Uitspraak inhoud

Familie en Jeugd

locatie Alkmaar

adoptie

zaak-/rekestnr.: C/15/350542 / FA RK 24-1441

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 8 augustus 2025

in de zaak van:

ten aanzien van het primaire verzoek tot stiefouderadoptie: [verzoeker] , wonende op een bij de rechtbank bekend adres, hierna mede te noemen: verzoeker, advocaat: mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar,

-tegen-

[de vader], wonende op een bij de rechtbank bekend adres, hierna mede te noemen: de vader,

strekkende tot de adoptie van- **[de minderjarige] ,**geboren op [geboortedatum] te [plaats] .

Als belanghebbende wordt aangemerkt: [de moeder], wonende op een bij de rechtbank bekend adres, hierna mede te noemen: de moeder, advocaat: mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar.

ten aanzien van het subsidiaire verzoek op grond van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek: [verzoeker] , en [de moeder], wonende op een bij de rechtbank bekend adres, hierna mede te noemen: verzoeker en de moeder, advocaat: mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar,

-tegen-

[de vader], wonende op een bij de rechtbank bekend adres, hierna mede te noemen: de vader.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure opgeroepen: de Raad voor de Kinderbescherming te Haarlem, hierna te noemen: de Raad.

1 Procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker en de moeder van 14 maart 2024, ingekomen op 15 maart 2024;

  • het rapport van de Raad van 29 juli 2024, ingekomen op 30 juli 2024..

1.2. De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 mei 2025 in aanwezigheid van verzoeker en de moeder, bijgestaan door mr. E.P.J. Appelman. Namens de Raad is verschenen [vertegenwoordiger van de raad] . De vader is, met afbericht, niet verschenen.

1.3. De minderjarige [de minderjarige] heeft een gesprek gevoerd met de kinderrechter en daarin zijn mening kenbaar gemaakt. Van het gesprek is op de zitting verslag gedaan en de aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2 Feiten en omstandigheden

2.1. De minderjarige [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ) is geboren op [geboortedatum] te [plaats] als zoon van de moeder.

2.2. Voorafgaand aan de geboorte heeft de vader [de minderjarige] erkend, waarbij de moeder en de vader hebben gekozen voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam] .

2.3. De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .

2.4. Bij koninklijk besluit van [datum] is de geslachtsnaam van [de minderjarige] gewijzigd in [geslachtsnaam] .

2.5. Verzoeker is op [datum] een geregistreerd partnerschap aangegaan met de moeder. Zij staan sinds februari 2021 op hetzelfde adres ingeschreven.

3 Beoordeling

3.1. Verzoeker heeft primair verzocht om de adoptie van [de minderjarige] door hem uit te spreken.

3.2. Verzoeker heeft subsidiair, samen met de moeder, verzocht om verzoeker mede te belasten met het gezag over [de minderjarige] . Daarbij hebben verzoeker en de moeder verzocht om de geslachtsnaam van [de minderjarige] te wijzigen in, zoals ter zitting is besproken: [geslachtsnaam] .

3.3. Namens de vader is geen verweerschrift ingediend noch is de vader ter zitting verschenen.

3.4. Om tot een stiefouderadoptie te komen, dient te zijn voldaan aan de gronden als bepaald in artikel 1:227 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de voorwaarden als bepaald in artikel 1:228 BW, voor zover deze betrekking hebben op een stiefouderadoptie.

3.5. Stiefouderadoptie is op grond van artikel 1:227, tweede en derde lid BW mogelijk als: • verzoeker en de moeder onafgebroken drie jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek hebben samengeleefd; • de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan.

3.6. De voorwaarden voor stiefouderadoptie genoemd in artikel 1:228 BW zijn: • dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken; • dat het kind geen kleinkind is van verzoeker; • dat verzoeker ten minste achttien jaar ouder is dan het kind; • dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt; • dat verzoeker en de moeder het kind gedurende tenminste een jaar gezamenlijk hebben verzorgd en opgevoed; • dat de moeder alleen of samen met verzoeker het gezag over het kind heeft.

3.7. De Raad heeft onderzoek gedaan en op 29 juli 2024 rapport uitgebracht. Uit het rapport blijkt onder meer het volgende.

3.7.1. De vader heeft tegenover de Raad aangegeven niet in te stemmen met de adoptie. Hij was het eigenlijk ook al niet eens met de geslachtsnaamwijziging in [jaar] . Hij wil het beste voor [de minderjarige] . De vader stelt dat het niet zijn keuze is geweest dat er geen contact is en legt de oorzaak daarvan bij de moeder. De vader ziet, totdat [de minderjarige] meerderjarig is, eigenlijk geen mogelijkheden voor verbetering van de situatie, omdat hij dan steeds in contact moet met de moeder. De vader hoopt dat [de minderjarige] zelf contact zal zoeken als hij volwassen is. De vader heeft met zijn vriendin en haar dochter een stabiel leven en wil dat graag zo houden. Het zal volgens hem verwarrend zijn als de relatie tussen de moeder en verzoeker geen stand houdt, en dat [de minderjarige] dan een vader heeft die niet echt zijn vader is. Ook wil de vader niet dat [de minderjarige] later denkt of hoort dat de vader heeft ingestemd met de adoptie.

3.7.2. De Raad is van mening dat het in het kennelijk belang van [de minderjarige] is dat hij wordt geadopteerd door verzoeker. Verzoeker speelt sinds vier jaar een belangrijke rol in het leven van [de minderjarige] en is een vaderfiguur voor hem, welke rol verzoeker zal blijven vervullen. [de minderjarige] heeft duidelijk de wens uitgesproken om door verzoeker te worden geadopteerd. Hij ziet verzoeker als zijn vader en wil dat dit officieel wordt. Met de vader heeft [de minderjarige] een dergelijke hechte band nooit gehad, omdat de vader nooit betrokken is geweest bij het leven van [de minderjarige] . Sinds 2017 is er geen contact meer tussen de vader en [de minderjarige] . De ouders hebben slechts een paar maanden met [de minderjarige] in gezinsverband geleefd. De Raad acht enige vorm van contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] het hoogst haalbare, maar [de minderjarige] heeft niets meer van zijn vader te verwachten in diens hoedanigheid van ouder. Uit niets blijkt dat de vader de afgelopen jaren enige inspanning heeft gepleegd om in contact te komen en/of dat hij de intentie heeft (gehad) om een ouderrelatie aan te gaan. De Raad benadrukt daarbij dat de ouderrol anders is dan de mogelijkheid om (nog) contact te hebben met elkaar en te onderhouden. De Raad hoopt daarom dat enige vorm van contactherstel mogelijk is, nu de vader die wens heeft uitgesproken en [de minderjarige] ook heeft aangegeven zijn vader weleens te willen zien. De Raad adviseert de moeder en de vader om daar professionele hulp voor in te zetten.

3.7.3. De Raad acht het ook in het belang van [de minderjarige] dat zijn geslachtsnaam wijzigt in [geslachtsnaam] , nu zijn moeder deze naam ook draagt en dit hem meer onderdeel maakt van het gezin.

3.7.4. De Raad adviseert de rechtbank het verzoek toe te wijzen. De Raad heeft geen bezwaar tegen wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] van [geslachtsnaam] in [geslachtsnaam] .

3.8. [de minderjarige] heeft aan de kinderrechter verteld dat hij verzoeker als zijn vader ziet en hem papa noemt. [de minderjarige] vindt het fijn dat verzoeker hem wil adopteren. [de minderjarige] weet wie zijn vader is, maar kent hem alleen van een foto. [de minderjarige] is wel een beetje nieuwsgierig naar zijn vader, maar hoeft hem nu liever niet te zien, omdat hij vindt dat zijn vader nooit voor hem is opgekomen. Misschien zou hij de vader een keer willen zien, als [de minderjarige] zelf wat ouder is en verzoeker zijn officiële vader is geworden.

3.9. De vader is niet verschenen. Tegenover de Raad heeft de vader gesteld niet in te stemmen met de adoptie en niet naar de zitting te kunnen komen vanwege gezondheidsredenen. De vader heeft niet door tussenkomst van een advocaat een verweerschrift ingediend.

3.10. Hoewel de vader tegenover de Raad heeft aangegeven tegen de adoptie te zijn, heeft hij in deze procedure geen verweer gevoerd en is hij ook niet op de zitting verschenen. Uit de jurisprudentie (bijvoorbeeld ECLI:NL:RBLIM:2016:1296) volgt dat de tegenspraak op de zitting kenbaar moet worden gemaakt. De vader heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Dit onderschrijft het standpunt van verzoeker en de moeder dat de vader niet in beeld is in het leven van [de minderjarige] en dat [de minderjarige] thans niets meer van de vader in de hoedanigheid van zijn rol als ouder heeft te verwachten. De rechtbank merkt daarbij op dat voor zover de vader het verzoek zou tegenspreken, aan deze tegenspraak kan worden voorbijgegaan, omdat de vader en [de minderjarige] niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd, zoals bepaald in artikel 1:228, lid 2 onder a BW. De vader vervult geen enkele rol in de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] . Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [de minderjarige] thans en naar voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft.

3.11. De rechtbank heeft, op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, de overtuiging dat de gevraagde adoptie in het kennelijk belang van [de minderjarige] is. Het is voor [de minderjarige] belangrijk dat de gezinssituatie waarin hij samen met de moeder en verzoeker al jarenlang leeft, wordt geformaliseerd.

3.12. De rechtbank is van oordeel dat ook aan de overige gronden genoemd in artikel 1:227 BW is voldaan. De rechtbank is tevens van oordeel dat aan de overige in artikel 1:228 BW genoemde wettelijke voorwaarden is voldaan, zodat het verzoek zal worden toegewezen.

rechtsgevolgen

3.13. Door de adoptie komen [de minderjarige] en de stiefvader en zijn bloedverwanten in familierechtelijke betrekking tot elkaar te staan. Tegelijkertijd houdt de familierechtelijke betrekking tussen [de minderjarige] en zijn vader en zijn bloedverwanten op te bestaan (artikel 1:229 BW). Dit betekent niet dat contact tussen de vader en [de minderjarige] niet meer mogelijk zou zijn. De rechtbank hecht eraan te benadrukken dat de vader altijd de biologische vader van [de minderjarige] blijft en het [de minderjarige] uiteraard altijd vrij staat om contact met hem te hebben.

3.14. De adoptie heeft haar gevolgen vanaf de dag, waarop de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan (artikel 1:230 BW). Dit betekent dat de adoptie pas van kracht wordt nadat er drie maanden zijn verstreken na de datum van de beschikking en er geen hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing.

gezag

3.15. Op grond van artikel 1:253aa BW zullen de moeder en verzoeker van rechtswege gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] uitoefenen.

aantekening in het centraal gezagsregister

3.16. De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub m van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking doet toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

naamskeuze

3.17. Ten aanzien van een geslachtsnaam bij stiefouderadoptie is, voor zover hier van belang, in artikel 1:5 lid 3, vanaf de derde volzin BW bepaald dat, indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot de geregistreerde partner van een ouder komt te staan, het zijn geslachtsnaam houdt, tenzij de ouder en diens geregistreerde partner gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam zal hebben van die ouder dan wel de geslachtsnaam van de geregistreerde partner of van hun beiden in een vrij te bepalen volgorde of van één van hen in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind in een vrij te bepalen volgorde, dan wel de geslachtsnaam van die ouder. De rechterlijke uitspraak inzake de adoptie vermeldt de verklaring omtrent de geslachtsnaamkeuze.

3.18. Verzoeker en de moeder hebben gekozen voor de geslachtsnaam: ‘ [geslachtsnaam] ’. [de minderjarige] heeft aan de kinderrechter verteld daarmee in te stemmen. De naam van [de minderjarige] zal na de adoptie dan ook luiden: [de minderjarige].

subsidiaire verzoeken

3.19. Nu het verzoek tot adoptie zal worden toegewezen, behoeft het subsidiaire verzoek geen bespreking meer.

4 Beslissing

4.1. spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijk geslacht:

[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , door [verzoeker] voornoemd;

4.2. verstaat dat de geslachtsnaam van voornoemd kind zal zijn: [geslachtsnaam];

4.3. wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;

4.4. bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;

4.5. draagt de griffier – op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .