ECLI:NL:RBDHA:2025:17522 - Rechtbank: Melding over familielid rechtvaardigt redelijk vermoeden van illegaal verblijf - 24 september 2025
Uitspraak
Essentie
De Rechtbank Den Haag oordeelt dat een concrete melding over een illegaal verblijvende tweelingbroer een voldoende redelijk vermoeden van illegaal verblijf oplevert voor de vreemdeling die op het adres wordt aangetroffen. De daaropvolgende bewaring, het terugkeerbesluit en het inreisverbod zijn daarmee rechtmatig opgelegd.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.44899 en NL25.44918 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en
(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).
Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2025 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank:- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Overwegingen
Bestreden besluit 2
-
Eiser voert tegen de maatregel van bewaring aan dat de melding op basis waarvan een persoonsgerichte controle is gedaan op het adres [adres], waarna hij vervolgens is staandegehouden, niet concreet is. Niet blijkt van wanneer die melding dateert en van wie deze afkomstig. Gelet op de uitleg van verweerder ter zitting is de rechtbank van oordeel dat de melding voldoende concrete informatie bevatte over een illegaal verblijvend persoon op het voornoemde adres. De concrete melding was weliswaar gericht op de tweelingbroer van eiser, die illegaal op dat adres zou hebben verbleven, maar tijdens de persoonsgerichte controle op dit adres werd eiser aangetroffen. Onder verwijzing naar paragraaf A2/2.1 van de Vc
[1] levert dit een redelijk vermoeden van illegaal verblijf op. Dat niet bekend is wanneer de melding is gedaan bij het NVIK[2] maakt het opleggen van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig. Voor zover al sprake zou zijn van een overschrijding van tien maanden, is op zitting gebleken dat zorgvuldig onderzoek is gedaan door de betrokken instanties, waaronder de AVIM, naar de melding en valt daarmee de belangenafweging in het voordeel van verweerder uit. Bovendien is van belang dat gebleken is dat eiser al geruime tijd illegaal in Nederland verblijft. -
De rechtbank stelt vast dat de zware grond 3b niet is betwist en deze dus vast staat. De zware grond 3c is feitelijk juist. In het aan eiser verstrekte visum stond een vertrektermijn. Daaraan heeft eiser zich niet gehouden en ook is niet gebleken dat hij uit eigen beweging wenst te vertrekken naar Indonesië. Hij heeft meermaals aangegeven, ook ter zitting, dat hij wil blijven werken in Nederland om in het levensonderhoud van zijn familie te kunnen voorzien. De twee zware gronden kunnen de opgelegde maatregel dragen en maken al dat de maatregel terecht aan eiser is opgelegd. Lichte grond 4c is ook juist. Eiser staat namelijk niet ingeschreven in het BRP
[3] . Daarmee is dit eveneens een grond die aan de maatregel ten grondslag gelegd kan worden. Uit deze gronden volgt dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. -
Verweerder heeft hiermee tevens voldoende deugdelijk gemotiveerd waarom niet volstaan kon worden met een lichter middel. Eiser heeft niet de intentie Nederland te verlaten en terug te keren naar Indonesië. Hij wil graag hier te lande blijven werken.
Bestreden besluit 1
-
Het terugkeerbesluit wordt door eiser niet betwist. In dit besluit is bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten omdat gebleken is dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw juncto artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw wordt alsdan een inreisverbod uitgevaardigd. In het terugkeerbesluit, gepaard gaande met het inreisverbod, heeft verweerder dit voldoende deugdelijk gemotiveerd.
-
Het beroep tegen de bestreden besluiten is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
-
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.
Vreemdelingencirculaire 2000.
Nationaal Vreemdelingen Informatie Knooppunt.
Basisregistratie personen.