ECLI:NL:RBDHA:2025:15321 - Rechtbank Den Haag - 12 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2345
Zaaknummer: C/09/664002
Datum beschikking: 12 augustus 2025
Beschikking op het op 26 maart 2024 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
hierna ook: [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , dan wel gezamenlijk: verzoekers of wensouders, wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , advocaat: mr. C.C.A. Ouwens te Amsterdam.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[draagmoeder] ,
de draagmoeder.
[juridisch vader]
de juridisch vader.
de minderjarige **[minderjarige] ,**geboren op [geboortedag 1] 2023 te [geboorteplaats 1] , Georgië, in rechte vertegenwoordigd door mr. K. Moene, bijzondere curator, kantoorhoudende te ( 2492 WJ ) ’s-Gravenhage.
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,
zetelend te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: de ambtenaar.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
-
het verzoekschrift;
-
de brief van 25 april 2024, met bijlagen, van verzoekers;
-
het verslag van de bijzondere curator van 31 mei 2024;
-
een F9-formulier van 20 juni 2024, met bijlagen, van verzoekers;
-
een F9-formulier van 19 juli 2024, met bijlagen, van verzoekers;
-
een F9-formulier van 6 augustus 2024, met bijlage, van verzoekers;
-
een brief van 1 augustus 2024 van de ambtenaar;
-
een F9-formulier van 16 september 2024, met bijlagen, van verzoekers;
-
een brief van 7 oktober 2024 van de ambtenaar;
-
het rapport van onderzoek van 20 december 2024, verricht door de Raad voor de
Kinderbescherming;
-
de brief van 1 juli 2025 van de ambtenaar;
-
het F9-formulier van 8 juli 2025, met bijlagen, van verzoekers.
Op 15 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers met hun advocaat, de bijzondere curator en [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De ambtenaar heeft bij brief van 1 juli 2025 laten weten niet op de zitting te zullen verschijnen.
Na de zitting heeft de rechtbank ontvangen:
-
het F9-formulier van 22 juli 2025, met bijlage, van verzoekers;
-
het F9-formulier van 31 juli 2025, met als bijlage een aanvullend verzoek, van verzoekers.
Feiten
- Er heeft geen rechterlijke toets met betrekking tot het draagmoederschapstraject plaatsgevonden.
Verzoek
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank – voor zover nu nog van belang –:
de geboortegegevens van [minderjarige] vaststelt overeenkomstig het verzoek van verzoekers;
[verzoeker 2] met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] belast;
de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 1] uitspreekt;
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage gelast een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
verstaat dat verzoekers met ingang van de datum waarop de beslissing met betrekking tot de adoptie onherroepelijk is geworden gezamenlijk zijn belast met het gezag over [minderjarige] ;
bepaalt dat [minderjarige] de geslachtsnaam [geslachtsnaam 3] zal dragen, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
Bij F9-formulier van 31 juli 2025 heeft [verzoeker 2] de rechtbank aanvullend verzocht:
- het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van [juridisch vader] over [minderjarige] gegrond te verklaren.
De bijzondere curator heeft zelfstandig verzocht – onder de voorwaarde dat uit een rechtsgeldig DNA-onderzoek blijkt dat [verzoeker 2] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van [minderjarige] is –:
- de ontkenning van het vaderschap van [juridisch vader] over [minderjarige] gegrond te verklaren;
onder de voorwaarde dat de beslissing met betrekking tot de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden:
- het vaderschap van [verzoeker 2] over [minderjarige] gerechtelijk vast te stellen.
De ambtenaar heeft schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Beoordeling
Rechtsmacht Op grond van artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Positie van de draagmoeder en haar (ex-)echtgenoot De draagmoeder en haar (ex-)echtgenoot kunnen in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. De rechtbank zal de draagmoeder en (ex-)echtgenoot evenwel niet als belanghebbenden aanmerken. Dit gelet op voormelde vastgestelde feiten, waaruit blijkt dat de draagmoeder en (ex-)echtgenoot hebben verklaard afstand te doen van hun ouderlijke rechten. Daarnaast heeft de draagmoeder schriftelijk verklaard afstand te doen van haar recht om door de rechter te worden gehoord. De rechtbank zal daarom geen afschrift van deze beschikking aan de draagmoeder en haar (ex-) echtgenoot doen toekomen. Het draagmoederschapstraject Zoals uit de feiten blijkt, hebben de wensouders een draagmoederschapstraject gevolgd waarvoor zij een kliniek in Noord-Cyprus hebben ingeschakeld. Gebleken is dat in het traject gebruik is gemaakt van een anonieme eiceldonatrice met wie geen overeenkomst is gesloten. Er is gebruik gemaakt van een draagmoeder uit Kirgizië, die in de vijfde maand van haar zwangerschap naar Georgië moest afreizen, om daar te bevallen in een ziekenhuis waarmee de kliniek in Noord-Cyprus een samenwerkingsovereenkomst heeft. Dit betekent dat de draagmoeder gedurende langere tijd haar gezin in Kirgizië heeft moeten achterlaten om af te reizen naar een land dat op ruim 4000 kilometer afstand ligt van haar woonplaats. Niet gebleken is dat de eiceldonatrice en de draagmoeder juridische en psychologische begeleiding hebben gehad gedurende het traject. Bovendien is er in het gehele traject geen sprake geweest van een rechterlijke toets. Zoals op de zitting met verzoekers uitgebreid is besproken is er hier sprake geweest van een zeer onzorgvuldig traject. Het is onwenselijk dat een dergelijk traject wordt ingezet, waarbij er geen enkele rechtsbescherming is voor de betrokken vrouwen, die ieder een zwaar medisch traject hebben ondergaan. Daarnaast zullen de kinderen die uit dit traject worden geboren zeer waarschijnlijk nooit kunnen achterhalen van wie zij in de vrouwelijke lijn afstammen. Zoals de Raad voor de Kinderbescherming ook heeft aangeven in zijn rapport, zijn verzoekers weinig kritisch geweest op het proces rond de totstandkoming van de zwangerschap en hebben zij, gedreven door hun kinderwens, aannames gedaan die vooraf niet door hen zijn gecheckt en/of vastgelegd en achteraf ook onjuist bleken te zijn.
Gelet op het onzorgvuldige traject kunnen de in de Georgische geboorteakte van [minderjarige] vastgelegde familierechtelijke betrekkingen niet in Nederland worden erkend wegens strijd met de openbare orde. De rechtbank dient dan ook eerst te beoordelen tot wie [minderjarige] ten tijde van zijn geboorte in familierechtelijke betrekking is komen te staan.
Familierechtelijke betrekkingen ten tijde van de geboorte van [minderjarige]
Toepasselijk recht Of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de vrouw uit wie het is geboren en de met haar gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon of de persoon met wie zij door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest, wordt op grond van artikel 10:92 van het Burgerlijke Wetboek (BW) bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en die persoon of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats ten tijde van de geboorte van het kind, of indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
De rechtbank is van oordeel dat uit de gedurende de procedure overgelegde stukken voldoende aannemelijk is gemaakt dat de draagmoeder en haar (ex-)echtgenoot staatsburger van Kirgizië zijn en dus deze nationaliteit gemeenschappelijk hebben. De rechtbank stelt vast dat op grond van het Kirzigische recht [minderjarige] ten tijde van zijn geboorte in familierechtelijke betrekkingen is komen te staan tot de draagmoeder als moeder en de (ex-)echtgenoot van de draagmoeder als vader.
Het verzoek onder I: Vaststellen geboortegegevens [minderjarige]
De rechtbank komt aan het vaststellen van de geboortegegevens van [minderjarige] toe als er geen sprake is van een akte van geboorte, die overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd en kan worden ingeschreven in de registers.
De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat de Georgische geboorteakte van [minderjarige] niet voor inschrijving in het register van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage in aanmerking komt. De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de ambtenaar, omdat zij van oordeel is dat de Georgische geboorteakte van [minderjarige] niet voor erkenning in aanmerking komt, omdat er sprake is van strijd met de openbare orde, zoals hiervoor als is overwogen.
Nu de Georgische geboorteakte niet kan worden ingeschreven en sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:25c BW, zal de rechtbank de geboortegegevens van [minderjarige] vaststellen.
De ambtenaar heeft geadviseerd omtrent de wijze van vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige] . Verzoekers hebben met de voorgestelde wijze van vaststelling ingestemd.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de in het geding gebrachte stukken voldoende aanwijzingen zijn verkregen omtrent de omstandigheden waaronder en de datum waarop de geboorte van [minderjarige] moet hebben plaatsgehad. Een van de omstandigheden was dat de draagmoeder ten tijde van de geboorte van [minderjarige] was gehuwd met [juridisch vader] , die daardoor juridisch vader van [minderjarige] is geworden.
De rechtbank zal op grond van artikel 1:25c, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de geboortegegevens van [minderjarige] als volgt vaststellen:
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam 1] Voornamen : [voornamen 1] Geboortedatum : [geboortedag 1] 2023 Uur en minuut geboorte : 00:05 Geboorteplaats : [geboorteplaats 1] , Georgië Geslacht : m (mannelijk)
Geslachtsnaam vader : [geslachtsnaam 2] Voornamen vader : [voornamen 2] Geboortedatum vader : [geboortedag 3] 1979 Geboorteplaats vader : -, Sovjetunie
Geslachtsnaam moeder : [geslachtsnaam 1] Voornamen moeder : [voornamen 3] Geboortedatum moeder : [geboortedag 2] 1986 Geboorteplaats moeder : -, Sovjetunie
Het aanvullend verzoek van verzoekers en de verzoeken van de bijzondere curator
Ontkenning vaderschap [verzoeker 2] heeft op 31 juli 2025 een aanvullend verzoek gedaan, strekkende tot ontkenning van het vaderschap van de (ex-)echtgenoot van de draagmoeder. De bijzondere curator heeft verzocht de ontkenning van het juridisch vaderschap van [juridisch vader] over [minderjarige] gegrond te verklaren onder de voorwaarde dat uit een rechtsgeldig DNA-onderzoek blijkt dat [verzoeker 2] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van [minderjarige] .
Zoals hiervoor vermeld is voldoende aannemelijk dat de draagmoeder en haar (ex-)echtgenoot staatsburger van Kirgizië zijn zodat de rechtbank op grond van artikel 10:93 jo. artikel 10:92 BW, Kirgizisch recht toepast op het verzoek, zijnde het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de (draag)moeder en haar (ex-)echtgenoot.
Het Kirgische recht bepaalt met betrekking tot de ontkenning van het vaderschap het volgende:
Op grond van het voorgaande kan de biologische vader een gerechtelijke procedure tot ontkenning van het vaderschap indienen. Verzoekers hebben een rechtsgeldig rapport van DNA-onderzoek overgelegd van 2 juli 2024, verricht door Consanguinitas, dat voldoet aan de voorwaarden van het Besluit DNA-onderzoek vaderschap. Omdat uit het overgelegde rapport van DNA-onderzoek met een waarschijnlijkheid van 99,9999991% is komen vast te staan dat [verzoeker 2] en dus niet de (ex-)echtgenoot de biologische vader is van [minderjarige] , wordt het verzoek van [verzoeker 2] toegewezen. De rechtbank begrijpt het Kirgizisch recht aldus dat [verzoeker 2] niet moet worden begrepen als de echtgenoot die toestemming heeft gegeven voor kunstmatige inseminatie. Dit betekent dat de bijzondere curator geen belang meer heeft bij haar zelfstandige verzoek tot ontkenning van het vaderschap, zodat de rechtbank dat verzoek afwijst.
Gerechtelijke vaststelling ouderschap Op grond van artikel 10:97 BW past de rechtbank Nederlands recht toe op het verzoek, zijnde het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van [minderjarige] .
Artikel 1:207, eerste lid, BW bepaalt dat het ouderschap van een persoon, ook indien deze is overleden, op de grond dat deze de verwekker is van het kind of op de grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van:
Uit het overgelegde rapport van DNA-onderzoek blijkt dat met een waarschijnlijkheid van 99,9999991% is komen vast te staan dat [verzoeker 2] de biologische vader is van [minderjarige] .
[verzoeker 2] is geen verwekker als bedoeld in artikel 1:207 BW. De bijzondere curator heeft verzocht – met een beroep op artikel 8 EVRM – het vereiste van het zijn van ‘verwekker’ terzijde te stellen. De bijzondere curator onderbouwt dit als volgt. In de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens wordt het onderscheid dat de Nederlandse wetgever heeft aangebracht niet aangetroffen. Het bestaan van bloedverwantschap geldt als biologisch gegeven en de wijze van verwekking speelt daarbij geen rol. Voor het bestaan van een gezinsleven is bloedverwantschap, in combinatie met concrete omstandigheden voldoende. Een biologische en sociale werkelijkheid dient volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens voor te gaan boven de wettelijke presumptie. [minderjarige] is kort na zijn geboorte aan [verzoeker 2] toevertrouwd en kort daarna ook aan [verzoeker 1] . Verzoekers hebben de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich genomen. [verzoeker 2] heeft family life met [minderjarige] en heeft, ongeacht de wijze waarop de zwangerschap is ontstaan, recht op bescherming daarvan.
De rechtbank is met de bijzondere curator van oordeel dat [verzoeker 2] en [minderjarige] recht hebben op bescherming van hun recht op family life. De rechtbank zal daarom de in de Nederlandse wet gestelde voorwaarde van het zijn van verwekker terzijde stellen, omdat voldoende vaststaat dat [verzoeker 2] de biologische vader is van [minderjarige] en het belang van [minderjarige] ermee gediend is dat er een familierechtelijke betrekking tot stand komt met zijn biologische vader.
Omdat van overige bezwaren als bedoeld in artikel 1:207 BW niet is gebleken ligt het verzoek van de bijzondere curator voor toewijzing gereed, onder de voorwaarde dat de beslissing met betrekking tot de ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden.
Het verzoek onder II: het gezag Gelet op de situatie ten tijde van de geboorte van [minderjarige] , waren op dat moment naar Georgisch recht de draagmoeder en haar (ex-)echtgenoot belast met het gezag over [minderjarige] (Burgerlijk wetboek, Deel 2, Hoofdstuk 2 en 3, artt. 1197 t/m 1222 BW).
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag.
Gezien de beslissingen die hiervoor zijn genomen met betrekking tot de ontkenning van het vaderschap en de vaststelling van het ouderschap, is zodra voornoemde beslissingen onherroepelijk zijn geworden, naar Nederlands recht uitsluitend de draagmoeder – en dus niet langer samen met haar (ex-)echtgenoot – belast met het gezag over [minderjarige] .
Ten aanzien van het verzoek van [verzoeker 2] om hem met uitsluiting van de draagmoeder en haar (ex-)echtgenoot met het gezag te belasten, overweegt de rechtbank als volgt. Uit artikel 1:253c, eerste en derde lid, BW, volgt dat de tot het gezag bevoegde ouder van een kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
[minderjarige] wordt sinds zijn geboorte door verzoekers verzorgd en opgevoed. De draagmoeder speelt in die zin geen rol in het leven van [minderjarige] . Uit de draagmoederovereenkomst volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de draagmoeder nooit de intentie heeft gehad een ouderrol voor [minderjarige] te vervullen. Ook uit de door haar overgelegde verklaring volgt dat zij haar ouderlijke rechten en plichten heeft overgedragen aan [verzoeker 2] . Verzoekers nemen sinds de geboorte van [minderjarige] zonder haar beslissingen over hem. De rechtbank acht het daarom in het belang van [minderjarige] dat [verzoeker 2] met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] wordt belast.
Voormeld gezag van [verzoeker 2] zal pas aanvangen op het moment dat het juridisch ouderschap van [verzoeker 2] onherroepelijk is geworden, omdat hij pas dan tot het gezag bevoegd is. Bij beschikking van 15 juli 2024 van deze rechtbank zijn verzoekers benoemd tot voogd over [minderjarige] . Deze voogdij eindigt van rechtswege op het moment dat deze beschikking, waarbij [verzoeker 2] (en [verzoeker 1] , wat volgt uit wat hierna met betrekking tot de adoptie wordt overwogen) het gezag over [minderjarige] is toegekend, onherroepelijk is geworden.
Het verzoek onder V: de adoptie Op grond van artikel 10:105, eerste lid, BW is op een in Nederland uit te spreken adoptie, behoudens het tweede lid, het Nederlandse recht van toepassing. Op grond van 10:105, tweede lid, BW is het recht van Kirgizië van toepassing op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de draagmoeder.
Zoals hiervoor vermeld is [minderjarige] geboren als gevolg van een draagmoederschapstraject. In deze beschikking is beslist dat [verzoeker 2] met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] zal worden belast. Dit betekent dat de draagmoeder, nadat deze beschikking onherroepelijk is geworden, niet langer het gezag over [minderjarige] heeft.
[verzoeker 2] , geboren op [geboortedag 4] 1980 te [geboorteplaats 2] , Indonesië, en [verzoeker 1] , geboren op [geboortedag 5] 1980 te [geboorteplaats 3] , leven samen sinds 12 juni 2009. Verzoekers hebben dus ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met elkaar samengeleefd. [verzoeker 1] heeft met [verzoeker 2] sinds de geboorte van [minderjarige] op [geboortedag 1] 2023, dan wel kort daarna, en dus gedurende ten minste één jaar [minderjarige] verzorgd en opgevoed.
Bij de stukken bevindt zich een notariële verklaring van de draagmoeder van [minderjarige] , waaruit blijkt dat zij alle ouderlijke bevoegdheden ten aanzien van [minderjarige] aan [verzoeker 2] heeft overgedragen. Dit impliceert naar het oordeel van de rechtbank dat de draagmoeder instemt met de adoptie van [minderjarige] .
De Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) heeft onderzoek verricht naar de vraag of adoptie door [verzoeker 1] in het belang is van [minderjarige] . De Raad heeft geadviseerd het verzoek toe te wijzen. Vast staat dat [verzoeker 2] de biologische vader is van [minderjarige] , [minderjarige] opgroeit in het gezin van verzoekers en vaststaat dat [minderjarige] niets van de draagmoeder en haar (ex-) echtgenoot in de hoedanigheid van ouders te verwachten heeft. De Raad heeft geadviseerd om door middel van een DNA-onderzoek vast te laten stellen of [minderjarige] verwant is aan [naam 2] , die ook uit een draagmoederschapstraject, volgens verzoekers met dezelfde eiceldonatrice, is geboren en ook in het gezin van verzoekers opgroeit. Dit zal beide kinderen in de toekomst helpen bij hun identiteitsontwikkeling, aldus de Raad. Verzoekers hebben hieraan gehoor gegeven en hebben een kopie van de uitslag van een DNA Test Report Verwantschapsanalyse van 11 februari 2025 overgelegd, verricht door DNA Diagnostics Center Consanguinitas, waaruit blijkt dat [minderjarige] en zijn halfbroer [naam 2] dezelfde voorouder aan moederszijde hebben.
[minderjarige] is te jong om te kunnen begrijpen wat de gevolgen van de adoptie zijn. Het is de rechtbank voldoende gebleken dat [minderjarige] over de gevolgen van de adoptie zal worden voorgelicht in de mate die past bij zijn leeftijd en peil van ontwikkeling.
Gelet op het voorgaande wordt de adoptie door [verzoeker 1] in het belang van [minderjarige] geacht. Nu ook aan het overige voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 BW – voor zover in deze zaak van toepassing – is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen.
Volledigheidshalve overweegt de rechtbank dat de familierechtelijke betrekkingen met [verzoeker 2] in stand blijven. De rechtbank neemt dit niet op in het dictum van de beschikking nu dit rechtsgevolg op grond van artikel 1:229, derde lid, BW uit de wet volgt.
Het verzoek onder VIII: de geslachtsnaam Verzoekers hebben verklaard dat zij wensen dat de geslachtsnaam van [minderjarige] ‘ [geslachtsnaam 3] ’ zal zijn. Dit verzoek zal op grond van artikel 1:5, derde lid, juncto achtste lid, BW worden toegewezen.
Het verzoek onder VII: gezamenlijk gezag Nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden zullen verzoekers op grond van artikel 1:229, vierde lid, BW met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] zijn belast. Nu dat uit de wet volgt, zal de rechtbank hierover niets opnemen in het dictum van de beschikking.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub m van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Het verzoek onder VI: het gelasten van de ambtenaar van de burgerlijke stand tot het plaatsen van latere vermeldingen De rechtbank wijst het verzoek om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten een latere vermelding van de adoptie toe te voegen aan de op te maken vervangende geboorteakte van [minderjarige] af, omdat deze verplichting reeds uit artikel 1:20 eerste lid, onder a, BW, volgt.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring De aard van de beslissingen, met uitzondering van de gezagsbeslissing, verzet zich tegen uitvoerbaar verklaring bij voorraad, zodat het daartoe strekkende verzoek ten aanzien van de overige verzoeken wordt afgewezen.
Proceskosten Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte van [minderjarige] noodzakelijke gegevens vast:
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam 1] Voornamen : [voornamen 1] Geboortedatum : [geboortedag 1] 2023 Uur en minuut geboorte : 00:05 Geboorteplaats : [geboorteplaats 1] , Georgië Geslacht : m (mannelijk)
Geslachtsnaam vader : [geslachtsnaam 2] Voornamen vader : [voornamen 2] Geboortedatum vader : [geboortedag 3] 1979 Geboorteplaats vader : -, Sovjetunie
Geslachtsnaam moeder : [geslachtsnaam 1] Voornamen moeder : [voornamen 3] Geboortedatum moeder : [geboortedag 2] 1986 Geboorteplaats moeder : -, Sovjetunie
verklaart gegrond het verzoek van [verzoeker 2] tot ontkenning van het vaderschap van: [juridisch vader] , geboren op [geboortedag 3] 1979 te Sovjetunie, over de minderjarige: [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2023 te [geboorteplaats 1] , Georgië, uit: [draagmoeder] , geboren op [geboortedag 2] 1986 te Sovjetunie;
stelt vast – onder de voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden – het ouderschap van: [verzoeker 2] , geboren op [geboortedag 4] 1980 te [geboorteplaats 2] , Indonesië, over: [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2023 te [geboorteplaats 1] , Georgië, uit: [draagmoeder] , geboren op [geboortedag 2] 1986 te Sovjetunie;
bepaalt dat voortaan alleen aan de vader, [verzoeker 2] , geboren op [geboortedag 4] 1980 te [geboorteplaats 2] , Indonesië, het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige] , en verklaart deze gezagsbeslissing uitvoerbaar bij voorraad;
spreekt uit – onder de voorwaarde dat de beslissingen met betrekking tot de ontkenning van het vaderschap en gerechtelijke vaststelling van het ouderschap onherroepelijk zijn geworden – de adoptie van: [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2023 te [geboorteplaats 1] , Georgië, door [verzoeker 1] , geboren op [geboortedag 5] 1980 te [geboorteplaats 3] , juridisch ouder naast: [verzoeker 2] ;
onder vermelding van de verklaring van verzoekers ten overstaan van de rechtbank dat [minderjarige] de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam 3] ’ zal hebben;
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, A.M. Brakel en H.M. Boone, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2025.