Uitspraak inhoud

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 24-7657

Zaaknummer: C/09/674630

Datum beschikking: 12 augustus 2025

Beschikking op het op 17 juli 2024 bij de rechtbank Amsterdam ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,

hierna ook: [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , dan wel gezamenlijk: verzoekers of wensouders, wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , advocaat mr. C.C.A. Ouwens te Amsterdam.

Als belanghebbende worden aangemerkt:

[de (draag)moeder] ,

de (draag)moeder, wonende te [land] .

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,

zetelend te 's-Gravenhage, de ambtenaar.

Procedure

Bij beschikking van 7 oktober 2024 heeft de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaard en de zaak – in de stand waarin deze zich bevond – verwezen naar deze rechtbank.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

  • het verzoekschrift, met bijlagen;

  • de brief van 19 augustus 2024 van de ambtenaar;

  • het F9-formulier van 3 september 2024, met bijlage, van verzoekers;

  • de brief van 4 november 2024 van de ambtenaar;

  • de brief van 11 november 2024 van de ambtenaar;

  • het rapport van onderzoek van 20 december 2024 verricht door de Raad voor de

Kinderbescherming;

  • twee F9-formulieren van 2 januari 2025, met bijlagen, van verzoekers;

  • het F9-formulier van 20 januari 2025, met bijlage, van verzoekers;

  • de brief van 1 juli 2025 van de ambtenaar;

  • het F9-formulier van 8 juli 2025, met bijlagen, van verzoekers.

Op 15 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers met hun advocaat en [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming. De ambtenaar heeft bij brief van 1 juli 2025 laten weten niet op de zitting te zullen verschijnen.

Feiten

De volgende feiten blijken uit de overgelegde stukken.

Verzoek

Het verzoekschrift – na wijziging – strekt ertoe dat de rechtbank:

de adoptie uitspreekt van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2023 te [geboorteplaats 1] , [geboorteland 2] door [verzoeker 2] ;

vaststelt dat de erkenning van [minderjarige] door [verzoeker 1] op 17 april 2023 bij de gemeente [geboorteplaats 1] , [geboorteland 2] , rechtsgeldig heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan [verzoeker 1] de juridisch vader van [minderjarige] is;

verstaat dat de familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en [verzoeker 1] na de adoptie door [verzoeker 2] in stand blijft;

[verzoeker 1] te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] ;

verstaat verzoekers met ingang van de datum waarop de beslissing met betrekking tot de adoptie onherroepelijk is geworden gezamenlijk zijn belast met het gezag over [minderjarige] ;

de wijzing gelast van de voornaam van ‘ [voornaam 1] ’ in ‘ [voornaam 2] ’;

verklaart dat de geslachtsnaam van [minderjarige] ‘ [geslachtsnaam 1] ’ zal zijn;

de geboortegegevens van [minderjarige] vaststelt overeenkomstig het verzoek van verzoekers;

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage gelast een latere vermelding van de erkenning, de adoptie en de voornaamswijziging aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.

Beoordeling

Rechtsmacht Op grond van artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.

Positie van de draagmoeder De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. De rechtbank zal de draagmoeder evenwel niet als belanghebbende aanmerken. De draagmoeder heeft immers in een notariële verklaring toestemming gegeven voor de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] . Dit impliceert naar het oordeel van de rechtbank dat zij afstand heeft gedaan van haar ouderlijke rechten. De rechtbank zal daarom geen afschrift van deze beschikking aan de draagmoeder doen toekomen.

Het draagmoederschapstraject Zoals uit de feiten blijkt, hebben de wensouders een draagmoederschapstraject gevolgd waarvoor zij een kliniek in Noord-Cyprus hebben ingeschakeld. Gebleken is dat in het traject gebruik is gemaakt van een anonieme eiceldonatrice met wie geen overeenkomst is gesloten. Er is gebruik gemaakt van een draagmoeder uit [land] , die in de vijfde maand van haar zwangerschap naar [geboorteland 2] moest afreizen, om daar te bevallen in een ziekenhuis waarmee de kliniek in Noord-Cyprus een samenwerkingsovereenkomst heeft. Dit betekent dat de draagmoeder gedurende langere tijd haar gezin in [land] heeft moeten achterlaten om af te reizen naar een land dat op ruim 6000 kilometer afstand ligt van haar woonplaats. Niet gebleken is dat de eiceldonatrice en de draagmoeder juridische en psychologische begeleiding hebben gehad gedurende het traject. Bovendien is er in het gehele traject geen sprake geweest van een rechterlijke toets. Zoals op de zitting met verzoekers uitgebreid is besproken, is er hier sprake geweest van een zeer onzorgvuldig traject. Het is onwenselijk dat een dergelijk traject wordt ingezet, waarbij er geen enkele rechtsbescherming is voor de betrokken vrouwen, die ieder een zwaar medisch traject hebben ondergaan. Daarnaast zullen de kinderen die uit dit traject worden geboren zeer waarschijnlijk nooit kunnen achterhalen van wie zij in de vrouwelijke lijn afstammen. Zoals de Raad voor de Kinderbescherming ook heeft aangeven in zijn rapport, zijn verzoekers weinig kritisch geweest op het proces rond de totstandkoming van de zwangerschap en hebben zij, gedreven door hun kinderwens, aannames gedaan die vooraf niet door hen zijn gecheckt en/of vastgelegd en achteraf ook onjuist bleken te zijn.

Gelet op het onzorgvuldige traject kunnen de in de [geboorteland 2] geboorteakte van [minderjarige] vastgelegde familierechtelijke betrekkingen niet in Nederland worden erkend wegens strijd met de openbare orde (de rechtbank verwijst naar wat hierna wordt overwogen onder het kopje ‘vaststellen geboortegegevens [minderjarige] ’). De rechtbank dient dan ook eerst te beoordelen tot wie [minderjarige] ten tijde van zijn geboorte in familierechtelijke betrekking is komen te staan.

Familierechtelijke betrekkingen ten tijde van de geboorte van [minderjarige]

Toepasselijk recht Of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de vrouw uit wie het is geboren, wordt op grond van artikel 10:99 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en het kind of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.

De rechtbank is van oordeel dat uit de gedurende de procedure overgelegde stukken voldoende aannemelijk is gemaakt dat de draagmoeder staatsburger van [land] is. Omdat [minderjarige] op het moment van zijn geboorte alleen in familierechtelijke betrekking tot de draagmoeder stond, was hij op grond van [land] recht op dat moment ook staatsburger van [land] . De draagmoeder en [minderjarige] hadden op het moment van zijn geboorte dus deze nationaliteit gemeenschappelijk.

De rechtbank stelt vast dat op grond van het [land] recht [minderjarige] ten tijde van zijn geboorte in familierechtelijke betrekkingen is komen te staan tot de draagmoeder als moeder.

De verzoeken onder VI en VIII: Vaststellen geboortegegevens en voornaamswijziging

De rechtbank komt aan het vaststellen van de geboortegegevens van [minderjarige] toe als er geen sprake is van een akte van geboorte, die overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd en kan worden ingeschreven in de registers.

De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat de [geboorteland 2] geboorteakte van [minderjarige] niet voor inschrijving in het register van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage in aanmerking komt. Uit wat hierboven al is overwogen, is ook de rechtbank van oordeel dat de [geboorteland 2] geboorteakte van [minderjarige] niet voor erkenning en inschrijving in aanmerking komt, omdat er sprake is van strijd met de openbare orde, wegens een onzorgvuldig draagmoederschapstraject, waarbij [minderjarige] ook nooit zal kunnen achterhalen van wie hij in de vrouwelijke lijn afstammen, omdat er gebruik is gemaakt van een anonieme eiceldonatrice.

Nu de Tsjechische geboorteakte niet kan worden ingeschreven en sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:25c BW, zal de rechtbank de geboortegegevens van [minderjarige] vaststellen. De ambtenaar heeft geadviseerd omtrent de wijze van vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige] . Verzoekers hebben hiermee ingestemd. De rechtbank gaat ervan uit de ambtenaar met betrekking tot de geslachtsnaam van [minderjarige] per vergissing de voornamen van de draagmoeder heeft opgenomen, waar dat evident de geslachtsnaam van de draagmoeder moet zijn. De ambtenaar laat in het midden welke schrijfwijze van de eerste voornaam van de moeder moet worden gevolgd: die uit de bij de akte van erkenning gevoegde verklaring van de draagmoeder blijkt, of die uit de Tsjechische geboorte- en erkenningsakte.

De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de in het geding gebrachte stukken voldoende aanwijzingen zijn verkregen omtrent de omstandigheden waaronder en de datum waarop de geboorte van [minderjarige] moet hebben plaatsgehad.

De rechtbank zal op grond van artikel 1:25c, derde lid, BW de geboortegegevens van [minderjarige] als volgt vaststellen:

Geslachtsnaam : [geslachtsnaam 2]Voornamen : [voornaam 1]Geboortedatum : [geboortedatum 2] 2023Geboorteplaats : [geboorteplaats 1] , [geboorteland 2]Geslacht : m (mannelijk) Geslachtsnaam moeder : [de (draag)moeder]Voornamen moeder : [de (draag)moeder]Geboortedatum moeder : [geboortedatum 1] 1994Geboorteplaats moeder : [geboorteplaats 2] , [geboorteland 1] Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een zwaarwichtig belang bij toewijzing van het verzoek tot voornaamswijziging. De gevraagde voornamen ‘ [voornaam 2] ’ zijn geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen. Dat betekent dat er een latere vermelding aan de geboorteakte zal worden toegevoegd.

Verzoek onder II: erkenning Op het verzoek is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 10:100 lid 1 BW bepaalt dat een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd, in Nederland van rechtswege wordt erkend, tenzij:

a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;

b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of

c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.

In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 lid 1, onder b en c, BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte

Omdat zich met betrekking tot de erkenning als zodanig geen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 10:100 BW voordoet, [verzoeker 1] is immers de biologische vader die zijn vaderschap in het belang van [minderjarige] ook juridisch heeft willen vastleggen, wordt de in de geboorteakte neergelegde afstammingsrelatie tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] erkend. Het daarop gerichte verzoek onder II wordt daarom toegewezen.

Verzoek onder IV: het gezag Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag.

[verzoeker 1] en de draagmoeder zijn op grond van artikel 1:251b BW met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] belast. Het gezamenlijk gezag kan op grond van artikel 1:253n BW worden beëindigd bij gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Als één van deze gevallen zich voordoet, zal vervolgens beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW vermelde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen dan wel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.

[minderjarige] wordt sinds zijn geboorte door verzoekers verzorgd en opgevoed. De draagmoeder speelt in die zin geen rol in het leven van [minderjarige] . Uit de draagmoederovereenkomst volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de draagmoeder nooit de intentie heeft gehad een ouderrol voor [minderjarige] te vervullen en uit de overgelegde notariële verklaring begrijpt de rechtbank dat de draagmoeder afstand doet van haar ouderlijke rechten. Verzoekers nemen sinds de geboorte van [minderjarige] zonder haar beslissingen over hem. De rechtbank acht het daarom anderszins in het belang van [minderjarige] dat het gezag van de draagmoeder wordt beëindigd en [verzoeker 1] met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] wordt belast.

Verzoeken onder I en VII: de adoptie en de geslachtsnaam Op grond van artikel 10:105, eerste lid, BW is op een in Nederland uit te spreken adoptie, behoudens het tweede lid, het Nederlandse recht van toepassing. Op grond van 10:105, tweede lid, BW is het recht van [land] van toepassing op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de draagmoeder.

Zoals hiervoor vermeld, is [minderjarige] geboren als gevolg van een draagmoederschapstraject. In deze beschikking is beslist dat [verzoeker 1] met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] zal worden belast. Dit betekent dat de draagmoeder, nadat deze beschikking onherroepelijk is geworden, niet langer het gezag over [minderjarige] heeft. [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1980 te [geboorteplaats 3] , en [verzoeker 2] , geboren op [geboortedatum 4] 1980 te [geboorteplaats 4] , [geboorteland 3] , leven samen sinds 12 juni 2009. Verzoekers hebben dus ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met elkaar samengeleefd. [verzoeker 2] heeft met [verzoeker 1] sinds de geboorte van [minderjarige] op [geboortedatum 2] 2023 en dus gedurende ten minste één jaar [minderjarige] verzorgd en opgevoed.

Bij de stukken bevindt zich een gelegaliseerde en vertaalde verklaring van de draagmoeder van [minderjarige] , waarbij zij meedeelt akkoord te gaan met de adoptie van [minderjarige] ten gunste van [verzoeker 2] .

De Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) heeft onderzoek verricht naar de vraag of adoptie door [verzoeker 2] in het belang is van [minderjarige] . De Raad heeft geadviseerd het verzoek toe te wijzen in het geval uit DNA-onderzoek blijkt dat [verzoeker 1] de biologische vader is van [minderjarige] , wat het geval is, zoals blijkt uit het overgelegde rapport van DNA-onderzoek. De Raad heeft in de procedure met betrekking tot halfbroer [naam 3] geadviseerd om door middel van een DNA-onderzoek vast te laten stellen of [naam 3] verwant is aan [minderjarige] , die ook uit een draagmoederschapstraject, volgens verzoekers met dezelfde eiceldonatrice, is geboren en ook in het gezin van verzoekers opgroeit. Dit zal beide kinderen in de toekomst helpen bij hun identiteitsontwikkeling, aldus de Raad. Verzoekers hebben hieraan voldaan en hebben een kopie van de uitslag van een DNA Test Report Verwantschapsanalyse van 11 februari 2025 overgelegd, verricht door DNA Diagnostics Center Consanguinitas, waaruit blijkt dat [naam 3] en zijn halfbroer [minderjarige] dezelfde voorouder aan moederszijde hebben.

[minderjarige] is te jong om te kunnen begrijpen wat de gevolgen van de adoptie zijn. Het is de rechtbank voldoende gebleken dat [minderjarige] over de gevolgen van de adoptie zal worden voorgelicht in de mate die past bij zijn leeftijd en peil van ontwikkeling.

Gelet op het voorgaande wordt de adoptie door [verzoeker 2] in het belang van [minderjarige] geacht. Nu ook aan de overige voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 BW – voor zover in deze zaak van toepassing – is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen.

Verzoekers hebben verklaard dat zij wensen dat de geslachtsnaam van [minderjarige] ‘ [geslachtsnaam 1] ’ zal zijn. Dit verzoek zal op grond van artikel 1:5, derde lid, BW worden toegewezen.

Verzoek onder III: familierechtelijke betrekking [verzoeker 1] Volledigheidshalve overweegt de rechtbank dat de familierechtelijke betrekkingen met [verzoeker 1] ook na de adoptie in stand blijven. De rechtbank neemt dit niet op in het dictum van de beschikking nu dit op grond van artikel 1:229, derde lid, BW uit de wet volgt.

Verzoek onder V: gezamenlijk gezag Nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, zullen verzoekers op grond van artikel 1:229, vierde lid, BW met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] zijn belast. Nu ook dit gevolg uit de wet volgt, zal de rechtbank hierover niets opnemen in het dictum van de beschikking.

De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub m van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

Het verzoek onder IX: het gelasten van de ambtenaar van de burgerlijke stand tot het plaatsen van latere vermeldingen De rechtbank zal de ambtenaar van de burgerlijke stand gelasten een latere vermelding van de erkenning door [verzoeker 1] toe te voegen aan de op te maken vervangende geboorteakte van [minderjarige] . De rechtbank wijst dit verzoek ten aanzien van de adoptie en voornaamswijziging af nu dit uit artikel 1:20, eerste lid, onder a, BW, volgt.

Beslissing

De rechtbank:

stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte van [minderjarige] noodzakelijke gegevens vast:

Geslachtsnaam : [geslachtsnaam 2]Voornamen : [minderjarige]Geboortedatum : [geboortedatum 2] 2023Geboorteplaats : [geboorteplaats 1] , [geboorteland 2]Geslacht : m (mannelijk) Geslachtsnaam moeder : [de (draag)moeder]Voornamen moeder : [de (draag)moeder]Geboortedatum moeder : [geboortedatum 1] 1994Geboorteplaats moeder : [geboorteplaats 2] , [geboorteland 1] * verklaart voor recht dat de erkenning van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2023 te [geboorteplaats 1] , [geboorteland 2] , door [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1980 te [geboorteplaats 3] , gedaan op 17 april 2023 ten overstaan van de burgerlijke stand van de stad [geboorteplaats 1] , [geboorteland 2] , op grond van artikel 10:101 BW wordt erkend;

gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage om een latere vermelding van de erkenning toe te voegen aan de nog op te maken vervangende geboorteakte van de minderjarige [minderjarige] ;

bepaalt dat voortaan alleen aan de vader, [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1980 te [geboorteplaats 3] , het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige] , en verklaart deze gezagsbeslissing uitvoerbaar bij voorraad;

spreekt uit – onder de voorwaarde dat de beslissing met betrekking tot de verklaring voor recht ten aanzien van de erkenning onherroepelijk is geworden – de adoptie van: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2023 te [geboorteplaats 1] , [geboorteland 2] , door [verzoeker 2] , geboren op [geboortedatum 4] 1980 te [geboorteplaats 4] , [geboorteland 3] , juridisch ouder naast: [verzoeker 1] ;

onder vermelding van de verklaring van verzoeker ten overstaan van de rechtbank dat [minderjarige] de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam 1] ’ zal hebben;

gelast de wijziging van de voornamen van [minderjarige] van ‘ [voornaam 1] ’ in ‘ [voornaam 2] ’;

bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;

wijst af het meer of anders verzochte.