Uitspraak inhoud

Familie en Jeugd

locatie Alkmaar

adoptie

zaak-/rekestnr.: C/15/348224 / FA RK 24-249

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 9 juli 2025

in de zaak van:

[verzoeker] , wonende te [plaats] , hierna mede te noemen: verzoeker, advocaat: mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar,

-tegen-

[de vader] , wonende te [plaats] , [land] , hierna mede te noemen: de vader,

strekkende tot de adoptie van:

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder], wonende te [plaats] , hierna mede te noemen: de moeder,

en

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag, gevestigd te Den Haag, hierna mede te noemen: de ambtenaar.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure opgeroepen: de Raad voor de Kinderbescherming te Haarlem, hierna te noemen: de Raad.

1 Procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker van 2 januari 2024, ingekomen op

4 januari 2024;

  • de brieven van de ambtenaar van 23 februari 2024, 13 maart 2024 en 21 mei 2024;

  • de berichten, met bijlagen, van de advocaat van verzoeker van 18 april 2024 en

18 juli 2024;

  • de brief van de Raad van 5 februari 2024 en het rapport en advies van de Raad van 27 juni 2024;

  • de tevens openbare oproep van de vader in de Staatscourant van 23 april 2025.

1.2. De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 juli 2025 in aanwezigheid van verzoeker, bijgestaan door mr. E.P.J. Appelman en de moeder. De Raad is niet verschenen. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.

1.3. De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben een gesprek gevoerd met de kinderrechter en daarbij hun mening kenbaar gemaakt. De korte inhoud is ter zitting met de aanwezigen gedeeld.

2 Feiten en omstandigheden

2.1. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn geboren uit de affectieve relatie van de moeder en de vader.

2.2. De vader heeft de kinderen erkend.

2.3. Verzoeker en de moeder hebben sinds 2015 een relatie. Zij zijn op [huwelijksdatum] gehuwd. Sinds december 2020 wonen zij samen met de kinderen op hetzelfde adres in Nederland.

2.4. De moeder en de kinderen hebben thans de Nederlandse nationaliteit.

2.5. Bij beschikking van deze rechtbank van 4 december 2024 is het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en is de moeder belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen.

3 Beoordeling

verzoek

3.1. Verzoeker heeft de rechtbank verzocht de adoptie van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] door hem uit te spreken. De onderbouwing van het verzoek komt, samengevat, op het volgende neer. De vader is sinds de zwangerschap van de moeder van [de minderjarige 2] buiten beeld. Verzoeker heeft sinds 2015 een relatie met de moeder. Hij ging meerdere keren per jaar voor langere tijd naar [land] en daar vormden zij al met elkaar een gezin. In 2019 zijn verzoeker en de moeder gehuwd en sinds december 2020 wonen zij met elkaar in Nederland. De kinderen zijn volledig ingeburgerd in Nederland. Ze doen het goed op school, zijn actief in het verenigingsleven en hebben vriendinnetjes. Ook gaat het gezin geregeld op vakantie. Er is sprake van een hecht gezin en een verdiepte familieband. Verzoeker stelt dat de vader in 2020 de [nationaliteit] nationaliteit heeft verkregen en sindsdien in de [land] verblijft. Er is sporadisch contact via Whatsapp, vaak op initiatief van verzoeker en de moeder, maar de reacties zijn onvoorspelbaar en erg kort. De kinderen tonen weinig interesse in de vader en spreken uit dat zij willen dat verzoeker hun vader wordt. De kinderen hebben er belang bij dat verzoeker zijn vaderrol zal blijven vervullen. Adoptie zal deze zekerheid in ieder geval in juridische zin bieden. internationaal privaatrechtelijke aspecten

3.2. Verzoeker, de moeder en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. De vader heeft een voor de rechtbank onbekende nationaliteit, maar hij heeft in ieder geval niet de Nederlandse nationaliteit. Deze zaak draagt daarom een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en zo ja, welk recht van toepassing is op het verzoek.

3.3. Op grond van het bepaalde in artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, nu verzoeker, de moeder en de kinderen hun woonplaats in Nederland hebben.

3.4. Op grond van artikel 10:105 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is op een in Nederland uit te spreken adoptie het Nederlands recht van toepassing, met dien verstande, dat op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit toepasselijk is. Hieruit volgt dat op de gevraagde stiefouderadoptie Nederlands recht van toepassing is, maar dat op de daarvoor benodigde toestemming van de moeder en de vader het recht van de nationaliteit van de kinderen van toepassing is. Nu de kinderen de Nederlandse nationaliteit bezitten, is Nederlands recht van toepassing op de toestemming van de moeder en de vader.

adoptie

3.5. Om tot een stiefouderadoptie te komen, dient te zijn voldaan aan de gronden als bepaald in artikel 1:227 BW en de voorwaarden als bepaald in artikel 1:228 BW, voor zover deze betrekking hebben op een stiefouderadoptie.

3.6. Stiefouderadoptie is op grond van artikel 1:227, tweede en derde lid BW mogelijk als: • verzoeker en de moeder onafgebroken drie jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek hebben samengeleefd; • de adoptie in het kennelijk belang van de kinderen is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de kinderen niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan.

3.7. De voorwaarden voor stiefouderadoptie genoemd in artikel 1:228 BW zijn: • dat de kinderen op de dag van het eerste verzoek minderjarig zijn, en dat de kinderen ter gelegenheid van hun verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek hebben doen blijken; • dat de kinderen geen kleinkind zijn van verzoeker; • dat verzoeker ten minste achttien jaar ouder is dan de kinderen; • dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt; • dat verzoeker en de moeder de kinderen gedurende tenminste een jaar gezamenlijk hebben verzorgd en opgevoed; • dat de moeder alleen of samen met verzoeker het gezag over de kinderen heeft.

3.8. De Raad heeft onderzoek gedaan en rapport en advies uitgebracht.

De Raad acht de adoptie in het kennelijk belang van de kinderen. Verzoeker vervult al meer dan negen jaar een belangrijke rol in het leven van de kinderen en is voor hen een vaderfiguur. Er is sprake van een hechte band en de kinderen willen graag dat verzoeker officieel hun vader wordt. Met de vader hebben de kinderen nooit een dergelijke band ervaren, hij is grotendeels niet bij hun leven betrokken geweest. De Raad ziet geen negatieve gevolgen voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen. De kinderen weten wie hun vader is en dat de mogelijkheid tot contact met hem en/of zijn familie blijft bestaan. De Raad is van mening dat de kinderen niets meer van de vader hebben te verwachten in zijn rol als ouder. Tot slot acht de Raad de gewenste achternaamswijziging eveneens in hun belang. De kinderen geven aan een achternaam te dragen van iemand die zij niet kennen en dat voelt vreemd aan voor hen. De Raad adviseert tot toewijzing van het verzoek.

3.9. De kinderen hebben met de kinderrechter gesproken en aangegeven dat zij geen bezwaar hebben tegen de adoptie door verzoeker. De kinderen vinden het vervelend dat de gezinssituatie in Nederland niet voor iedereen om hen heen duidelijk is en zij vragen krijgen over hun achternaam en hun gezinssituatie. De kinderen beschouwen verzoeker als hun vader en willen door hem worden geadopteerd en daarna zijn achternaam dragen.

3.10. Gelet op het bepaalde in artikel 10:105 BW is de eerste vraag die moet worden beantwoord of de moeder en de vader naar Nederlands recht toestemming dienen te geven voor de adoptie. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend, nu in artikel 1:228, eerste lid, onder d BW is bepaald dat een voorwaarde voor adoptie is dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt.

3.11. De moeder heeft ingestemd met de adoptie en het verzoek aldus niet tegengesproken.

3.12. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. De vader heeft op geen enkele manier zijn standpunt aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Tegenover de Raad heeft de vader gesteld niet in te stemmen met de adoptie, maar een verder gesprek is er niet geweest met de vader. De vader heeft het telefoongesprek met de Raad beëindigd en was niet bereid om verdere contactgegevens te geven voor een verdere afspraak. Verzoeker en de moeder hebben met de vader via Whatsapp en e-mailberichten contact gehad over het verzoek en de zitting. De vader heeft daarbij aangegeven in ieder geval niet in te stemmen met een achternaamswijziging van de kinderen.

3.13. De rechtbank is van oordeel dat, voor zover de vader het verzoek tegenspreekt, aan deze tegenspraak voorbij kan worden gegaan. Tegenspraak dient ter gelegenheid van de zitting tegenover de rechter plaats te vinden[1]. De rechtbank stelt vast dat de vader niet is verschenen en het verzoek niet door middel van een door een advocaat ingediend verweerschrift heeft tegengesproken.

Daarbij merkt de rechtbank op dat aan de tegenspraak van een ouder voorbij kan worden gegaan, indien deze ouder en het kind niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd, zoals bepaald in artikel 1:228, lid 2 onder a BW. Niet weersproken is dat de vader en de moeder reeds tijdens de zwangerschap van de moeder van [de minderjarige 2] uit elkaar waren. [de minderjarige 2] heeft dan ook nooit met de vader in gezinsverband geleefd en [de minderjarige 1] nauwelijks. Ook om die reden kan aan de tegenspraak van de vader worden voorbijgegaan.

3.14. De rechtbank heeft op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, de overtuiging dat de gevraagde adoptie in het kennelijk belang van de kinderen is. Het is voor de kinderen belangrijk dat de gezinssituatie waarin zij samen met de moeder en verzoeker al jarenlang leven wordt geformaliseerd. De vader vervult vanaf dat [de minderjarige 1] zeer jong is en vanaf de geboorte van [de minderjarige 2] geen enkele rol in hun opvoeding en verzorging. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de kinderen thans en naar voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien niets meer van hun vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben.

3.15. De rechtbank is van oordeel dat ook aan de overige gronden genoemd in artikel 1:227 BW is voldaan. De rechtbank is tevens van oordeel dat aan de overige in artikel 1:228 BW genoemde wettelijke voorwaarden is voldaan, zodat het verzoek zal worden toegewezen.

rechtsgevolgen

3.16. Door de adoptie komen de kinderen en de stiefvader en zijn bloedverwanten in familierechtelijke betrekking tot elkaar te staan. Tegelijkertijd houdt de familierechtelijke betrekking tussen de kinderen en hun vader en zijn bloedverwanten op te bestaan (artikel 1:229 BW). Dit betekent niet dat contact tussen de vader en de kinderen niet meer mogelijk zou zijn. De rechtbank hecht eraan te benadrukken dat de vader altijd de biologische vader van de kinderen blijft en het de kinderen uiteraard altijd vrij staat om contact met hem te hebben.

3.17. De adoptie heeft haar gevolgen vanaf de dag, waarop de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan (artikel 1:230 BW). Dit betekent dat de adoptie pas van kracht wordt nadat er drie maanden zijn verstreken na de datum van de beschikking en er geen hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing.

gezag

3.18. Op grond van artikel 1:251 BW zullen de moeder en verzoeker gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen.

aantekening in het centraal gezagsregister

3.19. De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub m van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking doet toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

naamskeuze

3.20. Ten aanzien van een geslachtsnaam bij stiefouderadoptie is, voor zover hier van belang, in artikel 1:5 lid 3, vanaf de derde volzin BW bepaald dat, indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot de geregistreerde partner van een ouder komt te staan, het zijn geslachtsnaam houdt, tenzij de ouder en diens geregistreerde partner gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam zal hebben van die ouder dan wel de geslachtsnaam van de geregistreerde partner of van hun beiden in een vrij te bepalen volgorde of van één van hen in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind in een vrij te bepalen volgorde, dan wel de geslachtsnaam van die ouder. De rechterlijke uitspraak inzake de adoptie vermeldt de verklaring omtrent de geslachtsnaamkeuze.

Verzoeker en de moeder hebben gekozen voor de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam] ’. De kinderen hebben aangegeven daarmee in te stemmen. De namen van de minderjarigen zullen na de adoptie dan ook luiden: [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .

inschrijving van de geboorteakte en verwerking van de adoptie en naamswijzigingen in de Nederlandse registers

3.21. Op grond van artikel 1:25 lid 5 BW gelast de rechtbank die de adoptie uitspreekt ambtshalve afzonderlijk de inschrijving van de in het eerste en het tweede lid bedoelde akte van geboorte.

3.22. Bij de stukken bevinden zich de geboorteakten van de kinderen uit [land] . Uit deze geboorteakten blijkt dat de vader de geboorte van de kinderen heeft aangegeven en dat hij daarmee (naar [nationaliteit] recht) vrijwillig heeft ingestemd met de erkenning van de kinderen.

3.23. De rechtbank zal gelasten dat deze stukken worden ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Den Haag. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de ambtenaar heeft aangegeven dat voormelde stukken voldoen aan de legalisatievereisten en dat duidelijk is hoe de afstamming tot de vader is ontstaan en de ambtenaar om die reden geen bezwaar heeft tegen een last tot inschrijving van deze stukken.

3.24. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4 Beslissing

4.1. spreekt uit de adoptie van de minderjarigen van het vrouwelijk geslacht:

door [verzoeker] voornoemd;

4.2. verstaat dat de geslachtsnaam van genoemde minderjarigen zal zijn: [geslachtsnaam];

4.3. gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag de hierboven onder 3.21. weergegeven stukken in te schrijven, waarvan een kopie bij deze beschikking is gevoegd;

4.4. gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende aktes toe te voegen;

4.5. bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;

4.6. draagt de griffier – op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.

Rechtbank Limburg 4 april 2016: ECLI:NL:RBLIM:2016:1296


Voetnoten

Rechtbank Limburg 4 april 2016: ECLI:NL:RBLIM:2016:1296