Artikel 227 (Voorwaarden en procedure adoptieverzoek)
1. Adoptie geschiedt door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Twee personen tezamen kunnen geen verzoek tot adoptie doen, indien zij krachtens artikel 41 geen huwelijk zouden mogen aangaan.
2. Het verzoek door twee personen tezamen kan slechts worden gedaan, indien zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Het verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, kan slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. De in de tweede zin bedoelde voorwaarde geldt evenwel niet indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en die ouder.
3. Het verzoek kan alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan.
4. Indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en de ouder, en het kind door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is verwekt en een door het College, bedoeld in die wet, ter bevestiging hiervan afgegeven verklaring wordt overgelegd waaruit blijkt dat de identiteit van de donor aan de vrouw bij wie de kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden onbekend is, wordt het verzoek toegewezen, tenzij de adoptie kennelijk niet in het belang van het kind is of niet is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228.
5. Zijn de voornamen van het kind niet bekend, dan stelt de rechter, nadat hij de adoptant of adoptanten en het kind, indien dat twaalf jaren of ouder is, heeft gehoord, bij de adoptiebeschikking tevens een of meer voornamen vast.
6. In zaken van adoptie is de minderjarige ouder bekwaam in rechte op te treden.
Uitleg in duidelijke taal
1. Adoptie geschiedt door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Twee personen tezamen kunnen geen verzoek tot adoptie doen, indien zij krachtens artikel 41 geen huwelijk zouden mogen aangaan.
Dit lid bepaalt dat adoptie tot stand komt door een uitspraak van de rechtbank. Een dergelijk verzoek kan worden ingediend door twee personen gezamenlijk of door één persoon alleen. Het stelt verder dat twee personen gezamenlijk geen adoptieverzoek kunnen indienen als zij op grond van artikel 41 van het Burgerlijk Wetboek geen huwelijk met elkaar zouden mogen sluiten.
2. Het verzoek door twee personen tezamen kan slechts worden gedaan, indien zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Het verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, kan slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. De in de tweede zin bedoelde voorwaarde geldt evenwel niet indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en die ouder.
Dit lid stelt dat een adoptieverzoek door twee personen tezamen alleen kan worden ingediend als zij direct vóór het indienen van het verzoek minimaal drie jaar onafgebroken met elkaar hebben samengewoond. Voor een adoptant die de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel is van de ouder van het kind, geldt dat een verzoek alleen kan worden gedaan als deze adoptant minimaal drie jaar onafgebroken direct vóór het indienen van het verzoek met die ouder heeft samengewoond. Deze laatstgenoemde voorwaarde van drie jaar samenleven is echter niet van toepassing als het kind binnen de relatie van de adoptant en die ouder is geboren of zal worden geboren.
3. Het verzoek kan alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan.
- de adoptie moet duidelijk in het belang van het kind zijn (kennelijk belang);
- op het moment van het adoptieverzoek moet vaststaan én voor de toekomst redelijkerwijs te verwachten zijn dat het kind geen ouderlijke zorg of ondersteuning meer zal ontvangen van zijn oorspronkelijke ouder of ouders (in de hoedanigheid van ouder);
- er moet voldaan zijn aan de voorwaarden die in artikel 228 van het Burgerlijk Wetboek worden genoemd.
4. Indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en de ouder, en het kind door en tengevolge van kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is verwekt en een door de stichting, bedoeld in die wet, ter bevestiging hiervan afgegeven verklaring wordt overgelegd waaruit blijkt dat de identiteit van de donor aan de vrouw bij wie de kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden onbekend is, wordt het verzoek toegewezen, tenzij de adoptie kennelijk niet in het belang van het kind is of niet is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228.
Dit lid beschrijft een specifieke situatie: als een kind binnen de relatie van de adoptant en de ouder is of wordt geboren, en dit kind is verwekt door kunstmatige donorbevruchting (zoals gedefinieerd in artikel 1, onder c, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting), dan wordt het adoptieverzoek toegewezen. Hiervoor is vereist dat er een verklaring wordt overgelegd, afgegeven door de in die wet bedoelde stichting, die bevestigt dat de kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden en dat de identiteit van de donor onbekend is aan de vrouw bij wie de bevruchting plaatsvond. Het verzoek wordt in dit geval toegewezen, tenzij de adoptie kennelijk niet in het belang van het kind is, of als niet voldaan is aan de voorwaarden genoemd in artikel 228.
5. Zijn de voornamen van het kind niet bekend, dan stelt de rechter, nadat hij de adoptant of adoptanten en het kind, indien dat twaalf jaren of ouder is, heeft gehoord, bij de adoptiebeschikking tevens een of meer voornamen vast.
Dit lid regelt de situatie waarin de voornamen van het te adopteren kind onbekend zijn. In dat geval zal de rechter, als onderdeel van de adoptiebeschikking, één of meerdere voornamen voor het kind vaststellen. Voordat de rechter dit doet, moet hij de adoptant (of adoptanten) horen en ook het kind zelf, mits het kind twaalf jaar of ouder is.
6. In zaken van adoptie is de minderjarige ouder bekwaam in rechte op te treden.
Dit lid stelt dat een ouder die minderjarig is, in adoptiezaken zelfstandig juridische handelingen mag verrichten en dus als procespartij kan optreden (bekwaam in rechte op te treden).