Uitspraak inhoud

Familie en Jeugd

locatie Alkmaar

stiefouderadoptie

zaak-/rekestnr.: C/15/358219 / FA RK 24-5430

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 18 juli 2025

in de zaak van:

[verzoeker] , wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] , hierna mede te noemen: verzoeker, advocaat: mr. S.J. Albers, kantoorhoudende te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard,

-tegen-

[de vader], zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten, hierna mede te noemen: de vader,

strekkende tot de adoptie van- [het kind], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [het kind] . In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure opgeroepen: de Raad voor de Kinderbescherming te Haarlem, hierna te noemen: de Raad.

1 Procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker van 17 oktober 2024, ingekomen op dezelfde datum;

  • de brief van de Raad van 9 december 2024;

  • het rapport en advies van de Raad van 25 februari 2025, ingekomen op 3 maart 2025;

  • het F9-formulier, met bijlage, van de advocaat van verzoeker van 17 maart 2025;

  • de oproep van de vader in de Staatscourant van 18 april 2025.

1.2. De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 mei 2025 in aanwezigheid van verzoeker bijgestaan door mr. S.J. Albers, en de inmiddels meerderjarige [het kind] . De Raad is, met afbericht, niet verschenen. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.3. Op verzoek van de rechtbank heeft verzoeker de instemmingsverklaring van de bewindvoerder en de beschikking(en) bewind en mentorschap ingediend, ingekomen op 26 juni 2025.

2 Feiten en omstandigheden

2.1. [het kind] is op [geboortedatum] te [plaats] geboren uit een affectieve relatie tussen [de moeder] (hierna: de moeder) en de vader. De vader heeft [het kind] op [datum] erkend.

2.2. De moeder is vanaf de geboorte van [het kind] van rechtswege belast geweest met het eenhoofdig gezag over [het kind] .

2.3. Verzoeker en de moeder hebben in 2012 een relatie gekregen.

2.4. Uit die relatie is op [geboortedatum] te [plaats] geboren hun dochter [kind 2] . Verzoeker, de moeder en [het kind] en [kind 2] vormden sindsdien een gezin. Op [datum] zijn verzoeker en de moeder in ondertrouw gegaan. Het huwelijk zou op [datum] plaatsvinden.

2.5. Op [datum] is de moeder overleden.

2.6. Bij beschikking van deze rechtbank van 14 augustus 2024 is verzoeker benoemd tot voogd over [het kind] .

2.7. Bij beschikking van deze rechtbank van 3 maart 2025 heeft de kantonrechter met ingang van 21 maart 2025 de goederen die (zullen) toebehoren aan [het kind] onder bewind gesteld wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand en zijn [mentor] en [mentor] en [mentor] , zowel tezamen als ieder afzonderlijk bevoegd, benoemd tot bewindvoerders.

2.8. Bij beschikking van deze rechtbank van 3 maart 2025 heeft de kantonrechter met ingang van 21 maart 2025 een mentorschap ten behoeve van [het kind] ingesteld en [mentor] en [mentor] en [mentor] , zowel tezamen als ieder afzonderlijk bevoegd, benoemd tot mentoren.

3 Beoordeling

adoptie

3.1. Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om de adoptie van [het kind] door verzoeker uit te spreken.

3.2. Ter onderbouwing van het verzoek heeft verzoeker aangegeven dat reeds toen de moeder nog leefde zij er samen over spraken dat verzoeker [het kind] wenste te adopteren. Het was de bedoeling om dit na het sluiten van het huwelijk op te pakken. Door het overlijden van de moeder is dit er niet meer van gekomen. [het kind] heeft een verstandelijke beperking. Verzoeker zorgt, voorheen samen met de moeder, reeds sinds 2012 voor [het kind] . Verzoeker ziet [het kind] als zijn zoon. De vader is al sinds [het kind] een baby is uit beeld en vervult geen ouderrol. De moeder wist niet waar hij was en ook verzoeker weet niet waar de vader is. De familie van [het kind] , zijn opa en oma en tante van moederszijde, staan achter de adoptie. Ook met hen heeft [het kind] een sterke en liefdevolle band. Verzoeker wenst de band die hij heeft met [het kind] door adoptie te formaliseren als een familierechtelijke betrekking. Verzoeker is nu wel de voogd van [het kind] , maar verzoeker wil de feitelijke situatie omzetten in een juridische situatie, waarbij hij en [het kind] formeel vader en zoon zullen zijn. Zo zal er geen juridisch onderscheid zijn tussen [het kind] en [kind 2] . [het kind] kan niet praten maar hij heeft wel duidelijk kunnen maken dat hij verzoeker als zijn vader ziet en ook wil dat hij zijn vader is. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de juridische band tussen de moeder en [het kind] in stand blijft.

verweer

3.3. De vader heeft geen verweer gevoerd en is niet op de zitting verschenen.

3.4. De bewindvoerder en mentor heeft ingestemd met het verzoek.

standpunt van de Raad

3.5. De Raad heeft onderzoek gedaan en rapport en advies uitgebracht. De Raad heeft eerder in het kader van het verzoek van verzoeker om met de voogdij over [het kind] te worden belast onderzoek gedaan en rapport en advies uitgebracht. De Raad heeft naar dit rapport verwezen dat als bijlage bij het verzoekschrift van verzoeker is ingediend.

3.6. De Raad heeft geconcludeerd dat adoptie in het kennelijk belang van [het kind] is. [het kind] kent zijn vader niet en ziet verzoeker als zijn vader. De vader is niet te traceren en het is niet bekend waarom hij reeds jarenlang geen invulling heeft gegeven aan zijn ouderrol. [het kind] heeft naar de mening van de Raad dan ook niets van zijn vader te verwachten in zijn rol als ouder. Verzoeker heeft de verzorging van [het kind] na de dood van de moeder geheel op zich genomen. [het kind] woont samen met [kind 2] bij verzoeker en verzoeker is belast met de voogdij. De Raad heeft [het kind] gezien in het bijzijn van zijn docent. [het kind] heeft de Raad duidelijk kunnen maken dat hij wil dat verzoeker zijn vader wordt en dat hij de geslachtsnaam [geslachtsnaam] wil dragen.

De Raad adviseert het verzoek tot adoptie toe te wijzen.

3.7. De rechtbank overweegt als volgt.

3.8. Het verzoek tot stiefouderadoptie moet worden getoetst aan de vereisten en voorwaarden genoemd in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

3.9. In artikel 1:227, lid 2, tweede volzin BW is bepaald dat een levensgezel van de ouder een verzoek tot adoptie slechts kan doen, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.

3.10. Blijkens de uittreksels uit de basisregistratie personen woonden de moeder en verzoeker sinds 2 augustus 2022 op hetzelfde adres. Het verzoek is ingediend op 17 oktober 2024, waarmee aan deze eis niet is voldaan. Verzoeker heeft verklaard dat hij en de moeder reeds jarenlang feitelijk hebben samengewoond. Verzoeker stond in verband met zijn werk in [plaats] nog elders ingeschreven, maar verbleef het grootste deel van de tijd bij het gezin in [plaats] . Toen verzoeker in [plaats] kon werken zijn zij 2022 naar [plaats] verhuisd en woonden zij ook formeel samen.

3.11. De rechtbank is in dit specifieke geval van oordeel dat het vasthouden aan een minimum samenlevingseis als bedoeld in de wet geen enkel rechtens te beschermen belang dient, omdat reeds lange tijd sprake is (geweest) van een bestendige situatie, waarin de moeder en verzoeker samen de zorg hebben gedragen voor [het kind] en ook samen ouders zijn geworden van [kind 2] . De achterliggende gedachte van de wetgever bij de samenlevingseis is dat er sprake moet zijn van een zekere bestendigheid van de situatie waarin het kind terecht komt alvorens kan worden overgegaan tot het indienen van een verzoek tot adoptie. Dat er sprake was van een bestendige situatie staat naar het oordeel van de rechtbank vast. Daarbij komt dat door het overlijden van de moeder thans de beoordeling van een bestaande bestendigheid van de relatie niet meer aan de orde is. Voor [het kind] is zijn woonsituatie thuis bij verzoeker echter zeker bestendig en voortzetting daarvan is in zijn belang. De rechtbank gaat daarom voorbij aan voormelde samenlevingseis.

3.12. In artikel 1:227, derde lid is – voor zover hier van belang – bepaald dat het verzoek tot adoptie alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.

3.13. Naar het oordeel van de rechtbank is de adoptie in het kennelijk belang van [het kind] . Nu zijn moeder is overleden heeft [het kind] alleen verzoeker nog om voor hem te zorgen. Zijn vader is al jaren niet meer in beeld, hij vervult geen ouderrol en er valt ook niet meer te verwachten dat dit zal veranderen. [het kind] en verzoeker hebben een hechte band en zien elkaar over en weer als vader en zoon. De rechter heeft dit ook op de zitting kunnen waarnemen. [het kind] houdt zichtbaar veel van verzoeker. Hij heeft de rechter op zijn eigen manier duidelijk kunnen maken hoe belangrijk verzoeker voor hem is. Hij heeft verteld dat hij verzoeker als zijn vader ziet en heel graag door hem wil worden geadopteerd. [het kind] heeft daarbij met veel humor over mooie en lieve gebeurtenissen uit hun leven verteld. De rechter heeft ook gezien hoeveel verzoeker van [het kind] houdt. Verzoeker kan goed met [het kind] communiceren en verzoeker gaat zeer liefdevol met [het kind] om. Het heeft de rechter geraakt om uit de stukken te lezen en op de zitting te zien met hoeveel liefde en toewijding verzoeker voor [het kind] zorgt. Het zal voor verzoeker en [het kind] , maar ook voor [kind 2] , een waardevolle toevoeging aan hun gezin zijn als zij officieel vader en zoon en broer en zus worden. De rechter is ook duidelijk geworden hoe betrokken de familie van moeders zijde is bij [het kind] en het gezin en hoeveel zij over en weer voor elkaar betekenen. De rechter vindt het heel fijn voor [het kind] dat hij zo een liefdevolle familie heeft.

3.14. In artikel 1:228 BW zijn de voorwaarden genoemd waaraan dient te zijn voldaan om een adoptie mogelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is aan de in dit artikel genoemde voorwaarden voldaan, zodat het verzoek tot stiefadoptie van [het kind] door verzoeker kan worden toegewezen.

geslachtsnaam

3.15. Op grond van het bepaalde in artikel 1:5 lid 7 BW kan een kind van 16 jaar of ouder dat wordt geadopteerd een keuze doen voor de geslachtsnaam die hij na de adoptie zal dragen. Daarbij is tevens bepaald dat van deze verklaring melding wordt gemaakt in de rechterlijke uitspraak inzake adoptie.

3.16. [het kind] heeft ervoor gekozen dat hij na de adoptie de geslachtnaam [geslachtsnaam] wil dragen.

4 Beslissing

De rechtbank:

4.1. spreekt uit de (stiefouder)adoptie van het kind van het mannelijk geslacht:

[het kind], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , door [verzoeker],

4.2. verstaat dat de geslachtsnaam van [het kind] na de adoptie zal zijn: [geslachtsnaam].

4.3. draagt de griffier – op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .