Artikel 3 (Belangen van het kind)
1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.
2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen.
3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht.
Uitleg in duidelijke taal
1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.
Dit lid stelt dat bij alle maatregelen die kinderen betreffen, de belangen van het kind als de voornaamste overweging moeten worden beschouwd. Dit geldt ongeacht of deze maatregelen worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn, door rechterlijke instanties, door bestuurlijke autoriteiten of door wetgevende lichamen.
2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen.
Dit lid houdt in dat de Staten die partij zijn bij dit verdrag, de verplichting op zich nemen om het kind de bescherming en de zorg te garanderen die noodzakelijk zijn voor zijn of haar welzijn. Hierbij moet rekening worden gehouden met de rechten en plichten van de ouders, wettige voogden of andere personen die wettelijk de verantwoordelijkheid voor het kind dragen. Voor dit doel zullen de Staten alle geschikte wettelijke en bestuurlijke maatregelen treffen.
3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht.
Dit lid bepaalt dat de Staten die partij zijn, ervoor moeten zorgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die de verantwoordelijkheid dragen voor de zorg voor of de bescherming van kinderen, voldoen aan de normen die door de bevoegde autoriteiten zijn vastgesteld. Deze normen hebben in het bijzonder betrekking op de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun deskundigheid, evenals op het bestaan van bevoegd toezicht.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RVS:2025:3900 - Raad van State - 20 augustus 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3899 - Raad van State - 20 augustus 2025
ECLI:NL:PHR:2025:825 - Parket bij de Hoge Raad - 25 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3901 - Raad van State - 20 augustus 2025
ECLI:NL:GHDHA:2025:1765 - Gerechtshof Den Haag - 20 augustus 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:5024 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:4947 - Rechtbank Overijssel - 24 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:11572 - Rechtbank Den Haag - 1 juli 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5858 - Rechtbank Overijssel - 2 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17277 - Motiveringsgebrek belangen kind bij Dublinclaim Bulgarije leidt niet tot ander besluit - 18 september 2025
Een besluit om een asielaanvraag niet te behandelen wegens een Dublinclaim op Bulgarije wordt vernietigd wegens een motiveringsgebrek ten aanzien van de belangen van het kind. De rechtsgevolgen blijven echter in stand omdat de minister dit gebrek in het verweerschrift heeft hersteld.
ECLI:NL:RBOVE:2025:5526 - Buitengerechtelijke ontbinding na burgemeesterssluiting wegens drugsvondst in huurwoning - 11 september 2025
De voorzieningenrechter oordeelt dat een verhuurder op grond van artikel 7:231 lid 2 BW de huurovereenkomst buitengerechtelijk mag ontbinden na een burgemeesterssluiting. Het woonbelang van de huurder en haar minderjarige kinderen weegt in dit geval niet op tegen het belang van de verhuurder bij ontruiming.