Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd

locatie Alkmaar

pleegouderadoptie

zaak-/rekestnr.: C/15/339904 / FA RK 23-2298

beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 18 juli 2025

in de zaak van:

[de pleegvader] en [de pleegmoeder] ,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

hierna mede te noemen: de pleegouders,

advocaat: mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar,

-tegen-

[de vader],

wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,

advocaat: mr. E.C. Weijsenfeld, kantoorhoudende te Amsterdam,

hierna mede te noemen: de vader,

en

[de moeder] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,

hierna mede te noemen: de moeder.

strekkende tot de adoptie van

[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , [land] , hierna mede te noemen: [de minderjarige] .

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers Alkmaar,

hierna mede te noemen: de voogd,

en

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna mede te noemen: de ambtenaar.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure opgeroepen:

de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Haarlem, hierna te noemen: de Raad.

1. Procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de pleegouders van 11 mei 2023, ingekomen op 15 mei 2023;

  • de brief van de ambtenaar van 4 september 2023, ingekomen op 11 september 2023;

  • het F9-formulier, met bijlage, van de advocaat van de pleegouders van 21 september 2023;

  • het rapport en advies van de Raad van 30 november 2023, ingekomen op 4 december 2023;

  • het verweerschrift van de vader van 15 december 2023, ingekomen op dezelfde datum;

  • de openbare oproeping van de moeder in de Staatscourant van 23 april 2025;

  • het F9-formulier, met bijlage, van de advocaat van de vader van 13 mei 2025.

1.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 26 mei 2025 in aanwezigheid van de pleegouders, bijgestaan door mr. E.P.J. Appelman, en de vader, bijgestaan door mr. E.C. Weijsenfeld. Namens de Raad is verschenen [vertegenwoordiger van de raad] . Namens de voogd zijn verschenen [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] . De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.

1.3. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met zaaknummer C/15/350351/FA RK 24/1336.

1.4. De minderjarige [de minderjarige] heeft een gesprek gehad met de kinderrechtermr. A.R.A.R Sitaldin en heeft zijn mening daarin kenbaar gemaakt.Van dit gesprek is ter zitting verslag gedaan en de aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2 Feiten en omstandigheden

2.1. De vader en de moeder zijn op [datum] in [land] gehuwd.

2.2. Uit dit huwelijk is [de minderjarige] geboren.

2.3. Het huwelijk is op [datum] door echtscheiding ontbonden.

2.4. Na de echtscheiding bleef het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] in stand.

2.5. Bij beschikking van deze rechtbank van 24 mei 2012 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (destijds Bureau Jeugdzorg genoemd) voor de duur van drie maanden. Hierbij is tevens een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend.

2.6. Bij beschikking van 31 mei 2012 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers tot 24 mei 2013. Tevens is daarbij een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een voorziening voor pleegzorg, welke ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing nadien telkens zijn verlengd, totdat bij beschikking van 23 december 2015 het gezamenlijk gezag van de vader en de moeder over [de minderjarige] is beëindigd en de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers tot voogd over [de minderjarige] is benoemd. Deze beschikking is bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 29 november 2016 bekrachtigd.

2.7. [de minderjarige] woont sinds december 2012 bij de pleegouders.

2.8. De moeder en de vader hebben op [geboortedatum] te [plaats] een dochter gekregen, [dochter] . Zij is in 2014 onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst in [land] . De rechtbank [plaats] heeft op 23 december 2016 beslist dat [dochter] bij de vader werd (terug)geplaatst. Zij woont thans nog steeds bij de vader. De vader is sinds 16 juli 2021 belast met het eenhoofdig gezag over [dochter] .

2.9. De pleegouders zijn sinds 2009 gehuwd en vormen samen met [de minderjarige] en hun andere pleegkinderen een gezin.

2.10. De vader heeft op 11 maart 2024 een verzoekschrift ingediend bij deze rechtbank waarin hij heeft verzocht:

  • een deskundige te benoemen op grond van artikel 194 juncto 284 van het Burgerlijk Wetboek van Rechtsvordering (Rv), te weten een specialist contactverlies op niveau van kinderpsychotherapeut/klinisch (kinder)psycholoog of orthopedagoog-generalist die diagnostisch onderzoek doet naar de oorzaak van het langdurig contactverlies en mogelijke interventies;

  • een omgangsregeling vast te stellen waarbij tenminste:

  • eens in de twee weken omgang plaatsvindt tussen [de minderjarige] en [zusje] ;
  • omgang met de vader onder onafhankelijke begeleiding wordt opgebouwd en voorzien van een opbouw naar minstens één weekend per twee weken en de helft van de feestdagen en vakanties;
  • dan wel een door de rechtbank te nemen beslissing.

Dit verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder procedurenummer C/15/350351/FA RK 24-1336 en gelijktijdig met onderhavige procedure ter zitting behandeld.

Op dit verzoek zal bij aparte beschikking worden beslist.

3 Verzoek

3.1. De pleegouders hebben verzocht de adoptie van [de minderjarige] door de pleegouders uit te spreken en daarbij vast te stellen dat zijn geslachtsnaam zal zijn: [geslachtsnaam] . Voorts hebben de pleegouders verzocht de voornaam van [de minderjarige] te wijzigen in: [voornaam] .

3.2. Ter onderbouwing van het verzoek hebben de pleegouders, samengevat, aangegeven dat [de minderjarige] al sinds zijn eerste levensjaar bij hen woont en onderdeel is van hun gezin. In januari 2013 is een opvoedbesluit genomen, waarin is beslist dat er niet meer wordt gestreefd naar terugplaatsing van [de minderjarige] bij het gezin van de ouders. [de minderjarige] verblijft sindsdien in het gezin van de pleegouders dat als perspectiefbiedend pleeggezin dient te worden aangemerkt. Sinds 2016 is er, op één enkel contactmoment in 2023, geen contact meer geweest tussen [de minderjarige] en zijn vader of zijn moeder. Het is volgens de pleegouders in het kennelijk belang van [de minderjarige] dat hij door hen wordt geadopteerd. Dit zal de jarenlange bestaande feitelijke gezinsband formaliseren. [de minderjarige] ziet de pleegouders als zijn ouders. [de minderjarige] heeft nu en naar de toekomst redelijkerwijs valt te voorzien, niets meer van zijn moeder of zijn vader te verwachten. [de minderjarige] heeft bij de pleegouders de wens geuit door hen te worden geadopteerd en om die reden dienen de pleegouders dit verzoek in. [de minderjarige] vindt zijn voornaam onprettig en belastend en noemt zichzelf [voornaam] , reden waarom tevens om een voornaamswijziging is verzocht.

3.3. Ter zitting hebben de pleegouders onder meer, samengevat, het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] heeft om de adoptie gevraagd. De pleegouders hebben dit vaak en uitgebreid met hem besproken, maar [de minderjarige] blijft bij deze, inmiddels langdurige wens. De pleegouders willen niet voorbijgaan aan het feit dat de vader zijn vader is en wat het betekent voor [de minderjarige] als hij wordt geadopteerd. Dit hebben zij hem ook voorgehouden. [de minderjarige] is een stabiele jongen die goed weet wat hij wel en niet wil. Zo ook ten aanzien van het contact met de vader. Hoewel het laatste contact fijn was, wilde [de minderjarige] geen voortzetting. Zijn stellige houding heeft gemaakt dat de pleegouders uiteindelijk niet meer hebben aangedrongen. [de minderjarige] heeft aangegeven dat zijn vader en zijn zusje [dochter] het contact mogelijk anders hebben ervaren dan [de minderjarige] zelf en dat daardoor problemen kunnen ontstaan. [de minderjarige] voelt zich daar opgelaten over. Hij had willen praten met zijn vader over de adoptie, maar dat bleek niet mogelijk. De pleegouders betwisten dat zij negatieve verhalen over het verleden van de vader zouden hebben verteld aan [de minderjarige] . Zij hebben juist met [de minderjarige] een levensverhaal in een boekje gemaakt, zodat hij weet waar hij vandaan komt en wie zijn ouders zijn. Het verleden leeft niet in [de minderjarige] , hij heeft daar niets mee. [de minderjarige] vindt het belangrijk dat er wordt tegemoetgekomen aan zijn gevoel over bij wie hij hoort. De pleegouders vinden het belangrijk dat de wens van [de minderjarige] wordt gevolgd en dat er niet aan hem wordt getrokken.

4 Verweer

4.1. De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. Zij heeft ook niet door tussenkomst van een advocaat verweer gevoerd.

4.2. De vader heeft verweer gevoerd en heeft daarbij onder meer het volgende naar voren gebracht. Het zusje van [de minderjarige] , [zusje] , woont sinds 2016 bij de vader en hij heeft het gezag over haar. Na het stoppen van de omgang met [de minderjarige] is er nooit enige poging gedaan door de voogd om het contact met de vader te herstellen. In 2021 heeft de voogd aangegeven dat [de minderjarige] zijn zusje wilde zien. De vader heeft bewijs toegezonden dat de beschuldigingen uit het verleden aan zijn adres onjuist zijn. Er is getracht contact op te starten tussen broer en zus, maar dit proces liep vertraging op door omstandigheden aan de zijde van de voogd. Uiteindelijk is de vader door de voogd meegedeeld dat er geen behoefte bestond aan omgang en er een voornemen was tot adoptie. De vader heeft vanaf het begin aangegeven zich hiertegen te verzetten. Uiteindelijk is in juli 2023 de eerste omgangsafspraak geweest, die geslaagd was. De voogd deelde mee dat [de minderjarige] dit wil continueren én dat [de minderjarige] met de vader wilde spreken over zijn wens tot adoptie. De vader heeft aangegeven dit geen geschikt onderwerp te vinden om te bespreken met [de minderjarige] , gelet op zijn leeftijd. Bovendien is [de minderjarige] niet geïnformeerd over de onjuiste beschuldigingen die aan het adres van de vader zijn geuit. De voogd heeft laten weten geen omgang toe te staan, zolang de vader niet instemt met de adoptie. De vader spreekt de adoptie nadrukkelijk tegen. [de minderjarige] heeft zeker nog iets van zijn vader te verwachten, nu en in de toekomst. [de minderjarige] maakt onderdeel uit van een grote familie en is van harte welkom. De adoptie is niet in het kennelijk belang van [de minderjarige] . Hij worstelt met zijn identiteit en wordt beïnvloed door de pleegouders en zijn loyaliteit naar hen toe. Het volledig uitwissen van de vader is op de lange termijn schadelijk voor zijn ontwikkeling. Het zeer ingrijpende verzoek is in strijd met het recht op familieleven en privéleven van de vader en [dochter] , zoals bepaald in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De voogd heeft zijn plichten zowel op grond van het Burgerlijk Wetboek (BW) als op grond van het EVRM verzaakt. Dit kan geen reden zijn om bij gebrek aan contact een adoptie uit te spreken. Het Europese Hof van de Rechten voor de Mens (EHRM) heeft bepaald dat er een strikte toets is vereist. De vader stelt dat daaraan in dit geval niet is voldaan. De vader acht nader onderzoek en deskundige begeleiding noodzakelijk, omdat een besluit nemen waarbij alle banden worden doorgesneden schadelijk is voor alle betrokkenen.

4.3. Ter zitting is door en namens de vader naar voren gebracht dat er jarenlang door de vader is getracht om via de voogd tot contact met [de minderjarige] te komen. Doordat de omgang niet op gang is gekomen, wordt nu het verstrijken van de tijd tegen de vader gebruikt om te komen tot een adoptie. Adoptie is het zwaarste middel en verbreekt alle banden tussen de vader, [dochter] , hun bloedverwanten en [de minderjarige] . Er is niet voldaan aan de criteria voor adoptie als de vader nog zo een duidelijke wens heeft tot omgang met [de minderjarige] . De vader wil [de minderjarige] niet weghalen bij de pleegouders. Maar hij wil dat [de minderjarige] hem, [dochter] en de familie leert kennen. De vader acht het in het belang van [de minderjarige] dat hij zijn eigen familiegeschiedenis leert kennen en weet waar hij vandaan komt. De vader wil daarbij benadrukken dat het ook van belang is dat [de minderjarige] leert dat wat er over de vader is verteld onjuist is en hij met een open blik zijn familie kan leren kennen. Het is kwalijk als ervan uit is gegaan dat het bij de vader niet veilig is geweest en dat achteraf onjuiste informatie blijkt te zijn. Als [de minderjarige] later nog steeds de wens tot adoptie heeft, zal de vader daarmee instemmen. De vader acht het nu te vroeg om, zoals hij dat ervaart, met het mes op zijn keel ja te moeten zeggen tegen een adoptie. Er is door de voogd en de Raad niet goed gekeken naar de mogelijkheden die er zijn om het contact op een goede manier tot stand te brengen en daartoe eerst een deskundige in te schakelen die onderzoek kan doen. De vader is beschikbaar, hij verzorgt [dochter] en voedt haar op. Er kan niet zomaar aan voorbij worden gegaan dat de vader deel wil uitmaken van het leven van [de minderjarige] , samen met [dochter] . De vader acht het ook voor [dochter] zeer schadelijk dat zij haar broer door adoptie kwijtraakt nog voor zij de kans heeft gekregen om hem goed te leren kennen. De kinderen zijn hun moeder reeds kwijt, doordat zij hen in de steek heeft gelaten. De vader wil dan ook dat het belang van [dochter] wordt meegenomen in deze zaak en heeft ter zitting verzocht om haar alsnog te horen en voor beide kinderen een bijzondere curator te benoemen. Tot slot heeft de vader aangegeven dat hij een achternaamswijziging niet in het belang van [de minderjarige] acht. De naam [achternaam] is een prachtige achternaam en die moet niet zomaar worden gewijzigd.

4.4. De voogd heeft ter zitting aangegeven dat adoptie en omgang naast elkaar kunnen bestaan en kunnen worden beoordeeld. Het gaat om de wens van [de minderjarige] . Hij is opgegroeid bij de pleegouders en dat is de situatie waarvan moet worden uitgegaan. [de minderjarige] is duidelijk in wat hij wil. Door omgang en adoptie met elkaar te verbinden en in verband daarmee voorwaarden te stellen aan de toestemming tot adoptie wordt [de minderjarige] in een loyaliteitsconflict gedrukt, voor zover hij daar niet al inzit. Alle betrokkenen gunnen de vader en [de minderjarige] contact met elkaar. Zolang de strijd om de adoptie nog voorligt, kan er niets worden bereikt met de omgang. De voogd begrijpt het standpunt van de vader, maar de voogd is van mening dat er naar het belang van [de minderjarige] moet worden gekeken. Adoptie sluit contact tussen een kind en zijn biologische ouder(s) niet uit. [de minderjarige] heeft recent bij de voogd aangegeven dat hij zelf de wens tot adoptie heeft. Hij vindt contact met [dochter] waardevol, maar vindt de houding van de vader moeilijk.

5 Mening van de minderjarige

5.1. [de minderjarige] heeft, kort samengevat, aan de kinderrechter kenbaar gemaakt dat hij wil worden geadopteerd door de pleegouders. [de minderjarige] wil officieel horen bij de hele familie van de pleegouders, waar hij trouw naar is. Hij wil ook Nederlands zijn, en hij wil [voornaam] heten, omdat hij zijn hele leven zo wordt genoemd. Hij weet dat hij nog een vader, moeder en zusje heeft, maar hij heeft een papa en mama. Zijn moeder kent hij helemaal niet, zijn vader heeft hij al lang niet meer gezien. Er is een contactmoment geweest in 2023, waarbij hij zijn vader en zijn zusje heeft gezien, maar het heeft [de minderjarige] niet het gevoel gegeven dat hij ze kent of wil leren kennen. [de minderjarige] vindt het moeilijk dat zijn vader niet instemt met de adoptie. Hij snapt dat de vader het niet wil, maar vindt het ook lastig dat zijn vader niet kan bedenken hoe [de minderjarige] zich voelt en wat hij wil en hoe belangrijk het voor hem is dat hij wordt geadopteerd. [de minderjarige] staat wel open voor contact met zijn vader, maar wil dat nu niet en als er al contact is, dan niet te vaak. Op dit moment heeft [de minderjarige] er geen gevoel bij en wil hij vooral dat hij wordt geadopteerd door zijn pleegouders, dat hij zijn Belgische nationaliteit kwijtraakt en hij een andere voor- en achternaam krijgt.

6 Rapport en advies van de Raad

6.1. De Raad heeft op 30 november 2023 rapport en advies uitgebracht. Hieruit blijkt onder meer, kort samengevat, het volgende.

6.1.1. De Raad heeft de moeder niet in het onderzoek kunnen betrekken, omdat zij al jaren uit beeld is en er in Nederland en in België geen adres- of verblijfsgegevens van de moeder zijn. De moeder is onvindbaar. Van haar heeft [de minderjarige] dan ook niets meer te verwachten in haar rol als ouder.

6.1.2. De Raad acht het in het kennelijk belang van [de minderjarige] dat hij wordt geadopteerd. Het zal hem een gevoel van zekerheid geven dat hij officieel bij het gezin van de pleegouders hoort waarin hij al vrijwel zijn hele leven woont. [de minderjarige] heeft slechts enkele maanden met zijn ouders in gezinsverband geleefd. Hij beschouwt de pleegouders als zijn ouders en voelt zich volledig onderdeel van het gezin en de bredere familie. [de minderjarige] kan duidelijk verwoorden waarom hij wil worden geadopteerd. Hij wil officieel deel uitmaken van de familie waar hij bij woont. Hij voelt zich Nederlander, maar is Belg. Daarnaast heeft hij een grote wens om zijn voor- en achternaam te wijzigen naar de voornaam die hij al sinds jonge leeftijd gebruikt en de achternaam van de pleegouders. Voor de Raad is het invoelbaar dat de pleegouders [de minderjarige] willen adopteren en daarmee gehoor willen geven aan de grote wens van [de minderjarige] om te worden geadopteerd. Ondanks zijn jonge leeftijd heeft [de minderjarige] een eigen, heldere en doordachte menig over adoptie. [de minderjarige] vindt het moeilijk dat de vader zijn wens niet respecteert. De Raad ziet geen risico op het verlies van een deel van de identiteit van [de minderjarige] als hij wordt geadopteerd. Hij weet wie zijn vader is, hij staat onder voorbehoud open voor contact met de vader en zijn zusje en de pleegouders hebben hem al van jongs af aan geleerd over zijn afstamming en afkomst. Naast zijn plek in het pleeggezin verwacht de Raad dat het deel van zijn identiteit, afkomstig van de zijde van de vader, altijd mag en zal blijven bestaan. Adoptie zal [de minderjarige] zekerheid bieden en van daaruit de ruimte om te exploreren en zichzelf en mogelijk zijn roots te ontdekken. Adoptie zal kunnen bijdragen om de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt te behouden. Adoptie kan daarbij volgens de Raad juist wel bijdragen aan contactherstel met zijn biologische familie.

6.1.3. De Raad heeft voorts aangegeven dat, nadat in 2017 de contactmomenten zijn gestopt de GI of pleegzorg niet meer actief hebben getracht het contact te herstellen. De vader heeft nog steeds een diepe wens tot contactherstel. Hoewel dit invoelbaar is, staat dit, zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis, los van het vervullen van een rol als ouder. Van belang is of [de minderjarige] nog kan verwachten dat zijn vader invulling geeft aan het ouderschap. De vader heeft in zijn rol als ouder van [dochter] laten zien dat hij in staat is om invulling te geven aan ouderschap. De Raad acht dit niet mogelijk en onwenselijk voor [de minderjarige] . Vanwege instabiliteit is reeds in 2013 het perspectiefbesluit genomen dat [de minderjarige] niet bij de ouders zal opgroeien. De vader kon niet aansluiten bij wat [de minderjarige] nodig had, wat bij [de minderjarige] leidde tot gevoelens van spanning en afwijzing. Na ruim zes jaar is er slechts één contactmoment geweest. [de minderjarige] heeft van zijn vader begrip en acceptatie nodig. De vader lijkt te reageren vanuit zijn eigen behoeftes en ideeën en houdt daarbij onvoldoende rekening met de wens van [de minderjarige] en wat zijn uitlatingen betekenen voor [de minderjarige] . De Raad acht het daarom niet aannemelijk dat de vader in staat is, nu of in de toekomst, een ouderrol te vervullen voor [de minderjarige] . Een adoptie sluit de mogelijkheid voor contactherstel in de toekomst niet uit. De pleegouders ondersteunen contact tussen [de minderjarige] en de vader als [de minderjarige] daarvoor open staat. Omdat de vader niet wil instemmen met de adoptie voelt [de minderjarige] zich afgewezen en wil hij geen contact met zijn vader. De Raad vermoedt dat er juist na adoptie meer ruimte zal zijn bij [de minderjarige] om wel in contact te komen met zijn vader.

6.1.4. De Raad heeft in het rapport geconcludeerd dat de adoptie in het kennelijk belang is van [de minderjarige] en adviseert de rechtbank het verzoek toe te wijzen. De Raad staat eveneens achter de wens tot naamswijziging.

6.2. Ter zitting heeft de Raad onder meer, samengevat, het volgende naar voren gebracht. De Raad staat nog steeds achter het rapport en advies. De Raad onderschrijft dat het een complexe situatie is met veel factoren. [de minderjarige] is duidelijk in zijn wens en die wens komt authentiek over. [de minderjarige] wil deel uitmaken van het gezin en de familie van de pleegouders en daarbij wil hij af van zijn Belgische nationaliteit en wil hij zijn voor- en achternaam wijzigen in de namen die hij gebruikt en wenst. [de minderjarige] zou het graag met zijn vader bespreken, maar begrijpt dat zijn vader niet kan instemmen met de adoptie. Het is voor [de minderjarige] belangrijk dat zijn vader weer bij hem kan aansluiten, maar dat is eerder misgegaan. Maar de Raad vindt het wel belangrijk dat er contact komt tussen de vader en [de minderjarige] . De vader vreest door de adoptie een verwijdering, maar vanuit [de minderjarige] lijkt het erop dat de adoptie juist meer ruimte en basis zal geven voor contact. Er moet gekeken worden naar de huidige situatie en hoe [de minderjarige] daarin staat. [de minderjarige] wil bij de pleegouders horen, omdat hij daar woont en wordt opgevoed en verzorgd. [de minderjarige] geeft niet aan dat de vader hem slecht zou hebben behandeld. De Raad is van mening dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] onder begeleiding van een deskundige in gang moet worden gezet en uitgevoerd.

7 Beoordeling

internationaal privaatrechtelijke aspecten

7.1. Gelet op het feit dat de moeder en [de minderjarige] in ieder geval de Belgische nationaliteit hebben en de vader de Marokkaanse, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en zo ja, welk recht van toepassing is op het verzoek.

7.2. Op grond van het bepaalde in artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, nu verzoekers, de vader en [de minderjarige] hun woonplaats in Nederland hebben.

7.3. Op grond van artikel 10:105 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is op een in Nederland uit te spreken adoptie het Nederlands recht van toepassing, met dien verstande, dat op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit toepasselijk is. Hieruit volgt dat op de gevraagde adoptie Nederlands recht van toepassing is, maar dat op de daarvoor benodigde toestemming van de vader en de moeder Belgisch recht van toepassing is.

7.4. Ingevolge artikel 1:227, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) geschiedt een adoptie, voor zover hier van belang, door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen. Twee personen tezamen kunnen geen verzoek tot adoptie doen, indien zij geen huwelijk of partnerschap zouden mogen aangaan. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan een verzoek door twee personen slechts worden gedaan, indien zijn ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd.

De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling vast dat de pleegouders aan deze voorwaarden voldoen en kunnen worden ontvangen in hun verzoek.

7.5. Het verzoek kan ingevolge artikel 1:227, derde lid, BW vervolgens alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.

Op grond van artikel 1:228, eerste lid, BW dient aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:

a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;

b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;

c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;

d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;

e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;

f. dat de adoptanten of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;

g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.

7.6. De rechtbank stelt vast dat het gaat om een complexe situatie. Adoptie is een verstrekkende maatregel waarbij de juridische banden van een kind met zijn oorspronkelijke ouders en bloedverwanten worden doorgesneden en er juridische banden met de nieuwe ouder(s) en bloedverwanten worden vastgesteld. [de minderjarige] is als baby bij de pleegouders geplaatst, die hem sindsdien opvoeden en verzorgen. [de minderjarige] heeft een sterke, aanhoudende wens om in alle opzichten bij de (familie van) de pleegouders te horen. De vader heeft na de uithuisplaatsing van [de minderjarige] met de moeder nog een kind gekregen, [dochter] . Zij woont sinds 2016 bij de vader die inmiddels ook het eenhoofdig gezag over haar heeft en zij wordt door hem verzorgd en opgevoed. De vader wil omgang met [de minderjarige] en verwijt de instanties dat dit tot op heden niet tot stand is gebracht. De vader wil dat [de minderjarige] hem en [dochter] eerst beter leert kennen, voordat er een beslissing wordt genomen over adoptie. Deze situatie vereist dan ook een zorgvuldige afweging van alle belangen, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop staat, zoals in navolging van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het Kind (IVRK) in de wet is vastgelegd in artikel 1:227 BW, waarbij is bepaald dat de adoptie in het kennelijk belang van het kind moet zijn.

De adoptie is in het Nederlandse recht geïntroduceerd als een maatregel van kinderbescherming die genomen wordt in het belang van het kind dat bescherming nodig heeft. Deze bescherming wordt geboden door een erkenning rechtens van de duurzame binding tussen het kind en de pleegouders die het kind duurzaam verzorgen en opvoeden. Door adoptie wordt het kind – dat feitelijk al deel uitmaakt van het gezins- en familieverband van de adoptanten – juridisch geheel geïntegreerd in de nieuwe familie. Hoewel het belang van de ouders en de pleegouders eveneens bij de adoptie is betrokken, staat het belang van het kind voorop. Ook in het IVRK staat bij adoptie het kinderbeschermingsaspect voorop. Volgens artikel 20, lid 1 IVRK is adoptie een vorm van gezinsvervangende zorg voor een kind dat het verblijf in het gezin waartoe het behoort, moet missen. Het belang van het kind is de afgelopen jaren steeds meer centraal komen te staan. Het belang van (het kind) dient daarom voorop te staan bij de beoordeling van het verzoek tot adoptie.

7.7. [de minderjarige] woont sinds hij een baby was bij de pleegouders en wordt sindsdien door hen verzorgd en opgevoed. [de minderjarige] voelt zich onderdeel van het gezin en ziet zijn pleegouders als zijn ouders in de zin van papa en mama. [de minderjarige] weet dat hij een vader en een moeder heeft en een zusje. Zijn moeder is geheel verdwenen uit zijn leven. Met de vader heeft [de minderjarige] jarenlang geen contact gehad en zijn zusje kent hij nauwelijks. Hij heeft nooit met haar in gezinsverband geleefd. [de minderjarige] wijst contact met hen niet af, maar dat maakt zijn wens om geheel tot het gezin van de pleegouders te behoren niet anders. De pleegouders hebben nooit negatief over de vader gesproken, maar respectvol, zoals ook op de zitting merkbaar was. Het verleden speelt geen reden voor [de minderjarige] . Hij wil horen bij het gezin waar hij is opgegroeid en verder blijft opgroeien. Hij wil horen bij het gezin waar hij het heel goed doet en gelukkig is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de adoptie in het kennelijk belang is van [de minderjarige] . Zijn wens om te worden geadopteerd is authentiek en reeds langdurig. Het is voor [de minderjarige] van groot belang om het leven dat hij al jaren kent en de familie waarin hij opgroeit te formaliseren en zich daarin ook echt opgenomen te voelen. Het dragen van dezelfde achternaam is daarbij van essentieel belang voor hem. Zo ook het officieel maken van de voornaam die hij al jaren gebruikt. De adoptie zal, zoals de Raad ook heeft aangegeven, [de minderjarige] veiligheid bieden om zich van daaruit verder te ontwikkelen. Het geeft [de minderjarige] de kans om daadwerkelijk te zijn zoals hij zich voelt en daarmee bevestigd te zien dat het goed is zo.

7.8. De vraag of [de minderjarige] nog iets van de vader in zijn rol van ouder heeft te verwachten, beantwoordt de rechtbank negatief. Het gaat bij deze in artikel 1:227 BW opgenomen grond niet om het zijn van (biologisch) ouder, maar om de invulling van de rol als ouder, het ouderschap en staat daarmee los van de vraag of een kind nog contact kan hebben met een ouder na adoptie. Hoewel de vader betrokken wil zijn bij het leven van [de minderjarige] en er ten aanzien van omgang mogelijk nog wat te verwachten is van de vader, is de rechtbank van oordeel dat [de minderjarige] van de vader in zijn rol van ouder niets meer heeft te verwachten. Daarmee zegt de rechtbank niet dat de vader een ongeschikte ouder is. Ook bevestigt de rechtbank hiermee geen beschuldigingen die in het verleden richting de vader zijn gedaan. Het gaat erom dat [de minderjarige] sinds hij een baby is, wordt opgevoed en verzorgd door de pleegouders en niet door de vader. En dat zal ook niet veranderen. De vader heeft zelf ook ter zitting aangegeven zich reeds lange tijd te hebben neergelegd bij het feit dat [de minderjarige] bij de pleegouders opgroeit. De rechtbank is van oordeel, daarmee ook het standpunt van de Raad volgend, dat de adoptie [de minderjarige] naast veiligheid en stabiliteit, ook de ruimte zal bieden die nodig is om contact te kunnen hebben met de vader en zijn zusje, omdat hij weet dat zijn positie bij de pleegouders niet meer ter discussie kan staan. [de minderjarige] heeft die stevige basis nodig om van daaruit te kunnen gaan onderzoeken en ontdekken wat zijn gevoelens en wensen zijn ten aanzien van het contact met zijn vader en zijn zusje. Voor dat laatste is professionele hulp nodig. De rechtbank zal daarover bij aparte beschikking in procedure C/15/350351/FA RK 24/1336 een beslissing nemen.

7.9. Nu aan de eerste twee gronden van artikel 1:227 BW is voldaan, dient de rechtbank te beoordelen of aan de voorwaarden van artikel 1:228 BW is voldaan. De rechtbank zal allereerst de voorwaarde genoemd onder artikel 1:228 lid 1 onder d BW bespreken, zijnde de voorwaarde dat geen van de ouders het verzoek tot adoptie tegenspreekt.

7.10. Zoals onder 7.3. is overwogen is op de toestemming van de ouders Belgisch recht van toepassing.

7.11. Naar Belgisch recht moeten de ouders of voogd van het kind dat geadopteerd zal worden hun instemming geven om de adoptie te kunnen uitspreken. Deze toestemming moet in een authentieke akte worden opgenomen, of voor de rechtbank die het verzoek behandelt worden verklaard. Als de afstamming van een kind vaststaat ten aanzien van de moeder en de vader, moeten beide ouders instemmen met de adoptie. De rechter kan weigering van de ouders dan wel de voogd naast zich neerleggen en desondanks de adoptie uitspreken (art. 348-3 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek (BBW)). Als echter een van de twee ouders vermoedelijk vermist is, er niets bekend is over zijn/haar verblijfplaats of als hij/zij zijn wil niet kan of kan uiten, is de toestemming van de ander voldoende.

7.12. De rechtbank stelt vast dat de voogd heeft ingestemd met de adoptie.

7.13. De moeder is sinds [de minderjarige] een baby is uit zijn leven verdwenen. De verblijfplaats van de moeder is onbekend. Zij is niet ter zitting verschenen. De toestemming van de moeder is derhalve niet vereist en de toestemming van de vader is voldoende.

7.14. De vader heeft nadrukkelijk niet ingestemd met de adoptie. De vader wil eerst omgang met [de minderjarige] , zodat [de minderjarige] de kans krijgt zijn vader en zijn zusje en hun familie te leren kennen, zodat hij weet waar hij vandaan komt en wie er allemaal bij hem horen. Als [de minderjarige] daarna nog wil worden geadopteerd, zal de vader ermee instemmen.

7.15. Indien een persoon die op grond van de artikelen 348-2 tot en met 348-7 BBW dient in te stemmen met de adoptie, weigert deze toestemming te geven, kan de adoptie niettemin worden uitgesproken op verzoek van de adoptant, de adoptanten of het openbaar ministerie indien de familierechtbank deze weigering ongerechtvaardigd acht. Indien de moeder of de vader van het kind echter weigert in te stemmen met de adoptie, kan de rechtbank de adoptie enkel uitspreken indien na een grondig maatschappelijk onderzoek duidelijk wordt dat deze persoon niet meer voor het kind zorgt of de gezondheid, de veiligheid of de goede zeden van het kind in gevaar heeft gebracht. Om te beoordelen of de weigering van toestemming misbruik oplevert, houdt de rechtbank rekening met de belangen van het kind. (348-11 BBW).

7.16. De rechtbank is van oordeel dat aan de weigering van de vader kan worden voorbijgegaan. De Raad heeft uitgebreid onderzoek gedaan en rapport en advies uitgebracht en dit ter zitting herhaald, bevestigd en aangevuld. De vader heeft, zoals hiervoor reeds is overwogen, [de minderjarige] niet verzorgd en opgevoed en zal dat ook niet gaan doen. De weigering van de vader om in te stemmen met de adoptie acht de rechtbank ongerechtvaardigd, nu, zoals is overwogen in 7.7., adoptie in het kennelijk belang van [de minderjarige] is. Van [de minderjarige] kan niet worden verwacht dat hij eerst een familie leert kennen waarin hij niet is opgegroeid en opgevoed om daarna pas te kunnen kiezen voor het juridisch behoren bij de familie waar hij wel is opgegroeid en opgevoed. Dat is niet in zijn belang. Zoals eerder opgemerkt, staat adoptie los van de mogelijkheid voor [de minderjarige] om contact en omgang te hebben met zijn oorspronkelijke familie. Dit recht is zelfs verankerd in artikel 1:229 lid 5 BW. De rechtbank begrijpt de frustratie bij de vader dat er de afgelopen jaren niets is gedaan door de voogd om contact mogelijk te maken tussen hem en [de minderjarige] . De rechtbank maakt uit de stukken echter ook op dat de vader zelf in de tijd dat hij [dochter] bij zich kreeg geen ruimte en tijd had om zich in te zetten voor omgang met [de minderjarige] . Daarmee zijn voor [de minderjarige] mogelijk kostbare jaren verloren gegaan. Maar hoe begrijpelijk en moeilijk het verleden ook kan zijn of nog van invloed is op de gevoelens van de vader en de standpunten die hij inneemt, maakt dit het voor [de minderjarige] niet anders. [de minderjarige] leeft in het hier en nu. Het leven dat hij nu heeft, is zijn leven. En in dat leven woont en leeft hij al nagenoeg zijn hele leven bij de pleegouders. Daar is zijn thuis en het centrum van zijn bestaan, waar hij het heel goed doet en gelukkig is. Dat wil [de minderjarige] verankerd zien door officieel lid te worden van het gezin. De rechtbank is van oordeel dat aan die wens van [de minderjarige] gehoor moet worden gegeven.

7.17. De rechtbank is van oordeel dat ook aan de overige voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW is voldaan.

7.18. De rechtbank ziet geen aanleiding om in het verzoek tot adoptie van [de minderjarige] door de pleegouders zijn zusje [dochter] te horen, zoals door de vader ter zitting is verzocht. [dochter] heeft nimmer met [de minderjarige] in gezinsverband geleefd en [de minderjarige] en [dochter] kennen elkaar niet. Zij hebben elkaar slechts één keer ontmoet tijdens een begeleid omgangsmoment. De mening van [dochter] over de adoptie van haar broer zal de hiervoor weergegeven beoordeling niet anders kunnen maken.

7.19. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om in het verzoek tot adoptie van [de minderjarige] door de pleegouders, een bijzondere curator te benoemen voor zowel [de minderjarige] als zijn zusje [dochter] . [dochter] is geen rechtstreeks belanghebbende bij het verzoek tot adoptie van [de minderjarige] door de pleegouders. Voor [de minderjarige] acht de rechtbank de benoeming van een bijzondere curator in het kader van de adoptie niet van toegevoegde waarde, nu de Raad reeds onderzoek heeft gedaan en rapport en advies heeft uitgebracht. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om een beslissing te nemen op het verzoek tot adoptie.

7.20. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot adoptie dient te worden toegewezen.

rechtsgevolgen

7.21. Door de adoptie komen [de minderjarige] en de pleegouders en hun bloedverwanten in een familierechtelijke betrekking tot elkaar te staan. Tegelijkertijd houdt de familierechtelijke betrekking tussen [de minderjarige] en de vader en zijn bloedverwanten op te bestaan (artikel 1:229 BW).

7.22. De adoptie heeft haar gevolgen vanaf de dag, waarop de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan (artikel 1:230 BW). Dit betekent dat de adoptie pas van kracht wordt nadat er drie maanden zijn verstreken na de datum van de beschikking en er geen hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing.

gezag

7.23. Door de adoptie worden de pleegouders de juridische ouders van [de minderjarige] . Gelet op hun huwelijk ontstaat er op grond van artikel 1:251 BW van rechtswege gezamenlijk ouderlijk gezag over [de minderjarige] . Dat betekent dat daarmee de voogdij van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers is geëindigd.

aantekening in het gezagsregister

7.24. De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub m van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking doet toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

voornaam en geslachtsnaam minderjarige

7.25. Op grond van artikel 10:19, eerste lid, BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Ingevolge artikel 10:20 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft bepaald door het Nederlandse recht. Artikel 10:22, eerste lid, BW bepaalt dat ingeval van verandering van nationaliteit het recht van de staat van de nieuwe nationaliteit van toepassing is, daaronder begrepen de regels van dat recht betreffende de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam.

7.26. [de minderjarige] bezit thans de Belgische nationaliteit. Op het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, levert dit een grondslag op voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit, zijnde de nationaliteit van de pleegouders. Het voorgaande brengt mee dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek dat betrekking heeft op de voornamen en de geslachtsnaam van de minderjarige.

geslachtsnaam

7.27. Ten aanzien van een geslachtsnaam bij adoptie is, voor zover hier van belang, in artikel 1:5 lid 3, vanaf de eerste volzin BW bepaald dat, indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking komt te staan tot beide adoptanten van verschillend geslacht, die met elkaar zijn gehuwd, het kind de geslachtsnaam heeft van de vader, tenzij de adoptanten ter gelegenheid van de adoptie gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de moeder, de oorspronkelijke geslachtsnaam of de geslachtsnaam van beide adoptanten in een vrij te bepalen volgorde of van één van hen in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind in een vrij te bepalen volgorde zal hebben. De laatste volzin van genoemd artikel 1:5 lid 3 BW bepaald dat de rechterlijke uitspraak inzake de adoptie de verklaring omtrent de geslachtsnaamkeuze vermeldt.

7.28. Adoptanten hebben gekozen voor de geslachtsnaam ‘[geslachtsnaam] ’. [de minderjarige] heeft aangegeven daarmee in te stemmen.

voornaam

7.29. Op grond van artikel 1:4 lid 4 BW kan de rechter wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijk vertegenwoordiger. De gevraagde voornamen mogen volgens artikel 1:4 lid 2 BW niet ongepast zijn of overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen, tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn.

7.30. Adoptanten hebben verzocht de voornaam van [de minderjarige] te wijzigen in ‘ [voornaam] ’. [de minderjarige] heeft hiermee ingestemd.

7.31. Het verzoek tot voornaamswijziging zal worden toegewezen, nu van bezwaren daartegen naar de maatstaven van artikel 1:4 BW niet is gebleken.

7.32. De rechtbank stelt vast dat [de minderjarige] na de adoptie zal heten: [voornaam] [geslachtsnaam] .

last tot inschrijving geboorteakte

7.33. De Belgische geboorteakte van [de minderjarige] is niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.

7.34. Op grond van artikel 1:25 lid 5 BW gelast de rechtbank die de adoptie uitspreekt ambtshalve afzonderlijk de inschrijving van de in het eerste en het tweede lid bedoelde akte van geboorte.

7.35. Bij de stukken bevindt zich de geboorteakte van [de minderjarige] uit [land] . De rechtbank zal gelasten dat deze geboorteakte wordt ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Den Haag. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de ambtenaar heeft aangegeven dat duidelijk is hoe de afstamming tot de moeder en de vader is ontstaan en de ambtenaar om die reden geen bezwaar heeft tegen een last tot inschrijving van deze geboorteakte.

7.36. De ambtenaar zal, nadat de geboorteakte van [de minderjarige] is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag, een latere vermelding van de adoptie, de geslachtsnaamswijziging en de voornaamswijziging toevoegen aan de geboorteakte van [de minderjarige] .

7.37. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8 Beslissing

De rechtbank:

8.1. spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijk geslacht:

[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , [land] , door [de pleegvader] en [de pleegmoeder], voornoemd,

8.2. verstaat dat de geslachtsnaam van genoemde minderjarige zal zijn: [geslachtsnaam];

8.3. bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister;

8.4. gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente Den Haag van de akte van geboorte nummer: [nummer] betreffende [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , district [district] , waarvan een kopie aan deze beschikking is gehecht;

8.5. gelast de wijziging van de voornaam van genoemde minderjarige, zodat de volledige naam van het kind na adoptie zal zijn: [voornaam] [geslachtsnaam] ;

8.6. draagt - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag .