ECLI:NL:RBZWB:2025:5376 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 12 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-042714-24
vonnis van de meervoudige kamer van 12 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] wonende te [woonplaats] gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Den Haag
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 10 en 11 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 12 augustus 2025 gesloten.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met een ander of anderen: 1. vanuit Brazilië 20 kilo cocaïne heeft ingevoerd. Subsidiair is dit ten laste gelegd als het plegen van voorbereidingshandelingen voor die invoer;2. voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor het invoeren van 893 kilo cocaïne vanuit Costa Rica;3. voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor het invoeren van 700 kilo cocaïne vanuit Chili;4. 600 kilogram cocaïne aanwezigheid heeft gehad. Subsidiair is dit ten laste gelegd als het plegen van voorbereidingshandelingen voor het invoeren dan wel verhandelen van die cocaïne;5. een geldbedrag van € 2.600.000,= heeft witgewassen; 6. voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor het invoeren/verhandelen van 4 kilo cocaïne en 5 kilo MDMA;7. 18 liter lachgas in zijn bezit heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Betreffende de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de SkyECC-data heeft hij aangevoerd dat de Hoge Raad op 13 juni 2023 een arrest heeft gewezen, waaruit onder meer volgt dat die SkyECC-data rechtmatig zijn verkregen en ook als betrouwbaar moeten worden aangemerkt en dat de stand van de jurisprudentie op dit punt daarna niet is veranderd. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van het dossier en uit de verklaring van verdachte zelf vast is komen te staan dat de Sky-ID’s [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] en [accountnaam 4] bij verdachte in gebruik waren en dat uit niets blijkt dat ook anderen van deze Sky-ID’s gebruik zouden hebben gemaakt. Betreffende de [medeverdachte] , de broer van verdachte, heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit gesprekken tussen verdachte en zijn broer kan worden afgeleid dat de broer van verdachte, [medeverdachte] , de gebruiker is van de Sky-ID’s [accountnaam 5] en [accountnaam 6] . Op grond van de met deze Sky-ID’s gevoerde gesprekken en de door verdachte met betrekking tot feit 1 afgelegde bekennende verklaring is de officier van justitie van mening dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verklaring van verdachte dat de door hem gevoerde gesprekken alleen maar grootspraak en bluf zou zijn geweest acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
Voor het uitgebreide standpunt wordt verwezen naar het ter zitting overgelegde schriftelijke requisitoir.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft verweren gevoerd met betrekking tot de rechtmatigheid van de verkrijging, de overdracht, de bewaring en de verwerking van de SkyECC-data en is tot de conclusie gekomen dat het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM en eveneens artikel 8 EVRM om meerdere redenen zijn geschonden. Daarom dienen als sanctie alle SkyECC-chatberichten en foto’s van het bewijs te worden uitgesloten evenals de daarmee verkregen vruchten. Dit dient ertoe te leiden dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde feiten.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat behoedzaam en kritisch moet worden omgegaan met de beoordeling van de chatberichten. Deze chatberichten zijn onvolledig, eenzijdig ontsleuteld en vaak voor meerdere uitleg vatbaar. Volgens de verdediging is ook niet gebleken dat verdachte de enige gebruiker is geweest van de aan hem toegeschreven accounts. Verder heeft verdachte zich in de chatcommunicatie veel groter voorgedaan dan hij was en zich veel aan grootspraak en bluf schuldig gemaakt. Feit 1 primair heeft verdachte deels bekend. Verdachte dient partieel te worden vrijgesproken omdat hij heeft verklaard dat hij maar met “1” mee deed in plaats van de tenlastegelegde 20 kilo. De verdediging is van mening dat onvoldoende is gebleken dat verdachte bij de algehele organisatie van het transport vanuit Brazilië naar Duitsland betrokken was. Ook is onvoldoende gebleken dat verdachte voldoende feitelijke handelingen van voldoende gewicht zou hebben verricht ter zake de tenlastegelegde invoer van 20 kilo. Met betrekking tot het onder feit 5 tenlastegelegde gewoonte witwassen heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte tijdig en gemotiveerd een deels verifieerbare alternatieve verklaring over een deel van de in de tenlastelegging genoemde bedragen heeft gegeven. Verdachte heeft in zijn voetballoopbaan vele miljoenen verdiend en aannemelijk is geworden dat verdachte naast geld per bank ook grote bedragen via constructies cash kreeg uitbetaald. Ook de [medeverdachte] heeft een eigen goedlopend bedrijf en heeft daaruit legale inkomsten verdiend en vermogen opgebouwd. Volgens de verdediging dient vrijspraak te volgen. Terzake van feit 7 wordt enkel vrijspraak bepleit van het medeplegen. Ten aanzien van de overige feiten is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen.
Voor het uitgebreide standpunt van de verdediging wordt verwezen naar de ter zitting overgelegde schriftelijke pleitnotities.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1 De rechtmatigheid en betrouwbaarheid van het bewijs uit SkyECC
In het onderzoek Glencoe heeft ook de raadsman van de [medeverdachte] verweren gevoerd met betrekking tot de rechtmatigheid van de SkyECC-data. De rechtbank zal de verweren in beide zaken zoveel mogelijk gezamenlijk bespreken, omdat deze met elkaar samenhangen en om de leesbaarheid van het vonnis te bevorderen.
De rechtbank overweegt dat in de jurisprudentie inmiddels een lijn is ontwikkeld omtrent de beoordeling van het verkrijgen, verwerken en overdragen van SkyECC-data. Deze lijn komt erop neer dat de verkrijging van de data valt onder de werking van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat het niet de taak is van de Nederlandse rechter dit te toetsen. De rechtbank mag er dus op vertrouwen dat voor de interceptie in Frankrijk een toereikende wettelijke grondslag heeft bestaan en dat de grondrechten vanuit het EU-Handvest en het EVRM gewaarborgd zijn gebleven. Daarnaast wordt onvoldoende reden gezien om aan te nemen dat de samenwerking tussen Frankrijk en Nederland op dat moment zover is gegaan dat (mogelijk) sprake zou zijn van een verschuiving van de verantwoordelijkheid. Voorts is vastgesteld dat sprake is geweest van een samenwerking tussen Frankrijk en Nederland op grond van een JIT, opgericht per 13 december 2019, en dat binnen het JIT voortdurende informatie-uitwisseling heeft plaatsgevonden. In het kader van het JIT was informatie-uitwisseling op zijn minst van eenzelfde niveau als ware zij geïnformeerd/genotificeerd als bedoeld in artikel 31 van Richtlijn 2024/41 (Hof van Justitie 30 april 2024, C-670/22). De verdediging heeft de rechtbank verzocht om dit oordeel te herzien. De rechtbank ziet in hetgeen hiertoe is aangevoerd geen aanleiding om aan dat verzoek te voldoen.
Dit wordt niet anders voor zover is gewezen op recente ontwikkelingen met betrekking tot document “D2”. Hiertoe merkt de rechtbank op dat dit document niet door de verdediging is overgelegd, de inhoud van het document niet is geciteerd en dat dit document geen deel uitmaakt van het onderhavige strafdossier. Daar komt bij dat ook overigens onvoldoende is gesteld om hierover” op dit moment enig inhoudelijk oordeel te kunnen geven. Overigens, de rechtbank is ambtshalve bekend met een recente beslissing van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2025:1472) betreffende een verzoek om getuigen te horen omtrent dat document “D2”. Het Hof heeft omtrent dat verzoek overwogen: “Uit de vordering van de Franse officier van justitie en uit de toestemming van de Franse rechtbank volgt niet dat die vordering is gedaan om uitvoering te geven aan een Nederlands verzoek tot het tappen van de servers van SkyECC. Tegen die achtergrond is het niet onbegrijpelijk dat in document D2 mededeling wordt gedaan van een verzoek of wens van de Nederlandse autoriteiten om de servers van SkyECC te tappen. Het werkoverleg waaraan in het document D2 wordt gerefereerd betreft op zich dan ook geen nieuwe informatie, als gezegd werd dit overleg ook al in de algemene stukken uit het onderzoek Argus genoemd. Ook als kan worden aangenomen dat het tappen van de SkyECC servers heeft plaatsgevonden na het in document D2 genoemde verzoek of wens, vindt de stelling van de verdediging dat dit is gegrond op en gedaan ter uitvoering van een Nederlands verzoek, geen steun in andere documenten uit het Franse opsporingsonderzoek, in het bijzonder de hiervoor genoemde Franse vordering tot toestemming voor het tappen van die servers. Het hof onderschrijft dan ook niet het standpunt van de verdediging dat vanwege de hiervoor geciteerde mededeling in document D2 moet worden geconcludeerd dat met het tappen van de servers van SkyECC toepassing werd gegeven aan een opsporingsbevoegdheid in Frankrijk op initiatief van de Nederlandse autoriteiten”.
De rechtbank ziet in dit oordeel van het gerechtshof Amsterdam geen reden om de rol van Nederland met betrekking tot de interceptie anders te beoordelen.
De verweren worden verworpen.
4.3.2.2 Incompleetheid van de SkyECC-berichten/eenzijdig ontsleuteld
In het dossier bevindt zich een groot aantal chatgesprekken die zijn gevoerd door verdachte met zijn broer en met diverse andere contacten. De rechtbank is zich gedurende de beraadslaging steeds bewust geweest van het feit dat deze chats niet volledig zijn. Een groot aantal van de berichten is eenzijdig ontsleuteld. Bovendien ontbreken er chats en niet is bekend hoeveel chats er ontbreken. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het gegeven dat niet alle berichten zijn ontsleuteld en er slechts één kant van de communicatie is ontsleuteld op zichzelf niet dat de wel ontsleutelde berichten niet meer betrouwbaar kunnen worden geacht. Wel dient de nodige behoedzaamheid te worden betracht bij het duiden van de betekenis en strekking van de inhoud van de gesprekken. Een en ander betekent niet dat in zijn geheel geen vaststellingen kunnen worden gedaan. Voor zover de rechtbank op basis van de chats bepaalde feiten en omstandigheden vaststelt, zal zij dit bij de hierna te bespreken feiten uiteen zetten.
4.3.2.3 Duiding inhoud SkyECC-berichten
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de chatberichten in het dossier voldoende houvast om de ten laste gelegde feiten te beoordelen. De rechtbank verenigt zich daarbij met de uitleg die de politie heeft gegeven aan de termen die in de chatberichten worden gebruikt. Deze duiding is ook in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is uit andere strafzaken. Ook bij het interpreteren van de betekenis en de strekking van de chatgesprekken is de rechtbank behoedzaam geweest. Niet zonder meer kan worden aangenomen dat de gesprekken betrekking hebben op het plegen van strafbare feiten. Anderzijds heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat, ondanks dat in deze zaak gebruik is gemaakt van een versleutelde communicatiedienst, door verdachte en andere betrokkenen veelvuldig in verhullend taalgebruik wordt gesproken. De berichten zijn vaak heel summier en van logische en gebruikelijke conversaties, zoals in gesprekken over legale zaken, is doorgaans geen sprake. Kennelijk hebben de deelnemers aan de verschillende chats aan een half woord genoeg en begrijpen ze elkaar goed, ook als verhullende termen worden gebruikt. De rechtbank leidt uit de chatberichten, ook in onderlinge samenhang bezien, af dat in deze berichten over illegale zaken is gechat.
4.3.3 De feiten
Identificatie verdachte als gebruiker Sky-ID’s Verdachte heeft bekend dat hij de gebruiker is geweest van de Sky-ID’s [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] en [accountnaam 4] , maar niet de enige.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de chatgesprekken die door deze Sky-ID’s werden gevoerd, kan worden geconcludeerd dat deze gesprekken steeds zijn terug te leiden tot één en dezelfde persoon. Verdachte heeft zijn stelling dat er andere gebruikers waren niet onderbouwd. Zo is er niet aangegeven wie en wanneer van die Sky-ID’s gebruik heeft gemaakt. Evenmin heeft verdachte verklaard wanneer en op welke manier een wisseling plaatsvond. De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de gesprekken in ieder geval niet blijkt van een dergelijke wisseling. In tegendeel, daaruit kan worden afgeleid dat de deelnemers aan de chatgesprekken steeds goed wisten met wie ze te maken hadden, waarbij veelvuldig de bijnaam van verdachte (“ [alias 1] ”) werd genoemd. Verificatie van de gebruiker van het account werd nooit gevraagd en de gebruiker stelde zich niet voor. Daarnaast is vast komen te staan dat de meest aangestraalde zendmasten zich in de directe omgeving van het woonadres van verdachte bevonden. Op grond van dit alles verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat ook anderen gebruik hebben gemaakt van de Sky-accounts die bij verdachte in gebruik waren.
Feit 1 Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de gebruiker was van het Sky-account [accountnaam 2] en dat hij verantwoordelijkheid neemt voor dit feit. Ter terechtzitting heeft verdachte dit nog eens herhaald. Uit chatberichten is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte betrokken is geweest bij de invoer van de 20 kilo cocaïne. Op 8 februari 2020 werd door verdachte ( [accountnaam 2] een nieuwe groeps-chat aangemaakt en in deze groeps-chat werd met name gesproken over de zending van 20 blokken cocaïne vanuit Brazilië naar Frankfurt in Duitsland. In de chats werd gesproken over de wijze van het verpakken van de blokken, waarbij afbeeldingen van dozen zijn gevoegd, en het door verdachte regelen van geld voor de overdracht/betaling van de cocaïne. Ook volgt uit de chats dat verdachte een medeverdachte naar Brussel heeft gestuurd voor het ophalen van het geld en ook legt verdachte aan diezelfde medeverdachte uit hoe een “token” werkt voor de overdracht/betaling van de 20 blokken cocaïne. Voorts volgt uit de gesprekken dat er een bijeenkomst was bij [restaurant] in Breda, waarbij verdachte samen met andere deelnemers van de chatgroep aanwezig zijn geweest. Het is verdachte die op enig moment in de chats vraagt wie de blokken gaat ophalen en aangeeft desnoods zelf te rijden naar Frankfurt. Op 24 februari 2020 geeft verdachte in de groeps-chat aan dat hij de cocaïne heeft binnengehaald en heeft hij meerdere afbeeldingen van blokken verstuurd. Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte vanaf het begin wist dat het om de invoer ging van 20 kilo cocaïne vanuit Brazilië en dat hij bij die invoer een bepalende en sturende rol heeft gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het opzet van verdachte gericht is geweest op de invoer van de volledige zending van 20 kilo. Dat van die totale zending één kilo bestemd was voor verdachte doet daar niet aan af. De rechtbank merkt bovendien nog op dat voor een bewezenverklaring van het medeplegen van de invoer van verdovende middelen het niet vereist is dat een betrokkene ook fysiek over die goederen kan beschikken of eigenaar is.
Feit 2 Betreffende het (mede)plegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van 893 kilo cocaïne uit Costa Rica stelt de rechtbank vast dat het dossier chatgesprekken bevat waarin verdachte op de hoogte wordt gebracht van het onderscheppen van een container door de politie in Costa Rica. Vervolgens heeft verdachte dit “nieuws” gedeeld met een chatcontact en heeft daarbij gewezen op een artikel op de site “ Crimesite ” waarin aandacht werd besteed aan die onderschepte container. Ditzelfde artikel werd later op de telefoon van verdachte als schermafdruk aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden wijzen in de richting van betrokkenheid van verdachte bij de inbeslaggenomen zending 893 kilo cocaïne. Dit geldt ook voor de gesprekken waarin verdachte aangeeft dat het zijn bak betrof, die is gefinancierd met winst, waarin wordt gesproken over een mooie lijn en scanners in de havens en dat het een lijn betrof waarop hij vaker heeft gewerkt. Alle chatgesprekken met betrekking tot deze zending zijn van na de inbeslagname in Costa Rica. In de chats ontbreekt informatie over wat er vóór die inbeslagname is gebeurd. Daarmee bestaan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen om de betrokkenheid van verdachte nader vast te kunnen stellen. Naar het oordeel van de rechtbank is dan onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om het (mede)plegen van voorbereidingshandelingen bewezen te verklaren. Verdachte zal dan ook van het onder feit 2 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Feit 3 Uit chatgesprekken waaraan verdachte ( [accountnaam 4] ) heeft deelgenomen is vast komen te staan dat verdachte op 20 februari 2021 met een niet nader geïdentificeerd Sky-account contacten heeft over een lading van 700 kilo die in een verkeerde container is geplaatst. Deze lading is afkomstig uit Chili en is op weg naar Rotterdam. Verdachte zou op dat moment samen met de eigenaar van die lading in Dubai zitten en de mogelijkheid wordt besproken voor het uithalen van deze lading door verdachte. Daarbij worden met betrekking tot die lading specifieke kenmerken gegeven zoals hoe de lading verpakt zou zijn, waar in de container die lading zou liggen en wat de uiteindelijke bestemming zou zijn van de container. Verdachte heeft vervolgens op 20 februari 2021 ook contact met zijn broer [medeverdachte] over diezelfde lading van 700 kilo afkomstig uit Chili en met hem bespreekt hij de mogelijkheid om die lading in bezit te krijgen. Op 24 februari 2021 wordt een groeps-chat gestart waarin ook verdachte ( [accountnaam 4] ) is opgenomen. Verdachte introduceert de eigenaar van de lading van 700 kilo en in de chatgroep worden drie plannen besproken om die lading in bezit te krijgen: A. het wegnemen van de container van het haventerrein middels pincodefraude; B. indien de container wordt geselecteerd voor controle, lokaliseren van de container en vervolgens uithalen voor de douanecontrole en C. overvallen van de legale chauffeur door “soldaten”. Ook worden in deze groeps-chat details genoemd van het schip, genaamd [schip] waarop de lading zich zou bevinden en wordt het containernummer [containernummer] genoemd. Het is verdachte die in het groepsgesprek de beslissingen neemt die in een andere groepsconversatie worden voorbereid en deels ten uitvoer worden gebracht. Ook aan die groepsconversatie nemen verdachte (tot en met 27 februari 2021) en zijn broer [medeverdachte] deel.
Uit conversaties tussen verdachte en zijn broer [medeverdachte] blijkt voorts dat [medeverdachte] aan verdachte om gegevens vraagt betreffende de container en verdachte stuurt hem een afbeelding met het containernummer [containernummer] . [medeverdachte] geeft ook aan dat hij samen met [persoon 1] en met politiekleding de opdracht wil gaan doen, waarbij verdachte aangeeft dat er een “oog” meegaat. Verdachte vraagt ook zijn broer om een gestolen auto te regelen. Op 23 februari 2021 zegt [medeverdachte] dat hij politiekleding, een zwaailamp en auto’s gaat regelen, zodat hij “hem” aan de kant kan zetten. Vervolgens bevestigt [medeverdachte] dat alles “ready” is, “poli”, zwaailampen, alles.
Uit onderzoek Bolero is naar voren gekomen dat een criminele organisatie in Chili was overeengekomen om 665 kilo cocaïne te verzenden met containerschip [schip] , in een container met containernummer [containernummer] . Het containerschip [schip] zou op 5 maart 2021 in de haven van Rotterdam arriveren. Voorts is uit het onderzoek Bolero gebleken dat de 665 kilo cocaïne al in de haven in Chili is onderschept door de Chileense autoriteiten.
Uit de gesprekken in de groeps-chats en de onderlinge conversaties tussen verdachte en zijn broer [medeverdachte] , leidt de rechtbank af dat verdachte betrokken is geweest bij de voorbereidingen voor het veiligstellen van de partij cocaïne die vanuit Chili naar Nederland zou komen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hierin een bepalende en coördinerende rol gehad. Verdachte was degene die de contacten had met de eigenaar van de lading cocaïne en verdachte was degene die op belangrijke momenten beslissingen nam. Daarbij schakelde hij zijn broer [medeverdachte] in voor een deel van de uitvoering van de door verdachte opgezette plannen voor het uithalen van de verdovende middelen. Hieraan heeft [medeverdachte] voldaan, in die zin dat hij uitvoering heeft gegeven aan de door verdachte gegeven opdrachten met betrekking tot het besproken plan C. Verdachte heeft zich daarmee naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne.
Dat verdachte reeds bij aanvang van zijn betrokkenheid wist dat de betreffende container in Chili bij vertrek al leeg was, zoals door de verdediging is gesteld, volgt de rechtbank niet. Dit baseert de rechtbank op de inhoud van de chatgesprekken die zonder enige twijfel zien op het veiligstellen van de lading. Weliswaar is met [medeverdachte] de mogelijkheid besproken dat de bak leeg was, maar de rechtbank beschouwt dit als niet meer dan slechts een theoretische mogelijkheid en zeker geen wetenschap aan de zijde van verdachte. Ook gelet op de moeite die werd gedaan om de container veilig te stellen, de opdrachten die daarvoor door verdachte werden gegeven en het feit dat deze al deels werden uitgevoerd, maken dat naar het oordeel van de rechtbank het opzet van verdachte steeds gericht was op de invoer van 700 kilo cocaïne. Dat de cocaïne er in Chili al was uitgehaald maakt het voorgaande niet anders.
De lezing van verdachte dat hij het spelletje meespeelde omdat de opdrachtgever over zijn schouder zat mee te lezen en met de bedoeling hieraan geld te verdienen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte zat in Dubai aan tafel met de eigenaar van een grote partij cocaïne van 700 kilo en voor diezelfde persoon heeft verdachte zich ingezet om die partij in Nederland uit te halen. Het ligt dan niet voor de hand personen die hoog in de drugsorganisatie staan op die manier op te lichten. Dergelijke gedragingen zullen zeker niet zonder gevolgen blijven en de kans op toekomstige opdrachten en projecten is verkeken. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor het verweer van verdachte dat er in de chatgesprekken voornamelijk sprake was van bluffen en grootspraak. Het is de rechtbank uit andere strafzaken bekend dat de door verdachte beschreven houding van bluffen en grootspraak in de wereld van de internationale drugshandel niet wordt getolereerd. Het gaat daarbij vooral om het vertrouwen in de zin van het nakomen van afspraken en het niet noemen van namen, waarbij het gebruik van geweld zeker niet wordt geschuwd indien men zich daar niet aan houdt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van verdachte ook op dit punt als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven.
Feit 4 Betreffende het verwijt met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij een partij van 600 kilo cocaïne, stelt de rechtbank vast dat er chatgesprekken zijn, een foto van een stapel blokken en de mededeling dat er 600 kilo veilig thuis is gekomen. Verdachte heeft dit bericht gedeeld met zijn broer die hem daarmee feliciteert en verdachte stuurt vervolgens het bericht “ik mag zelf bepalen van hun wat ik erop doe snap je”. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat er sprake is geweest van (enige) betrokkenheid van verdachte bij deze partij cocaïne. Waaruit die betrokkenheid heeft bestaan, is naar het oordeel van de rechtbank echter niet duidelijk geworden. Zo blijkt niet duidelijk of verdachte die foto zelf heeft gemaakt, zodat evenmin kan worden vastgesteld dat deze verdovende middelen zich in de machtssfeer van verdachte hebben bevonden. Verdachte zal daarom van het onder 4 primair ten laste gelegde (het voorhanden hebben van de partij) worden vrijgesproken. Uit het dossier is ook niet duidelijk geworden wat de verdere bemoeienis is geweest van verdachte bij de partij op de foto. Niet blijkt uit de chatgesprekken waar die zending vandaan is gekomen en welke rol verdachte daarbij heeft gespeeld. Ook nu geldt dat uit de chatgesprekken niets bekend is geworden over het voortraject van die 600 kilo cocaïne die zijn gefotografeerd. De context ontbreekt. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat dan ook onvoldoende bewijs voor het (mede)plegen van voorbereidingshandelingen. Verdachte zal ook van het onder 4 subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Feit 5
Algemene overweging De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor witwassen dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde geldbedrag uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het ten laste gelegde geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. In deze zaak is geen direct verband te leggen tussen een concreet misdrijf en het geld waarop de tenlastelegging ziet. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is. Stappenplan Aangezien er geen sprake is van een concreet brondelict zal bij de beoordeling of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, gebruik gemaakt worden van het in de jurisprudentie ontwikkelde stappenplan. In de eerste plaats is de officier van justitie verantwoordelijk voor het aandragen van feiten omstandigheden die een vermoeden rechtvaardigen dat een voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is (stap I). Van de verdachte mag vervolgens worden verlangd dat hij een verklaring geeft, waaruit blijkt dat de ten laste gelegde voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn (stap II). Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn (stap III). Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, ligt het op de weg van de officier van justitie om nader onderzoek te doen naar die verklaring en de daarin gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Als een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen (stap IV). Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft (stap V). Het vermoeden van witwassen De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1, 3 en 6 volgt dat verdachte betrokken is geweest bij de handel in drugs, te weten het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de in- en uitvoer van grote hoeveelheden cocaïne en 5 kilo MDMA en ook feitelijk de invoer van 20 kilo cocaïne in Nederland. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij dergelijke feiten in dit criminele milieu grote hoeveelheden cash geld omgaan en worden verdiend. Dit doet zich ook in onderhavig geval voor. Op grond van de chatgesprekken in het dossier, waarvan sommige ondersteund door verstuurde foto’s van pakketten bankbiljetten, is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte en zijn broer [medeverdachte] voortdurend grote bedragen aan cash geld direct voorhanden hadden en dat verdachte ook gebruik maakte van ‘underground banking’. Daarnaast volgt daaruit dat de contanten op verschillende plekken bij verschillende personen lagen, veelal in grote coupures. Er werden afspraken gemaakt om cash geld op te halen en er werd bijgehouden en besproken hoeveel waar lag. Uit chatgesprekken vanaf 23 februari 2021 blijkt van een ruzie tussen verdachte en zijn broer [medeverdachte] , waarbij [medeverdachte] heeft gezegd dat er in totaal € 2.600.000,= weg is. Verdachte antwoordt hierop dat hij niet anders kon en dat hij zware ellende heeft gehad en dat hij alles terug zal betalen. Het bezit van grote contante geldbedragen door privépersonen is hoogst ongebruikelijk vanwege het risico van onder meer brand en diefstal, waarbij het geldbedrag in dergelijke gevallen niet is verzekerd. Daarnaast geldt dat cash geld op verschillende adressen, op ongebruikelijke plaatsen werd bewaard, waardoor deze bedragen niet direct aan verdachte en zijn broer te linken waren. De bankbiljetten zijn volgens de foto’s ook niet veilig en geordend opgeborgen, maar werden gebundeld met elastiek in pakketten bewaard.
Er is onderzoek gedaan naar de financiële situatie van verdachte en van zijn broer [medeverdachte] . Uit dit onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat zij geen (bekend) toereikend legaal inkomen hadden dat het voorhanden hebben van voormeld contante geldbedrag zou kunnen verklaren.
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat de aangedragen feiten en omstandigheden zodanig van aard zijn dat er zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, dat gelet op de inhoud van de chatberichten vanaf 23 februari 2021, ziet op een bedrag van € 2.600.000,--. Onder deze omstandigheden mag van verdachte een verklaring worden verlangd over de herkomst van dit geldbedrag.
De verklaring van verdachte Verdachte heeft aangevoerd dat hij tijdens zijn voetbalcarrière vele miljoenen heeft verdiend en dat het in de voetbalwereld, met name in België, niet ongebruikelijk is dat uitbetalingen ook cash werden gedaan. Er zou sprake zijn van tweemaal een betaling van € 150.000,-- in cash in verband met werkzaamheden voor [bedrijf] en een gewonnen rechtzaak van [organisatie] . Deze bedragen zijn uiteindelijk cash bij verdachte terechtgekomen door middel van een constructie via Turkije. Daarnaast heeft verdachte giraal een fors geldbedrag uitgeleend aan [persoon 2] , welke lening deels cash door [persoon 2] aan hem is terugbetaald.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn verklaring over betalingen via Turkije niet nader wilde concretiseren. Bij de rechter-commissaris zijn hierover meerdere getuigen gehoord, maar deze getuigen hebben evenmin duidelijkheid kunnen verschaffen op dit punt. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de verklaring van verdachte onvoldoende concreet is en daarmee niet verifieerbaar. Met de gegeven onderbouwing, valt niet in te zien hoe dit verder moet worden onderzocht.
Voor wat betreft de lening van een groot geldbedrag aan [persoon 2] stelt de rechtbank vast dat verdachte daar zelf wisselend en slechts in algemene zin over heeft verklaard en hetgeen hij heeft verklaard klopt ook niet met de chatgesprekken van 2024. Zo verklaart verdachte niet eenduidig over welk totaalbedrag het gaat, is verdachte niet concreet over welk bedrag contant is terugbetaald door [persoon 2] , wanneer is betaald en volgt uit chatgesprekken in 2024 dat [persoon 2] van de lening nog helemaal niets heeft terugbetaald.
Daarnaast acht de rechtbank de verklaring van verdachte met betrekking tot de herkomst van het geld in relatie tot de hoogte en de samenstelling van het bedrag waarop het vermoeden rust en het feit dat het elders werd bewaard, niet aannemelijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht over de herkomst van het totale geldbedrag, niet kan worden aangemerkt als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, waar nog nader onderzoek naar moet worden verricht.
Conclusie Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende tegenwicht is geboden tegen het vermoeden dat het geldbedrag van € 2.600.000,= van misdrijf afkomstig is. Er is geen verklaring gegeven die het witwasvermoeden heeft kunnen ontzenuwen.
Dit leidt tot de conclusie dat een criminele herkomst als enig aanvaardbare verklaring kan gelden voor het contante geldbedrag en dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Aangezien uit de chatgesprekken vast is komen te staan dat verdachte zich gedurende een lange periode samen met zijn broer heeft bezig gehouden met het witwassen van grote hoeveelheden contante geldbedragen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt en dat er sprake is van medeplegen.
Feit 6 In een bij verdachte aangetroffen Iphone werden Threema chatberichten aangetroffen waarin verdachte (“P”) chatcontact heeft met het Threema-contact met de accountnaam “ [alias 2] ”. In het chatgesprek bevonden zich 1663 berichten en het chatcontact begon op 23 december 2023. Geconstateerd werd door de politie dat bijna de gehele conversatie ging over het importeren en/of exporteren van drugs, verpakken van drugs, het verzenden en ontvangen van pakketjes, financieringen ten behoeve van de aankoop van materialen, het aankopen van drugs en het verzenden ervan, het gebruik van tokens en gebruikte werkwijzen. Daarbij werd voorts geconstateerd dat de contacten van verdachte en “ [alias 2] ” (leveranciers dan wel afnemers) verspreid zijn over de gehele wereld. Ook was er contact met het Threema-contact met de accountnaam “Organized crime” over de aankoop en verkoop van cocaïne. Op 30 mei 2024 zegt verdachte dat hij binnenkort een adres nodig heeft. Voor Parijs en middels gebruik van FedEx. Verdachte geeft aan dat er maandag vanuit Brazilië 4 kilo cocaïne van AAA kwaliteit naar Europa komt. Voorts werden op de inbeslaggenomen Iphone 17 chatgesprekken aangetroffen waarin verdachte met drie chatcontacten praat over het versturen/verzenden van MDMA. Het ging daarbij om de chatcontacten “ [contact 1] ”, “ [contact 2] ” en “ [contact 3] ”, waarbij uit de context van die chatgesprekken kan worden afgeleid dat het bij deze drie chatcontacten telkens om één en dezelfde persoon ging. In die chatgesprekken, die begonnen in december 2023 en liepen tot 19 april 2024, werden afspraken gemaakt betreffende de levering van 5 kilo MDMA, het versturen van die MDMA naar Frankrijk (Parijs) en het vanuit Parijs doorsturen van die MDMA.
Op grond van deze chatgesprekken is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen plegen van voorbereidingshandelingen voor het in- en uitvoeren van MDMA en cocaïne.
De verklaring van verdachte dat hij bij het voetbalveld werd gedwongen om het Threema-account op zijn telefoon te downloaden om een schuld af te betalen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De getuigenverklaringen bij de rechter-commissaris maken dit niet anders. De rechtbank stelt vast dat verdachte weinig concreet is over de mensen bij wie hij schulden zou hebben en dat verdachte hierover wisselend heeft verklaard. Ook heeft hij niets verklaard over wat de afspraken waren over het gebruik van de app en wat er van hem werd verwacht. Daar komt bij dat hij hieromtrent in zijn eerste verklaring bij de politie helemaal niets heeft verklaard. Ook kan van de op de Iphone aangetroffen chatgesprekken niet worden gezegd dat deze gesprekken iets te maken hadden met een openstaande schuld die verdachte nog zou hebben of iets wat daarop lijkt. De chats beslaan een langere periode tot aan de aanhouding van verdachte en het was ook verdachte die in deze gesprekken het initiatief nam. De bewering van verdachte dat sprake was van grootspraak of meepraten, volgt de rechtbank dan ook niet.
Feit 7 Verdachte heeft dit feit bekend en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting op 10 juni 2025 en het proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen in de woning van verdachte te [woonplaats] van 6 flessen inhoudende in totaal 18 liter lachgas. De rechtbank acht het medeplegen niet bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair:
in de periode van 08 februari 2020 tot en met 19 februari 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet ongeveer 20 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
3.in de periode van 20 februari 2021 tot en met08 maart 2021, ergens in Nederland en/of België en/of de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of bewerken en/of verwerken en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen, dan wel aanwezig hebben van 700 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen,
-één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en), hebbende verdachte en/of verdachtes mededaders:- één of meer mobiele (organisatie)telefoons, met het beveiligingsprogramma SKY-ECC, voorhanden gehad, en- in persoon, via (SKY)chatberichten contact met één of meer mededaders en/of contactpersonen onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het inkopen en/of transporteren en/of afleveren en/of opslaan en/of uithalen en verstrekken en/of vervoeren van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en - een of meerdere ontmoetingen gehad en/of geregeld in Nederland en/of de Verenigde Arabische Emiraten, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied vanNederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en
- de logistiek en administratie geregeld voor het (zee- en/of land)transport van (een) container(s) met daarin cocaïne;- politie-uniformen, zwaailichten en gestolen auto’s geregeld (om transporten met cocaïne te kunnen onderscheppen) en- personen en/of bedrijven en/of in de haven van Rotterdam benaderd en/of laten benaderen om informatie over de logistiek van de transporten van de containers met cocaïne te verschaffen en- personen en/of bedrijven benaderd en/of laten benaderen om zich ter beschikking te stellen voor het transporteren en/of uithalen van cocaïne en- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen) en/of ontvangen van zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) voor het transporteren en/of inkopen en/of uithalen en/of verkopen van de cocaïne;
5.in de periode van 30 augustus 2020 tot en met 09 maart 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt immers hebben hij, verdachte en zijn mededader contante geldbedragen van in totaal € 2.600.000,-, verworven en voorhanden gehad terwijl hij verdachte en diens mededader wisten, dat deze geldbedragen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
6.hij in de periode van 14 december 2023 tot en met 10 juni 2024 ergens in Nederland en/of Frankrijk en/of Brazilië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of bewerken en/of verwerken en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van 4 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, en 5 kilogram MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,voor te bereiden en/of te bevorderen,
-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en/of- stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van de hierboven bedoelde feiten, hebbende verdachte en/of verdachtes mededaders telkens:- één of meer mobiele (organisatie)telefoons, met de versleutelde communicatiedienst Threema, voorhanden gehad en/of- via (Threema)chatberichten contact met één of meer mededaders en/of contactpersonen onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het inkopen en/of transporteren en/of afleveren en/of opslaan en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of invoeren en/of uitvoeren van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en/of MDMA;
7.op 10 juni 2024 te [woonplaats] opzettelijk 18 liter lachgas, zijnde lachgas een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, aanwezig heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 13 jaren en een geldboete van € 30.000,= subsidiair 185 dagen vervangende hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft aangevoerd dat er in ieder geval minder bewezen kan worden verklaard dan door de officier van justitie wordt gevorderd en dat dit in de strafmaat tot uitdrukking dient te komen. Het feit dat verdachte niet de kans is geboden om de strafzaak middels procesafspraken doelmatig af te handelen, dient volgens de verdediging ook bij de straftoemeting een rol te spelen. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen door deels te bekennen en oprecht spijt te betuigen. Verdachte heeft vroegtijdig zelf hulp gezocht in de penitentiaire inrichting en hij wil zijn leven een andere wending geven en voor zijn gezin kiezen. De verdediging heeft uitdrukkelijk verzocht het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport en de daarin opgenomen conclusies te passeren. Voor de strafmaat is voorts van belang dat verdachte geen relevante antecedenten heeft en dat de feiten grotendeels gedateerd zijn. Tot slot is nog aangevoerd dat het opleggen van een hoge geldboete naast een forse gevangenisstraf en een ontnemingsbeslissing geen toegevoegde waarde heeft en gepasseerd dient te worden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen invoeren in Nederland van 20 kilo cocaïne vanuit Zuid-Amerika en aan het samen met anderen plegen van voorbereidingshandelingen verricht met het oog op de in-en/of uitvoer van 5 kilo MDMA en 4 kilo cocaïne en een enorme hoeveelheid cocaïne van 700 kilogram. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van een bedrag van € 2.600.000,= en had verdachte 18 liter lachgas in zijn bezit. Aard en ernst van de feiten Verdachte vormde een schakel in de grootschalige internationale handel in harddrugs, waardoor hij een bijdrage aan de instandhouding hiervan heeft geleverd. Gelet op de betrokken hoeveelheden kan het namelijk niet anders dan dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel met als einddoel het gebruik van harddrugs door het individu. Omdat harddrugs stoffen bevatten die schadelijk zijn voor de gezondheid en sterk verslavend zijn, vormt het op de markt brengen van deze harddrugs een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Met de handel in drugs wordt bovendien veel geld verdiend. De wereld waarin verdachte zich aldus begaf is er een van georganiseerde ondermijnende criminaliteit, waarin intimidatie, geweld, aanslagen en liquidaties binnen eigen kring of tussen rivaliserende bendes niet worden geschuwd en die onder meer een bedreiging inhouden van de integriteit van het financiële en economische verkeer. Corruptie en witwaspraktijken zijn daarbij immers aan de orde van de dag.
Verdachte heeft bij deze nadelige gevolgen kennelijk niet stilgestaan. Hij is alleen bezig geweest met het verdienen van grote hoeveelheden geld. Door zich te bedienen van een SkyECC-toestel waande hij zich onbespied en dacht hij onopgemerkt zijn gang te kunnen gaan. De chatgesprekken laten zien welke plaats verdachte in deze handel inneemt. Zo zit verdachte met de eigenaar van een grote partij cocaïne aan tafel om zaken te regelen en heeft hij vele contacten met betrekking tot diverse aspecten van de handel.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten, de ernstige gevolgen daarvan en de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld maken dat naar het oordeel van de rechtbank het opleggen aan verdachte van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting van de samenleving waaraan verdachte (indirect) heeft bijdragen. Anderzijds heeft het opleggen van vrijheidsstraffen tot doel anderen ervan te weerhouden zich met georganiseerde criminaliteit in te laten.
Persoonlijke omstandigheden Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte die op de zitting aan de orde zijn geweest. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport. Na zijn aanhouding heeft verdachte veel op papier gezet over zichzelf. Hij heeft daarbij echter maar heel beperkt inzicht willen gegeven in zijn rol met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten. Wel heeft hij aandacht gevraagd voor de gevolgen van zijn aanhouding en hij doelt daarbij op de gevolgen voor zijn kinderen, voor zichzelf en voor zijn bedrijf. Verdachte is vooral bang dat zijn detentie en veroordeling nadelig zullen zijn voor de nog prille voetbalcarrière van zijn zoons en voor het voortbestaan van zijn bedrijf. Tevens heeft hij gewezen op de rol van de media en de beeldvorming die daarvan het gevolg is.
De rechtbank begrijpt dat de veroordeling van verdachte nadelige gevolgen kan hebben. Verdachte had hierbij echter eerder stil moeten staan en andere keuzes kunnen en moeten maken. In die zin kan de rechtbank daar dan ook bij de strafbepaling geen rekening houden. Ook met het gegeven dat met verdachte geen procesafspraken zijn gemaakt kan de rechtbank bij de strafbepaling geen rekening houden nu het bestaan van deze mogelijkheid door Openbaar Ministerie per zaak wordt bekeken.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij weliswaar eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar niet is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
Strafoplegging Voor de bepaling van de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Tevens heeft zij acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd, te weten een gevangenisstraf van 7 jaar, onder andere vanwege het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder 2 en 4 tenlastegelegde feiten. De rechtbank acht deze straf passend en geboden. De winstaspiraties die gepaard gaan met deze strafbare feiten zijn enorm en doorgaans de belangrijkste drijfveer om hieraan deel te nemen. Deze elementen vormen voor de rechtbank aanleiding om naast een gevangenisstraf ook de gevorderde geldboete van bedrag van € 30.000,= subsidiair 185 dagen hechtenis, op te leggen
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7 Het beslag
7.1 De onttrekking aan het verkeer De hierna in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot die voorwerpen dan wel zijn begaan of voorbereid met behulp van die voorwerpen. Verder zijn die voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 36b, 36c, 47, 57, 63 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a,11 en 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2 en 4 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
*feit 1 primair:*Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod; *feit 3:*Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, daarbij behulpzaam te zijn, daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, en zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en voorwerpen, vervoermiddelen, gelden, of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit; feit 5: Medeplegen van gewoontewitwassen; *feit 6:*Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, daarbij behulpzaam te zijn, daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, en zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en voorwerpen, vervoermiddelen, gelden, of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd; *feit 7:*Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 jaren;
-
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
-
veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 30.000,=;
-
beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechteniszal worden toegepast van 185 dagen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een half bankbiljet van vijf euro;
- 6 cilinders lachgas.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 augustus 2025.
10 Bijlage I
De tenlastelegging
1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 februari2020 tot en met 19 februari 2020 te [plaats] , althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht alsbedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en/of opzettelijk heeft bereiden/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/ofverstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehadongeveer 20 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van eenmateriaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld inde bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens hetvijfde lid van artikel 3a van die wet;(art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordelingmocht of zou kunnen leiden:hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 08februari 2020 tot en 19 februari 2020, te [plaats] , althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen omeen feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van deOpiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/ofverstrekken en/of vervoeren en/of bewerken en/ofverwerken en/ofbinnen het grondgebied van Nederland brengen, dan wel aanwezighebben van 20 kilogram, althans een hoeveelheid cocaïne, zijndecocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,en/of zijnde een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet,voor te bereiden en/of te bevorderen,-één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) teplegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbijbehulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/ofinlichtingen te verschaffen en/of-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/ofmiddelen en/ofinlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht teverschaffen en/of-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/ofandere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist ofernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegenvan het/de hierboven bedoelde feit(en),hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met hetbeveiligingsprogramma SKY-ECC, voorhanden gehad en/of verstrekt,en/of- in persoon, telefonisch en/ofvia (SKY)chatberichten contact met één ofmeer mededaders(s) en/of contactperso(o)n(en) onderhouden en/ofinformatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het inkopen en/oftransporteren en/of afleveren en/of opslaan en/of uithalen en/ofverstrekken en/ofvervoeren van voornoemde handelshoeveelhedencocaïne en/of- een of meerdere ontmoetingen gehad en/of geregeld in [plaats] , althansinNederland met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebiedvan Nederland brengen en/ofverkopen en/of afleveren en/ofverstrekken en/ofvervoeren van voornoemde handelshoeveelhedencocaïne en/of- de logistiek en administratie geregeld voor het (lucht-, zee- en/ofland)transport van (een) postpakket(ten) en/ofcontainer(s) met daarincocaïne;- personen en/of bedrijven benaderd en/of laten benaderen om zich terbeschikking te stellen voor het transporteren en/of uithalen van cocaïneen/of- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/ofverstrekt (gekregen)en/of ontvangen van zijn mededader(s) en/of één of meer andereperso(o)n(en) voor het transporteren en/of inkopen en/ofuithalen en/ofverkopen van de cocaïne;(art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20december 2020 tot en met 23 december 2020 te [plaats] , althans inNederlandtezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleenom een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van deOpiumwet, te wetenhet opzettelijk verkopen en/of afleveren en/ofverstrekken en/ofvervoeren en/of bewerken en/ofverwerken en/of binnen hetgrondgebied van Nederland brengen, dan wel aanwezig hebben van 893kilogram, althans een forse hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne eenmiddel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of zijndeeen ander middel zoals genoemd in lijst 1 van de Opiumwet, voor tebereiden en/of te bevorderen,-één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) teplegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbijbehulpzaam te zijn en/ofom daartoe gelegenheid, middelen en/ofinlichtingen te verschaffen en/of-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/ofinlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht teverschaffen en/of-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/ofandere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist ofernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegenvan het/de hierboven bedoelde feit(en,hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met hetbeveiligingsprogramma SKY-ECC, voorhanden gehad en/of verstrekt,en/of- in persoon, telefonisch en/ofvia (SKY)chatberichten contact met één ofmeer mededaders(s) en/of contactperso(o)n(en) onderhouden en/ofinformatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het inkopen en/oftransporteren en/of afleveren en/of opslaan en/of uithalen en/ofverstrekken en/of vervoeren van voornoemde handelshoeveelhedencocaïne en/of- een of meerdere ontmoetingen gehad en/of geregeld in [plaats] , althansinNederland met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebiedvan Nederland brengen en/ofverkopen en/of afleveren en/ofverstrekken en/ofvervoeren van voornoemde handeishoeveelhedencocaïne en/of- de logistiek en administratie geregeld voor het (lucht-, zee- en/ofland)transport van (een) postpakket(ten) en/of container(s) met daarincocaïne;- personen en/of bedrijven benaderd en/of laten benaderen om zich terbeschikking te stellen voor het transporteren en/of uithalen van cocaïneen/of- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen)en/of ontvangen van zijn mededader(s) en/of één of meer andereperso(o)n(en) voor het transporteren en/of inkopen en/ofuithalen en/ofverkopen van de cocaïne;(art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art lOa lid 1 ahf/sub 2alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20februari 2021 tot en 08 maart 2021, te [plaats] en/of Rotterdam en/ofBrussel en/of Dubai, althans ergens in Nederland en/of België en/of deVerenigde Arabische Emiraten,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleenom een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van deOpiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/ofverstrekken en/of vervoeren en/of bewerken en/ofverwerken en/ofbinnen het grondgebied van Nederland brengen, dan wel aanwezighebben van700 kilogram, althans een forse hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne eenmiddel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, en/of zijndeeen ander middel zoals genoemd in lijst T van de Opiumwet, voor tebereiden en/of te bevorderen,-één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) teplegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbijbehulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/ofinlichtingen te verschaffen en/of-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/ofinlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht teverschaffen en/of-voorwerpen en/ofvervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/ofandere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist ofernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegenvan het/de hierboven bedoelde feit(en),hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met hetbeveiligingsprogramma SKY-ECC, voorhanden gehad en/of verstrekt,en / of- in persoon, telefonisch en/ofvia (SKY)chatberichten contact met één ofmeer mededaders(s) en/of contactperso(o)n(en) onderhouden en/ofinformatie uitgewisseld en/ofafspraken gemaakt over het inkopen en/oftransporteren en/of afleveren en/of opslaan en/of uithalen en/ofverstrekken en/ofvervoeren van voornoemde handelshoeveelhedencocaïne en/of- een of meerdere ontmoetingen gehad en/ofgeregeld in [plaats] en/ofDubai, althans in Nederland en/of de Verenigde Arabische Emiraten,met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied vanNederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekkenen/ofvervoeren van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en/of- de logistiek en administratie geregeld voor het (zee- en/ofland)transport van (een) container(s) met daarin cocaïne;- een of meer politie-uniform(en), zwaailicht(en) en gestolen auto’sgeregeld (om transporten met cocaïne te kunnen onderscheppen) en/of- personen en/of bedrijven en/of in de haven van Rotterdam benaderden/of laten benaderen om informatie over de logistiek van detransporten van de containers met cocaïne te verschaffen en/of- personen en/of bedrijven benaderd en/of laten benaderen om zich terbeschikking te stellen voor het transporteren en/of uithalen van cocaïneen/of- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen)en/of ontvangen van zijn mededader(s) en/of één of meer andereperso(o)n(en) voor het transporteren en/ofinkopen en/ofuithalen en/ofverkopen van de cocaïne;art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4.hij op of omstreeks 15 februari 2021 te [plaats] , althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkochten/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijkaanwezig heeft gehadongeveer 600 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van eenmateriaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld inde bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens hetvijfde lid van artikel 3a van die wet;(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordelingmocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 15 februari 2021 te [plaats] , althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van deOpiumwet, te wetenhet opzettelijk verkopen en/of afleveren en/ofverstrekken en/ofvervoeren en/of bewerken en/ofverwerken en/of binnen hetgrondgebied van Nederland brengen, dan wel aanwezig hebben van 600kilogram, althans een forse hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne eenmiddel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst T, en/of zijndeeen ander middel zoals genoemd in lijst T van de Opiumwet, voor tebereiden en/of te bevorderen,-één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) teplegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbijbehulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid,middelen en/ofinlichtingen te verschaffen en/of-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/ofinlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht teverschaffen en/of-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/ofandere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist ofernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegenvan het/de hierboven bedoelde feit(en),hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met hetbeveiligingsprogramma SKY-ECC, voorhanden gehad en/of verstrekt,en/of- in persoon, telefonisch en/ofvia (SKY)chatberichten contact met één ofmeer mededaders(s) en/of contactperso(o)n(en) onderhouden en/ofinformatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het inkopen en/oftransporteren en/of afleveren en/of opslaan en/of uithalen en/ofverstrekken en/of vervoeren van voornoemde handelshoeveelhcdencocaïne en/of- een of meerdere ontmoetingen gehad en/of geregeld in [plaats] , althansinNederland met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebiedvan Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/ofverstrekken en/of vervoeren van voornoemde handelshoeveelhedencocaïne en/of- de logistiek en administratie geregeld voor het (lucht-, zee- en/ofland)transport van (een) postpakket(ten) en/of container(s) met daarincocaïne;- personen en/of bedrijven benaderd en/of laten benaderen om zich terbeschikking te stellen voor het transporteren en/of uithalen van cocaïneen/of- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen)en/of ontvangen van zijn mededader(s) en/of één of meer andereperso(o)n(en) voor het transporteren en/ofinkopen en/ofuithalen en/ofverkopen van de cocaïne;art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
5.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30augustus 2020 tot en met 09 maart 2021 te [plaats] althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleenvan het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zichschuldig heeft gemaakt aan (eenvoudig) (schuld)witwassen,immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (één of meer van) zijnmededader(s) van één of meerdere (contante) geldbedrag(en) van intotaal € 2.600.000,-, althans van enig geldbedrag de werkelijke aarden/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of deverplaatsing verborgen en/ofverhuld en/ofverborgen en/ofverhuld, wiede rechthebbende op dit/deze geldbedrag/geldbedrag(en) is/zijn en/ofwie dit/deze geldbedrag/geldbedragen voorhanden had en/ofdit/deze geldbedrag/geldbedrag(en) verworven en/ofvoorhanden gehaden/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,terwijl hij verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) dan welredelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/dezegeldbedrag/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk ofmiddellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek vanStrafrecht, art 420ter lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboekvan Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
6.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14december 2023 tot en met 10 juni 2024, te [plaats] en/of Parijs, althansergens in Nederland en/of Frankrijk en/of Brazilië,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde ofvijfde lid van artikel 10 vande Opiumwet, te wetenhet opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/ofvervoeren en/of bewerken en/of verwerken en/of binnen en/of buitenhet grondgebied van Nederland brengen, dan wel aanwezig hebben van4 kilogram, althans een forse hoeveelheid cocaïne, althans telkens (een)aanzienlijke (handels)hoeveelhe(i)d (en) cocaïne, zijnde cocaïne eenmiddel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, en/of5 kilogram, althans een forse hoeveelheid MDMA, althans telkens (een)aanzienlijke (handels)hoeveelhe(i)d(en) MDMA, zijnde MDMA eenmiddel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,voor te bereiden en/of te bevorderen,(telkens)-één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) teplegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbijbehulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/ofinlichtingen te verschaffen en / of-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/ofinlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht teverschaffen en/of-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/ofandere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist ofernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegenvan het/de hierboven bedoelde feit(en),hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)(telkens):- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met de versleuteldecommunicatiedienst Threema, voorhanden gehad en/of verstrekt, en/of- via (Threema)chatberjchten contact met één of meer mededaders(s)en/of contactperso(o)n(en) onderhouden en/of informatie uitgewisselden/of afspraken gemaakt over het inkopen en/of transporteren en/ofafleveren en/of opslaan en/of uithalen en/of verstrekken en/ofvervoeren en/of invoeren en/of uitvoeren van voornoemdehandelshoeveelheden cocaïne en/of MDMA;(Artikel art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet, art 10 lid 4 Opiumwet,art 10 lid 5 Opiumwet)(art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet)
7.Hij op of omstreeks 10 juni 2024 te [woonplaats] ,tezamen en in vereniging met een anderen/of alleen opzettelijk 18 literlachgas, zijnde lachgas een middel als bedoeld in de bij de Opiumwetbehorende lijst II, opzettelijk aanwezig heeft gehad.(art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet)