen contact heeft met de LHBTI-gemeenschap en organisaties, omdat dit geen vereiste is gelet op WI 2019/17. Verweerder miskent hierbij het feit van algemene bekendheid dat de lange onzekerheid en de beperkte mogelijkheden gedurende de asielprocedure een negatieve impact op iemands welzijn hebben.
[9] Daarnaast niet valt in te zien waarom verweerder tegenwerpt dat eiser probleemloos een paspoort heeft kunnen aanvragen, nu niet is gebleken dat de Pakistaanse autoriteiten LHBTI-organisaties in de gaten houden. Ook wordt ten onrechte tegengeworpen dat de politie na de drie huisbezoeken bij eisers ouders niet meer zijn langsgekomen. Een lange afwezigheid van de politie wil namelijk niet zeggen dat de verrichte daad niet meer strafbaar is.[10] -
Verder is ten onrechte tegengeworpen dat eiser in grote lijnen als ongeloofwaardig wordt geacht. Het nader gehoor van [naam 3] is niet tijdens eisers procedure overgelegd, dus deze verklaringen kunnen niet worden tegengeworpen en zijn niet verifieerbaar. Ten aanzien van de verklaringen over eisers vertrek uit Pakistan blijkt niet waarom de verklaringen van [naam 3] wel geloofwaardig moeten worden geacht. Tot slot is ten onrechte een inreisverbod aan eiser opgelegd en is geen rekening gehouden met het feit dat hij zijn broer in Italië nu niet langer kan bezoeken. De eisers bewegingsvrijheid weegt zwaarder dan het belang van de Nederlandse staat. Beoordeling door de rechtbank
Toetsingskader
-
Het toetsingskader in LHBTI-zaken wordt gevormd door Werkinstructie (WI) 2019/17 en rechtspraak van de Afdeling. Bij het horen en beslissen moet verweerder rekening houden met het referentiekader
[11] van de vreemdeling en moet verweerder in ieder geval de volgende thema’s betrekken: -
Het zwaartepunt ligt bij het persoonlijke, authentieke verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen.
[12] Verweerder dient daarbij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in WI 2019/17 genoemde thema’s in hun onderlinge samenhang én in het licht van de overige verklaringen en eventueel overgelegd bewijsmateriaal te bezien.[13] Als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een homoseksuele gerichtheid niet wordt geaccepteerd en misschien zelfs strafbaar is, mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij inzicht kan geven in een denkproces over wat het betekent om anders te zijn dan de maatschappij of wet verlangt en hoe hij daar invulling aan geeft.
Objectieve documenten en WI 2024/6
- Dat de WI 2024/6 een verzwaarde bewijslast inhoudt, volgt de rechtbank niet. Het is niet onredelijk dat verweerder eerst heeft beoordeeld of eiser objectieve documenten heeft ingediend ter staving van zijn asielaanvraag.
[14] De vaststelling dat eiser geen objectieve documenten heeft overgelegd, zoals volgt uit stap 2a van deze WI, betekent niet dat het asielmotief per definitie ook ongeloofwaardig wordt geacht. In de WI 2024/6 staat immers dat verweerder met stap 2b rekening houdt met de omstandigheid dat van de vreemdeling doorgaans niet verwacht kan worden dat hij zijn relaas volledig met bewijsmateriaal staaft. Ook uit het bestreden besluit volgen geen aanknopingspunten voor de conclusie dat verweerder het asielmotief op voorhand ongeloofwaardig vindt wegens het gebrek aan objectieve documenten. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser heeft beoordeeld en deze verklaringen ongeloofwaardig vindt, omdat ze geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verweerder stelt zich voorts in het verweerschrift terecht op het standpunt dat niet valt in te zien welk nader onderzoek hij had moeten doen, omdat in stap 2b een algehele geloofwaardigheidsbeoordeling plaatsvindt. Verweerder was niet gehouden om te motiveren of eiser het voordeel van de twijfel moest worden gegund, aangezien dit pas aan de orde is indien wordt voldaan aan alle voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Ten aanzien van eisers verwijzing naar de prejudiciële vragen van zittingsplaats Roermond geldt dat het aan eiser is om toe te lichten hoe die vragen de onderhavige zaak raken. Dit heeft eiser nagelaten. Deze beroepsgrond slaagt derhalve niet.
Homoseksuele geaardheid
-
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eisers verklaringen wisselend, oppervlakkig en vaag zijn. Hierbij heeft verweerder het referentiekader van eiser kenbaar betrokken. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat eiser bij het indienen van zijn asielaanvragen in Italië en Nederland meerderjarig was. Om die reden heeft verweerder mogen verwachten dat eiser gedetailleerd en consistent verklaart.
-
Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn emoties, gedachten en gevoelens ten aanzien van zijn relatie met [naam 1] en zijn homoseksualiteit. Zo heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet kan verklaren hoe het gevoel van vriendschap tussen hem en [naam 1] naar verliefdheid is overgegaan en verklaart eiser wisselend over de wijze waarop hij omging met homoseksuele gevoelens in een maatschappij waarin dit niet geaccepteerd werd. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat [naam 1] voor hem anders maakte dan andere jongens. Dat eiser niet bezig was met zijn positieve gevoelens voor hem en dat hij destijds twaalf of dertien was en daarom hiervan geen analyse kan geven, leidt niet tot een ander oordeel. Het standpunt dat eiser slechts veronderstelde dat [naam 1] zou instemmen met een relatie en dat dit geen tegenstrijdige verklaring oplevert, is onvoldoende om op dit punt tot een ander oordeel te leiden. Zelfs indien verweerder deze tegenstrijdigheid laat vallen, neemt dit niet weg dat eisers met zijn verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven. Dat het op de weg van verweerder ligt om door te vragen en dat dit niet is gebeurd, is door eiser niet nader onderbouwd. Eiser is driemaal gehoord, waarbij hij uitvoerig de gelegenheid heeft gekregen om te verklaren. Hij is bovendien meermaals gevraagd zijn verklaringen verder toe te lichten.
[15] -
Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser onvoldoende heeft verklaard over de betrapping met [naam 1]. Gelet op het feit dat dit de kern van eisers asielaanvraag raakt, heeft verweerder kunnen overwegen dat van eiser gedetailleerde verklaringen mochten worden verwacht. In het bestreden besluit heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser tweemaal de gelegenheid heeft gehad om verdere details over de betrapping te leveren, maar dat hij dit heeft nagelaten. Verweerder heeft ondanks eisers aanvulling op het vrije relaas dat de moeder van [naam 1] later bij de betrapping aansloot, kunnen overwegen dat eisers verklaringen onvoldoende gedetailleerd zijn.
-
Verder heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser ook tegenstrijdig heeft verklaard in het aanvullend nader gehoor ten opzichte van het nader gehoor over zijn relaties na zijn vertrek uit Pakistan. Ondanks het gebrek aan diepgang in de relatie tussen eiser en [naam 2] heeft verweerder daarnaast van eiser mogen verwachten dat hij als volwassene meer had kunnen verklaren over deze relatie. Eisers stelling dat hij zich tijdens het nader gehoor heeft vergist, leidt niet tot een ander oordeel. Hij heeft de mogelijkheid gehad deze verklaringen te corrigeren of aan te vullen, maar heeft daar onvoldoende gebruik van gemaakt.
-
Eiser merkt terecht op dat hem ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling niet kan worden tegengeworpen dat hij geen contact heeft met de LHBTI-gemeenschap en organisaties. De rechtbank begrijpt echter uit verweerders toelichting ter zitting dat verweerder dit niet tegenwerpt, maar dat hij opmerkt dat dit niet vóór verweerders seksuele geaardheid spreekt. Verweerder overweegt niet ten onrechte dat eisers kennis over de LHBTI-gemeenschap en de situatie in Nederland niet afdoende is. De enkele stelling van eiser dat gelet op de langdurige asielprocedures en de impact die dit heeft op eiser, leidt tot depressie leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft dit standpunt in zijn individuele geval onvoldoende gemotiveerd door middel van medische documenten of anderszins. Eisers stelling dat dit een feit van algemene bekendheid is, volstaat niet.
Concrete vrees bij terugkeer
- Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij probleemloos een Pakistaans paspoort heeft kunnen aanvragen bij de Pakistaanse autoriteiten. Van iemand die stelt te vrezen voor onder andere de lokale Pakistaanse autoriteiten, mag worden verwacht dat hij niet meermaals zonder vrees zijn identiteitsdocumenten kan verkrijgen. Eiser heeft nagelaten zijn standpunt verder met objectieve documenten te onderbouwen.
- Verder heeft eiser nagelaten om mede gelet op de afwezigheid van de politie sinds de drie huisbezoeken bij zijn ouders thuis, te onderbouwen waarom hij nog te vrezen heeft voor de Pakistaanse autoriteiten bij terugkeer. De enkele stelling dat de afwezigheid van de politie niet betekent dat de daad niet strafbaar is, leidt niet tot een ander oordeel.
Algemene geloofwaardigheid van eiser en kennelijke afdoening
-
Verweerder heeft niet ten onrechte de verklaringen van [naam 3] als reden voor eisers vertrek uit Pakistan meegenomen in de beoordeling. De enkele stelling van eiser dat niet valt in te zien waarom de verklaringen van [naam 3] geloofwaardig moeten worden geacht, is onvoldoende gemotiveerd. Daarbij heeft eiser bij brief van 10 december 2024 de gelegenheid gekregen om inhoudelijk op de verklaringen te reageren, maar heeft hij dit nagelaten.
-
Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielmotieven dat hij in Italië niet heeft verklaard over zijn in Nederland naar voren gebrachte asielmotief. Verweerder heeft mogen verwachten dat eiser ook in Italië had verklaard over zijn homoseksuele relatie en de daaruit volgende problemen, omdat hij om deze reden Pakistan is ontvlucht. Eiser heeft meermaals verklaard in Italië wel hetzelfde asielmotief te hebben genoemd, maar dit volgt niet uit de informatie van de Italiaanse autoriteiten. Het ligt op de weg van eiser om te onderbouwen dat hij wel dezelfde verklaringen heeft afgelegd in Italië. De enkele stelling dat hij wel hetzelfde asielmotief in Italië heeft aangedragen is hiervoor onvoldoende. Gelet op de verschillend opgegeven asielmotieven heeft verweerder de asielaanvraag terecht afgedaan als kennelijk ongegrond vanwege de misleiding.
[16]
Inreisverbod
- Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, een vertrektermijn aan eiser kunnen onthouden
[17] en terecht aan eiser een inreisverbod opgelegd.[18] Dat eisers belang om zijn broer te kunnen bezoeken in Italië zwaarder weegt dan het belang van de Nederlandse staat is door hem niet nader onderbouwd en leidt reeds daarom niet tot een ander oordeel.
Conclusie en gevolgen
- Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 augustus 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b van de Vw.
Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw.
Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2024, ECLI:RVS:2024:2662.
Zoals bedoeld in artikel 31, zesde lid, onder a van de Vw.
Zoals bedoeld in artikel 31, zesde lid, onder c van de Vw.
Zoals bedoeld in artikel 31, zesde lid, onder e van de Vw.
Eiser verwijst hierbij naar de prejudiciële vragen die door zittingsplaats Roermond zijn gesteld in de zaken met het kenmerk ECLI:NL:RBDHA:2025:139 en ECLI:NL:RBDHA:2025:136 en een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, J.K. van 4 juni 2015, nr. 59166/12, ECLI:CE:ECHR:2016:0823JUD005916612 (J.K. e.a. t. Zweden).
Verweerder verwijst hierbij naar een link van een website met de URL: https://huisarts.bsl.nl/gezondheidsklachten-die-asielzoekers-vaker-hebben-dan-de-gemiddelde-nederlander/.
Eiser verwijst hierbij naar het Algemeen Ambtsbericht p. 73 e.v. over eerwraakmoorden.
Opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur, afkomst, etc.
Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2615.
Zie de uitspraak van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
Zie hiervoor bijvoorbeeld de zaak met het kenmerk ECLI:NL:RBDHA:2024:21853 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/) en ECLI:NL:RBDHA:2025:3340.
Zie hiervoor de verwijzingen in het voornemen naar pagina 18, 21 en 34 van het nader gehoor.
Artikel 30b, eerste lid, onder c, van de Vw.
Op grond van artikel 62, tweede lid, onder b, van de Vw.
Op grond van artikel 66a, eerste lid, onder a, van de Vw.