ECLI:NL:RBOVE:2025:5666 - Rechtbank Overijssel - 19 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/336133 / KG ZA 25-178
Vonnis in kort geding van 19 september 2025
in de zaak van
LICENSE PARTNERS CLOUD SOLUTIONS B.V., te Almere, eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna te noemen: LPCS, advocaten: mr. B.W. Brouwer, mr. T.G.H. Coppens en mr. H.R. Pleiter,
tegen
1 [partij B1] ,
te [woonplaats 1] , hierna te noemen: [partij B1] ,2. [partij B2] B.V., te [vestigingsplaats 1] , hierna te noemen: [partij B2] , gedaagde partijen in conventie, eisende partijen in reconventie, hierna samen te noemen: [partij B1] c.s., advocaten: mr. J.P.C. van Ruiven en mr. R.J.A.C. Haas, en
3 [partij B3] ,
te [woonplaats 2] , hierna te noemen: [partij B3] ,
- [partij B4] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] , hierna te noemen: [partij B4] ,
- NAVIGANTES B.V.,
te Zeist, hierna te noemen: Navigantes,
- [partij B5],
te Apeldoorn, hierna te noemen: [partij B5] ,
- [partij B6] B.V.,
te [vestigingsplaats 3] , hierna te noemen: [partij B6] , gedaagde partijen in conventie, eisende partijen in recoventie, hierna samen te noemen: Navigantes c.s. advocaat: mr. Y. Bayram.
1 De zaak in het kort
1.1. Dit kort geding gaat kort gezegd over het volgende. LPCS heeft bewijsbeslag laten leggen op diverse (digitale) bescheiden in verband met het vermoeden dat [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. de voor hen geldende non-concurrentie- en relatiebedingen hebben overtreden en/of onrechtmatig jegens LPCS hebben gehandeld. LPCS vordert nu inzage in de beslagen gegevens. Ook stelt zij een aantal verbodsacties in.
1.2. De voorzieningenrechter zal hierna tot het oordeel komen dat de door LPCS gevorderde verboden moeten worden afgewezen en dat de inzagevorderingen deels toewijsbaar zijn.
2 De procedure
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaardingen met 26 producties en de betekende herstelexploten;
-
de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie met 14 producties van [partij B1] c.s.;
-
de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie met 15 producties van Navigantes c.s.;
-
de akte overlegging aanvullende producties (27 tot en met 29) van LPCS;
-
de akte eiswijziging tevens houdende akte overlegging productie (16) van Navigantes c.s.;- de mondelinge behandeling van 5 september 2025;- de pleitnota van LPCS;- de pleitnota van Navigantes c.s.;
-
de nagezonden productie 15 van LPCS.
3 De feiten
3.1. LPCS drijft een onderneming die software levert en daarnaast adviseert en ondersteunt met betrekking tot die software. Zij biedt onder meer tweedehands licenties van Microsoft en zogenaamde Cloud Services aan.
3.2. [partij B2] is de persoonlijke holding van [partij B1] , [partij B4] is de persoonlijke holding van [partij B3] en [partij B6] is de persoonlijke holding van [partij B5] .
3.3. Tussen LPCS en [partij B2] heeft een aandeelhoudersovereenkomst en een managementovereenkomst bestaan. Op basis van die managementovereenkomst werd [partij B1] als manager ter beschikking gesteld aan LPCS.
3.4. In artikel 6 van de managementovereenkomst was een non-concurrentiebeding opgenomen dat als volgt luidt:
Management B.V. [ [partij B2] , vrzr] en Manager [ [partij B1] , vrzr] zullen zich, gedurende deze overeenkomst en voor een periode van 24 maanden na beëindiging van deze overeenkomst, onthouden van het direct of indirect verrichten van, of van het in enigerlei zin (al dan niet economisch) betrokken zijn bij activiteiten die gelijk zijn aan of vergelijkbaar met de activiteiten van de Vennootschap [LPCS, vrzr] en/of met de activiteiten die de Management B.V. en Manager onder deze overeenkomst verrichten.
3.5. In artikel 8 van de aandeelhoudersovereenkomst was een relatiebeding, een non-concurrentiebeding en een personeelsbeding opgenomen. Dit artikel luidt als volgt:
Het is J. [partij B1] (…) en de aan hem verbonden of gelieerde (rechts-)personen (inclusief haar indirecte Aandeelhouders) verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van alle andere Aandeelhouders:
(Relatiebeding na beëindiging van deze Overeenkomst:)
- gedurende een periode van twee jaar na beëindiging van deze Overeenkomst als zelfstandig ondernemer, als werknemer in dienst van derden of anderszins, direct of indirect, om niet of tegen betaling, zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop de onderneming van Cloud Solutions of haar verbonden vennootschappen zich toelegt en zoals beschreven in de considerans onder a) van deze Overeenkomst, te leveren aan: o diegenen die op enig tijdstip gedurende de laatste twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van deze Overeenkomst dergelijke zaken of diensten van Cloud Solutions of haar verbonden vennootschappen klanten of relaties betrokken, o dan wel aan klanten of relaties met wie Cloud Solutions of haar verbonden vennootschappen op enig tijdstip gedurende de laatste twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van deze Overeenkomst contacten onderhield met betrekking tot het eventueel leveren van dergelijke zaken of diensten, en
(Concurrentiebeding gedurende deze Overeenkomst:) 2. gedurende de looptijd van deze Overeenkomst, op enigerlei andere wijze voor eigen rekening c.q. buiten de exploitatie van Cloud Solutions en/of haar verbonden vennootschappen om, direct dan wel indirect, al dan niet in samenwerking met derden, betrokken te zijn bij, belang te hebben bij, financieel geïnteresseerd te zijn bij de levering van soortgelijke zaken of diensten zoals genoemd in lid 1 ofwel concurrerende werkzaamheden van welke aard dan ook te verrichten ten opzichte van de bedrijfsactiviteiten van de aan Cloud Solutions of haar verbonden vennootschappen verbonden onderneming. en
(Personeelsbeding:) 3. gedurende de looptijd van deze Overeenkomst alsmede gedurende een periode van twee jaar na beëindiging van deze overeenkomst personen die in dienst zijn van Cloud Solutions of haar verbonden vennootschappen zelfstandig of anderszins, direct of indirect, voor zichzelf en/of voor anderen, in dienst te nemen of om anderszins met deze personen samen te werken of hen werkzaamheden te laten verrichten tegen vergoeding of om niet, of hen te benaderen teneinde hen te bewegen hun (arbeids)overeenkomst met Cloud Solutions of haar verbonden vennootschappen op te zeggen.
3.6. Op 27 januari 2025 heeft LPCS per 30 april 2025 de managementovereenkomst met [partij B2] opgezegd vanwege disfunctioneren van [partij B1] . Hierna is een geschil ontstaan over de geldigheid van die opzegging. Ter beëindiging van dat geschil hebben (onder meer) LPCS, [partij B2] en [partij B1] in mei 2025 een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan de managementovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst kwamen te eindigen. In die vaststellingovereenkomst is onder meer te lezen dat zowel [partij B2] als [partij B1] na het eindigen van de managementovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst gebonden is aan het non-concurrentiebeding uit de managementovereenkomst en aan het non-concurrentie-, relatie- en personeelsbeding uit de aandeelhoudersovereenkomst, dat de non-concurrentie-bedingen en het relatiebeding eindigen op 1 maart 2026 en dat het personeelsbeding onverkort voor de duur van 24 maanden geldt.
3.7. [partij B3] en [partij B5] zijn respectievelijk vanaf 1 februari 2022 en 16 september 2024 in dienst geweest van LPCS. In de arbeidsovereenkomsten die zij met LPCS hadden gesloten stond een relatiebeding, dat als volgt luidt:
Het is werknemer gedurende twee jaar na beëindiging van deze arbeidsovereenkomst verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, cliënten en/of medewerkers van werkgever te benaderen, op welke wijze dan ook, hetzij persoonlijk en rechtstreeks, hetzij indirect en met behulp van anderen voor het (laten) aanbieden van zaken, producten en/of diensten die naar hun aard overeenkomen met de door werkgever aangeboden en/of geleverde diensten, producten en/of zaken. Dit geldt ook voor het onderhouden van contacten via sociale media als Facebook, LinkedIn en Twitter. Bij overtreding van dit verbod verbeurt werknemer een forfaitaire en dadelijk opeisbare boete van € 5.000,-, zonder dat voorafgaande sommatie of ingebrekestelling is vereist, te vermeerderen met een bedrag van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van werkgever om nakoming van het relatiebeding en schadevergoeding te vorderen.
3.8. [partij B3] heeft in februari 2025 zijn arbeidsovereenkomst met LPCS opgezegd per 31 maart 2025.
3.9. Op 17 maart 2025 is de domeinnaam [internetsite] geregistreerd.
3.10. Op 27 maart 2025 heeft een senior inkoper van ziekenhuis het [locatie 1] [partij B3] een e-mail gestuurd waarin onder meer het volgende staat: Heb je mailadres ontvangen via [naam 1] .Alles goed? Voor jezelf begonnen begreep ik.. leuk!In dat kader… Graag ontvangen wij een offerte voor de volgende licenties:(…)
3.11. Op 14 april 2025 hebben [partij B3] en [partij B5] samen Navigantes opgericht. Zij zijn via hun holdings middellijk bestuurder en aandeelhouder van die B.V. Navigantes houdt zich volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel bezig met IT-advisering en -ondersteuning en het ontwikkelen van software.
3.12. Op verzoek van [partij B5] hebben LPCS en [partij B5] op 17 april 2025 een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan de arbeidsovereenkomst tussen hen op 30 april 2025 tot een einde kwam. In die vaststellingsovereenkomst is bepaald dat het tussen LPCS en [partij B5] overeengekomen relatiebeding onverkort van kracht blijft.3.13. Op 3 juni 2025 is de website van Navigantes online gekomen en op 4 juni 2025 heeft het [locatie 1] haar jarenlange samenwerking met LPCS opgezegd.
3.14. Op 17 juni 2025 heeft een medewerker van LPCS, [naam 2] (hierna te noemen: [naam 2] ), een gesprek gevoerd met [partij B5] . [naam 2] heeft dit gesprek zonder medeweten van [partij B5] opgenomen. In een transcriptie van dat gesprek is onder meer het volgende te lezen:
(…) 41:50 [partij B5] Dat snap ik, maar nee. Ik snap jouw punt. Het is natuurlijk lastig. Ik zou het hier heel lastig vinden hier, ik heb wel een vaag vermoeden over welke klant het gaat natuurlijk.
42:04 [naam 2] Nou ja, zeg maar zeg ik wel ja of nee?
42:08 [partij B5] Het zal iets in de zorg zijn.
42:12 [naam 2] Ja, no shit. 95% is in de zorg.
42:17 [partij B5] Ja, dat is een opgetekend scenario waarvan ik dacht dat ja dat zal wel. Dat is niet het stuk. Die is inderdaad gegund op die relatie.
42:26 [naam 2] Ja, maar op de relatie met [partij B1] .
42:28 [partij B5] Ja, of [partij B1] en [partij B3] die daar regelmatig samen voorbij zijn gekomen. Het was een stuk gunnen. Dat uh. Dat en dat heb ik ook wel.
(…) 44:31 [naam 2] Maar oké, dan heb je het [locatie 1] . Tweedehands heb je daar. Dat is 100% [partij B1] .
44:41 [partij B5] Ja. Ik weet dat die deal is gevallen. Weet jij wie ***?
[naam 2] Ja, maar dat is ook [partij B1] die dacht dat kan niet. Ik weet welke prijzen hebben neergelegd. Dat zit zo dicht bij de inkoopprijs en ik weet wat de marktprijzen zijn. Ik krijg nu best wel informatie hè.
45:02 [partij B5] Navigantes gaat die tweedehandsdeal – ik weet dat die gevallen is -, Maar Navigantes gaat die tweedehandsdeal niet factureren
45:09 [naam 2] Nee, dat zal [partij B1] doen.
[partij B5] Dat kan [partij B1] doen, we hebben daar best wel wat [onverstaanbaar].
45:12 [naam 2] [partij B1] Krijgt gewoon op de achterkant geld. Kan niet anders.
45:21 [partij B5] Dat kan. Ik weet niet precies wie die club is geweest. Dit is wel een soort samenwerking geweest tussen Navigantes en die andere club, die tweedehands- dat weet ik wel. Er is wel iets van jongens er speelt tweedehands aankoop deal.
(…)
53:59 [naam 2] Het is goed dus dat het [locatie 1] , zeg maar, het jullie het gunt op de relatie. Dus 95% van wat ik binnen heb gehaald is ook gegund op de relatie.
54:07 [partij B5] Ja, dus dat is niet heel raar. Het wordt interessant om aan te vliegen ook. Juridisch gezien, ik weet niet of jij die mail gezien hebt bij het [locatie 1] . [onverstaanbaar]. Ja die mail, die gestuurd is. Daar zie je natuurlijk ook een bepaald stappenplan. [onverstaanbaar]. Het was natuurlijk ook een kwestie van, ook als dat zo het geval zou zijn weet ik niet wat er bij [naam 3] van dit gesprek belandt, ook niet…
(…)
56:19 [naam 2] Maar gaat [partij B1] niet instappen bij jullie dan?
[partij B5] Hij mag niet instappen
[naam 2] Nee, dat snap ik, maar straks is de termijn voorbij.
56:26 [partij B5] Dat zou… die kans is aanwezig.
(…)
58:54 [naam 2] [partij B1] doet het slim natuurlijk, want [partij B1] die communiceert natuurlijk met [partij B3] . [partij B1] die benadert dan die bedrijven, wat ik jou begrijp. Die klanten. Daar gaat hij natuurlijk zo'n... Hoi, ik ben je vriendje. Dat paast hij door naar [partij B3] .
59:14 [partij B5] Naja, doorpassen of hij laat een nummer achter. [partij B1] speelt het stil, misschien. Dus ja, dat is nog wel een lastige.
(…)
01:26:55 [naam 2] Kijk, aan de ene kant is hij heel slim, want aan de ene kant met dit soort dingen... Met het uitwerken van scenario's enzo, alle credits voor hem. Dus een slimme jongen. Maar als je dan gaat kijken, dat je dan de telefoon pakt en het [locatie 1] gaat bellen om vervolgens dat maar bij een Navigantes neer te leggen. Het maakt niet uit, hij heeft gesproken met [locatie 1] .
01:27:16 [partij B5] Ja, dat zal allicht zo. Dat is zo. Ik weet niet direct, maar dat is ook het stuk. Sommige dingen, misschien kun je dat van mij heel dom noemen. Sommige dingen wil ik ook niet weten. Dan kan ik ze ook niet reproduceren. Ik heb geen idee hoe dat moet lukken. Ik weet wel dat stuk had je ook al gehoord, en die naam zal eerder gevallen zijn. Niet uit mijn mond, dat [locatie 1] daarin ingekomen is.
(…)
3.15. Op 11 juli 2025 heeft LPCS ten laste van [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. bewijsbeslag laten leggen op kort gezegd correspondentie en computerbestanden. Vanaf het moment van beslaglegging heeft IT-specialist DigiJuris B.V. (hierna te noemen: DigiJuris), die als bewaarder optreedt, de beslagen gegevens onder zich.
3.16. In augustus 2025 heeft LPCS ten laste van [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. conservatoir beslag laten leggen op hun woningen, bankrekeningen en aandelen.
3.17. [partij B1] heeft op enig moment de senior inkoper van het [locatie 1] via WhatsApp een berichtje gestuurd dat de directeur van LPCS hem met een miljoenenclaim dreigt in verband met het vertrek van het [locatie 1] als klant, vanwege zijn relatie met die medewerker. De betreffende medewerker heeft [partij B1] vervolgens onder meer het volgende geantwoord: Heel bijzonder en gek dat dit word gedacht door [naam 3] . Het SG vaart haar eigen koers en neemt haar eigen besluiten op basis van haar interne strategieën. Ik kan mezelf gelukkig in de spiegel aankijken dat wij ons door geen enkele leverancier of persoon laten beïnvloeden.
4 Het geschil
in conventie
4.1. Na intrekking van een deel van haar vorderingen ter zitting vordert LPCS – samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. op straffe van verbeurte van een dwangsom vanaf de datum van dit vonnis tot en met 28 februari 2026, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen periode: [partij B1] c.s. zowel afzonderlijk als gezamenlijk te verbieden:
al dan niet tegen betaling goederen en/of diensten (waaronder softwarelicenties) te (doen) leveren die gelijk aan of vergelijkbaar zijn met de zaken, producten en/of diensten die LPCS levert;
[partij B1] c.s. en Navigantes c.s. zowel afzonderlijk als gezamenlijk te verbieden:
a. klanten van LPCS zoals bedoeld in de relatiebedingen, en in ieder geval de
klanten bedoeld in Zoektermen A en Zoektermen C te benaderen, of te doen benaderen;
b. met klanten van LPCS zoals bedoeld in de relatiebedingen, en in ieder geval de klanten genoemd in Zoektermen A en Zoektermen C, overeenkomsten te sluiten om goederen en/of diensten (waaronder softwarelicenties) te leveren die gelijk aan of vergelijkbaar zijn met de zaken, producten en/of diensten die LPCS levert;
c. klanten van LPCS zoals bedoeld in de relatiebedingen, en in ieder geval de klanten bedoeld in Zoektermen A en Zoektermen C te bewegen om hun lopende overeenkomsten met LPCS te beëindigen, althans hen te bewegen deze overeenkomsten
af te laten lopen;
respectievelijk [partij B3] en [partij B4] , [partij B1] en [partij B2] , [partij B5] en [partij B6] , en Navigantes te veroordelen om:
Primair:
II. binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan LPCS afschrift te verstrekken van de gegevens waarop LPCS op 11 juli 2025 ten laste van respectievelijk [partij B3] en [partij B4] , [partij B1] en [partij B2] , [partij B5] en [partij B6] , en Navigantes bewijsbeslag heeft doen leggen en welke bij DigiJuris in gerechtelijke bewaring zijn gesteld, waarbij het afschrift van de gegevens door de deurwaarder, al dan niet met behulp van DigiJuris, in de vorm van een forensische kopie aan LPCS dient te worden verstrekt;
Subsidiair:
III. binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan LPCS afschrift te verstrekken van de gegevens waarop LPCS op 11 juli 2025 ten laste van respectievelijk [partij B3] en [partij B4] , [partij B1] en [partij B2] , [partij B5] en [partij B6] , en Navigantes bewijsbeslag heeft doen leggen en welke bij DigiJuris in gerechtelijke bewaring zijn gesteld, waarbij de selectie van deze gegevens plaats dient te vinden door de deurwaarder, al dan niet met behulp van DigiJuris, met toepassing van Zoektermen A, Zoektermen B en Zoektermen C, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te maken selectie uit die zoektermen, waarbij het afschrift van de gegevens in de vorm van een forensische kopie aan LPCS dient te worden verstrekt;
Meer subsidiair:
IV. binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan LPCS afschrift te verstrekken van de gegevens waarop LPCS op 11 juli 2025 ten laste van respectievelijk [partij B3] en [partij B4] , [partij B1] en [partij B2] , [partij B5] en [partij B6] , en Navigantes bewijsbeslag heeft doen leggen en welke bij DigiJuris in gerechtelijke bewaring zijn gesteld, waarbij de selectie van deze gegevens plaats dient te vinden door de deurwaarder, al dan niet met behulp van DigiJuris, met toepassing van Zoektermen A en Zoektermen B, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te maken selectie uit die zoektermen, waarbij het afschrift van de gegevens in de vorm van een forensische kopie aan LPCS dient te worden verstrekt;
Uiterst subsidiair:
V. binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan LPCS afschrift te verstrekken van de gegevens waarop LPCS op 11 juli 2025 ten laste van respectievelijk [partij B3] en [partij B4] , [partij B1] en [partij B2] , [partij B5] en [partij B6] , en Navigantes bewijsbeslag heeft doen leggen en welke bij DigiJuris in gerechtelijke bewaring zijn gesteld, waarbij de selectie van deze gegevens plaats dient te vinden door de deurwaarder, al dan niet met behulp van DigiJuris, met toepassing van Zoektermen A, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te maken selectie uit die zoektermen, waarbij het afschrift van de gegevens in de vorm van een forensische kopie aan LPCS dient te worden verstrekt;
[partij B3] , [partij B1] en [partij B5] ieder afzonderlijk te veroordelen om:
VI. op straffe van verbeurte van een dwangsom op eerste verzoek van de deurwaarder onverwijld volledige medewerking te verlenen aan de deurwaarder en/of DigiJuris bij de dataselectie conform dit vonnis door het beschikbaar stellen van toegangscodes, wachtwoorden, gebruikersnamen en/of biometrische gegevens die voor het verkrijgen van volledige toegang met betrekking tot de gegevens waarop het bewijsbeslag rust noodzakelijk zijn;
VII. op straffe van verbeurte van een dwangsom te gehengen en te gedogen dat de deurwaarder, al dan niet met behulp van DigiJuris, de gegevens waarvan krachtens dit vonnis afschrift dient te worden verstrekt, selecteert en de gegevens na de selectie in de vorm van een forensische kopie aan LPCS ter beschikking stelt;
[partij B1] c.s. en Navigantes c.s.:
VIII. hoofdelijk te veroordelen in de beslagkosten, waaronder de kosten van gerechtelijke bewaring en dataselectie, en in de proceskosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2. LPCS legt aan deze vorderingen het volgende, kort samengevat, ten grondslag. Navigantes biedt dezelfde producten en diensten aan als LPCS en richt zich vanaf haar oprichting (vermoedelijk uitsluitend) op klanten van LPCS. In een tijdsbestek van enkele weken zijn meerdere klanten van LPCS naar Navigantes overgestapt, waaronder de op één na grootste klant van LPCS, het [locatie 1] . [partij B1] is betrokken geweest bij de oprichting van Navigantes en heeft het [locatie 1] benaderd en haar ertoe bewogen om over te stappen naar Navigantes. Ook heeft hij [partij B3] en [partij B5] ertoe bewogen hun arbeidsovereenkomst met LPCS op te zeggen. Navigantes blijkt een constructie te zijn van [partij B1] , [partij B3] en [partij B5] samen; [partij B1] benadert de klant van LPCS en verwijst deze vervolgens door naar Navigantes. De heren handelen aldus in strijd met de bedingen waaraan zij gebonden zijn. Bovendien handelen zij ieder afzonderlijk, althans in groepsverband, onrechtmatig jegens LPCS. LPCS lijdt met iedere klant die overstapt naar Navigantes aanzienlijke schade. Er zijn ook concrete aanwijzingen dat Navigantes c.s. een aantal klanten van LPCS voorbereiden op het beëindigen van hun contractuele relatie met LPCS. LPCS heeft vanwege de oplopende schade een spoedeisend belang om in dit kort geding een verbodsactie tegen [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. in te stellen, zodat zij niet langer klanten van LPCS kunnen benaderen, bewerken en bedienen. Ook heeft LPCS belang bij inzage in de beslagen gegevens, omdat zij aldus onder meer de ernst en omvang van de onrechtmatige gedragingen kan bepalen en de geleden schade kan begroten.
4.3. [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. voeren verweer.
4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.5. [partij B1] c.s. vorderen – samengevat – LPCS:
I. op straffe van verbeurte van een dwangsom te gelasten om alle door haar ten laste van [partij B1] c.s. gelegde beslagen op te heffen;
II. te verbieden om op basis van de in de eerdere beslagrekesten genoemde feiten en stellingen, althans daarmee vergelijkbare feiten en stellingen, opnieuw beslag te leggen onder [partij B1] c.s.;
III. LPCS te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.6. [partij B1] c.s. leggen aan deze vorderingen ten grondslag dat de vorderingen in conventie slechts gebaseerd zijn op vermoedens en dat deze ongegrond zijn. Volgens [partij B1] c.s. ontbreekt daarmee ieder belang bij de gelegde beslagen.
4.7. Na wijziging van eis vorderen Navigantes c.s. – samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. LPCS te gebieden om op straffe van verbeurte van een dwangsom alle door haar ten laste van Navigantes c.s. gelegde beslagen op te heffen;
II. LPCS te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.8. Navigantes c.s. leggen aan deze vorderingen ten grondslag dat [partij B3] en [partij B5] het voor hen geldende relatiebeding niet hebben geschonden en dat Navigantes c.s. evenmin anderszins onrechtmatig jegens LPCS hebben gehandeld. Volgens Navigantes c.s. zijn de gelegde beslagen daarom ten onrechte gelegd en moeten deze worden opgeheven.
4.9. LPCS voert verweer tegen de vorderingen van [partij B1] c.s. en Navigantes c.s.
4.10. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5 De beoordeling
in conventie
Spoedeisend belang en strijd met goede procesorde
5.1. Het spoedeisend belang vloeit genoegzaam voort uit de aard van het gevorderde en de stellingen van LPCS. Het verweer van [partij B1] c.s. op dit punt zal dus worden gepasseerd, net als hun verweer dat sprake zou zijn van strijd met de goede procesorde.
Artikel 256 Rv
5.2. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te oordelen dat de onderhavige zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist. De omvang van de dagvaarding en het aantal door LPCS ingestelde vorderingen zijn onvoldoende voor een dergelijk oordeel. De wet biedt in artikel 197 lid 1 Rv expliciet de mogelijkheid om in spoedeisende gevallen in kort geding inzage te vorderen. Gelet hierop levert de stelling van [partij B1] c.s. dat de vorderingen van LPCS zeer verstrekkende en grotendeels onomkeerbare gevolgen kunnen hebben ook geen argument op om aan te nemen dat het bepaalde in artikel 256 Rv zich verzet tegen behandeling van de onderhavige zaak in kort geding. Dit geldt eveneens voor hun argument dat LPCS direct een verzoekschriftprocedure had kunnen starten.
Finale kwijting
5.3. [partij B1] c.s. menen dat voor zover de vorderingen van LPCS zien op de periode tot 1 mei 2025, deze hoe dan ook moeten worden afgewezen. Zij voeren daartoe aan dat [partij B1] c.s. en LPCS elkaar in de in r.o. 3.6 genoemde vaststellingsovereenkomst finale kwijting hebben verleend. Volgens [partij B1] c.s. zijn zij direct na de opzegging van de managementovereenkomst er reeds van beschuldigd dat zij in strijd hebben gehandeld met de overeengekomen non-concurrentie- en relatiebedingen en ziet de finale kwijting dus ook op dat geschil, maar komt LPCS nu weer met dezelfde verwijten. [partij B1] c.s. verwijzen ter onderbouwing van dit standpunt naar correspondentie die zij als productie 10 hebben overgelegd. LPCS betoogt dat de feiten die ten grondslag liggen aan haar vorderingen ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst bij haar nog niet bekend waren en dat de finale kwijting daar dus geen betrekking op kan hebben.
5.4. De voorzieningenrechter acht voorshands voldoende aannemelijk dat de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen finale kwijting geen betrekking heeft op de kwesties die in de onderhavige zaak aan de orde zijn. Weliswaar is in de door [partij B1] c.s. als productie 10 overgelegde correspondentie te lezen dat [partij B1] c.s. contact zouden hebben gehad met concurrenten en klanten van LPCS, maar dit is in de meeste door [partij B1] c.s. overgelegde brieven slechts zijdelings aan de orde gesteld. De enige concrete concurrent die in de betreffende correspondentie wordt genoemd betreft bovendien een bedrijf dat in de onderhavige procedure verder geen rol speelt, namelijk ICT Specialist B.V. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat LPCS de kwesties die in de onderhavige zaak aan de orde zijn nog niet op het netvlies had ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst met [partij B1] c.s. en dat de finale kwijting daarop dus geen betrekking kan hebben gehad.
De verbodsacties
Grondslag
5.5. LPCS heeft allereerst een aantal verbodsacties ingesteld op grond van artikel 3:296 lid 1 BW. Die acties zijn ingegeven door haar betoog dat [partij B1] en [partij B2] in strijd hebben gehandeld met het non-concurrentiebeding uit de managementovereenkomst en het non-concurrentie- en relatiebeding uit de aandeelhoudersovereenkomst en dat [partij B3] en [partij B5] in strijd hebben gehandeld met het voor hen geldende relatiebeding. Volgens LPCS staat, gelet op de opname en de transcriptie van het op 17 juni 2025 tussen [naam 2] en [partij B5] gevoerde gesprek, vast dat [partij B1] het [locatie 1] heeft benaderd met het oogmerk haar softwarelicenties te laten inkopen bij Navigantes en is het goed mogelijk dat hij ook andere klanten van LPCS heeft benaderd. LPCS betoogt ook dat duidelijk is dat [partij B1] betrokken is geweest bij de oprichting van Navigantes, althans bij de totstandkoming van de aandeelhoudersovereenkomst ter zake van die onderneming, en dat hij inmiddels intensief met [partij B3] en [partij B5] samenwerkt. Daarbij is de werkwijze dat [partij B1] de klant benadert, waarna hij de klant “doorpasst” aan [partij B3] , dan wel het nummer van [partij B3] achterlaat. [partij B3] en [partij B5] benaderen dus ook klanten van LPCS, al dan niet indirect en met behulp van anderen, aldus LPCS. LPCS stelt zich op het standpunt dat zij met de verbodsacties nakoming vordert van de met [partij B1] , [partij B3] en [partij B5] gemaakte afspraken en legt ook, onder verwijzing naar het arrest Boogaard/Vesta, onrechtmatige concurrentie aan die verbodsacties ten grondslag.
Verweer
5.6. [partij B1] c.s. betwisten dat zij in strijd hebben gehandeld met de voor hen geldende bedingen, althans onrechtmatig hebben gehandeld. Zij wijzen erop dat de vorderingen van LPCS slechts gebaseerd zijn op vermoedens en betogen dat die vermoedens aantoonbaar onjuist zijn. Volgens [partij B1] c.s. hebben zij niets te maken gehad met het feit dat sommige klanten van LPCS zijn overgestapt naar andere leveranciers, maar is die overstap het gevolg van het feit dat het hele team waarmee die klanten jarenlang contact hadden is verdwenen door het gedwongen vertrek van [partij B1] en het daaropvolgende vertrek van [partij B3] en [partij B5] . Ter onderbouwing van dat standpunt verwijzen zij naar verschillende e-mails die afkomstig zijn van de betreffende klanten. Volgens [partij B1] c.s. zijn enkele zorgklanten – waaronder het [locatie 1] – bovendien overgestapt, omdat zij geen gebruik meer konden maken van door [partij B1] in het verleden bewerkstelligde gunstigere voorwaarden voor het gebruik van de Microsoft-licenties en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen wat dit betreft nog wel een gunstige deal aanbiedt. [partij B1] c.s. betwisten ook dat [partij B1] [partij B3] en [partij B5] heeft bewogen om te vertrekken bij LPCS en dat [partij B1] betrokken is bij Navigantes. Volgens hen bevestigt het gesprek tussen [naam 2] en [partij B5] juist dat dit laatste niet het geval is. Ten aanzien van het gesprek tussen [naam 2] en [partij B5] wijzen [partij B1] c.s. erop dat dit heimelijk is opgenomen en betogen zij dat [partij B5] door [naam 2] is bedreigd om hem over te halen “ [partij B1] voor de bus te gooien” en dat [partij B5] door [naam 2] allerlei uitspraken in de mond lijken te zijn gelegd.
5.7. Navigantes c.s. betwisten eveneens dat zij in strijd met het voor hen geldende relatiebeding, althans onrechtmatig, hebben gehandeld. Zij wijzen erop dat de strekking van dat beding is dat het alleen verboden is om actief klanten van LPCS te (laten) benaderen voor het aanbieden van producten en diensten die overeenkomen met die van LPCS. Ook wijzen Navigantes c.s. erop dat het relatiebeding ruimte laat om te concurreren met LPCS en om nieuwe klanten te werven. Volgens Navigantes c.s. is alleen het [locatie 1] overgestapt naar Navigantes en zijn veel van de door LPCS genoemde klanten ofwel nog gewoon klant bij LPCS ofwel overgestapt naar andere leveranciers. Die klanten in kwestie zijn uit ontevredenheid over de dienstverlening en het gebrekkige relatiebeheer van LPCS weggegaan en Navigantes c.s. hebben daarin geen rol gespeeld. Navigantes c.s. hebben geen klanten van LPCS actief bewogen om over te stappen, aldus steeds Navigantes c.s. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijzen zij naar een aantal e-mails van de klanten in kwestie. Wat betreft het [locatie 1] stellen Navigantes c.s. zich op het standpunt dat zij uit eigen beweging contact heeft opgenomen met Navigantes. Navigantes c.s. betogen ook dat [naam 2] tijdens het gesprek met [partij B5] suggestieve vragen heeft gesteld en intimiderende opmerkingen heeft gemaakt, waardoor [partij B5] onder druk is gezet en hem woorden in de mond zijn gelegd, en dat dit ernstig afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de opname van dat gesprek. Volgens Navigantes c.s. kan die opname daarom niet dienen ter onderbouwing van enige stelling van LPCS en volgt uit die opname ook niet dat Navigantes c.s. klanten van LPCS actief hebben benaderd of dat [partij B1] bij (de oprichting van) Navigantes betrokken is. Het vertrek van [partij B3] en [partij B5] bij LPCS, zo stellen Navigantes c.s., had ook niets met het vertrek van [partij B1] te maken maar met de interne bedrijfsvoering van LPCS.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
5.8. Vooropgesteld wordt dat in het civiele recht geen algemene regel geldt op grond waarvan de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. Het gebruik van dergelijk bewijs in een civiele procedure is in beginsel dus toegestaan.
5.9. De voorzieningenrechter stelt vast dat de ingestelde verbodsacties meer omvatten dan nakoming van de voor [partij B1] c.s., [partij B3] en [partij B5] geldende non-concurrentie- en relatiebedingen. Een deel van die acties gaat namelijk uit van een te ruime interpretatie van de betreffende bedingen en is reeds daarom niet toewijsbaar. LPCS koppelt aan de betreffende acties ook zeer hoge dwangsommen, die afwijken van de in de aandeelhoudersovereenkomst en arbeidsovereenkomsten aan de overtreding van de bedingen gekoppelde boetes. Voor zover de verbodsacties inhoudelijk echter al overeenstemmen met die bedingen, geldt dat voor dergelijke verboden alleen aanleiding bestaat indien voorshands voldoende aannemelijk is dat de bedingen in kwestie zijn overtreden, althans dat [partij B1] c.s. en/of Navigantes c.s. onrechtmatig jegens LPCS hebben gehandeld.
5.10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet geval is. Weliswaar staat vast dat het [locatie 1] is overgestapt van LPCS naar Navigantes, maar dit wil nog niet zeggen dat die overstap op initiatief van [partij B1] heeft plaatsgehad. De opname/transcriptie van het gesprek tussen [naam 2] en [partij B5] biedt daartoe, mede in het licht van het door [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. gevoerde verweer en dan met name de in r.o. 3.10 genoemde e-mail en het in r.o. 3.17 geciteerde WhatsApp-bericht, onvoldoende aanknopingspunten. Uit de opname in kwestie volgt namelijk niet dat het [locatie 1] door [partij B1] is benaderd. Het zou dus goed kunnen dat het [locatie 1] op eigen initiatief contact met Navigantes c.s. heeft opgenomen, althans eerst met [partij B1] . De omstandigheid dat [partij B1] na ontvangst van de opzegging van zijn aandeelhoudersovereenkomst LPCS “succes met het [locatie 1] ” zou hebben gewenst, is gelet op het verweer van [partij B1] c.s. eveneens onvoldoende om aan te nemen dat het [locatie 1] op initiatief van [partij B1] is overgestapt.
5.11. Uit de opname blijkt voorshands evenmin voldoende dat [partij B1] andere klanten van LPCS heeft benaderd en/of bij (de oprichting van) Navigantes betrokken is. [partij B5] lijkt in het gesprek met [naam 2] in minuut 54 wel te erkennen dat het [locatie 1] “is gegund op de relatie”, maar uit de opname/transcriptie blijkt niet duidelijk dat dit de relatie met [partij B1] betreft. LPCS lijkt er ook ten onrechte van uit te gaan dat [partij B5] diverse beweringen van [naam 2] in het gesprek van 17 juni 2025 heeft erkend. Weliswaar zegt [partij B5] regelmatig “ja” naar aanleiding van die beweringen, maar uit de verdere antwoorden van [partij B5] volgt dat hij daarmee niet steeds bedoeld heeft een bevestigend antwoord te geven. Dat [partij B1] klanten van LPCS ‘doorpasst’ aan [partij B3] of het nummer van [partij B3] bij die klanten achterlaat, is onvoldoende om aan te nemen dat [partij B1] via Navigantes betrokken is bij of activiteiten verricht die gelijk zijn aan of vergelijkbaar zijn met de activiteiten van LPCS, althans indirect soortgelijke zaken/diensten als LPCS levert aan klanten of prospects van LPCS. [partij B1] c.s. stellen zich wat dit betreft terecht op het standpunt dat het hen contractueel niet is verboden om contact te hebben met klanten van LPCS en hen door te verwijzen naar Navigantes.
5.12. Voor wat betreft [partij B3] en [partij B5] geldt dat Navigantes c.s. er naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op wijzen dat de strekking van het voor hen geldende relatiebeding is dat het hen alleen verboden is om actief klanten van LPCS te (laten) benaderen voor het aanbieden van producten en diensten die overeenkomen met die van LPCS. Uit de opname/transcriptie van het gesprek tussen [naam 2] en [partij B5] of de andere door LPCS overgelegde stukken blijkt niet dat hiervan sprake is geweest. Het eerdergenoemde “doorpassen” of achterlaten van een telefoonnummer van [partij B3] betekent nog niet dat [partij B3] of [partij B5] de klanten in kwestie daadwerkelijk actief hebben benaderd. Ook de door LPCS als productie 9, 10, 16 en 27 overgelegde e-mails leveren wat dit betreft onvoldoende bewijs op.
5.13. Dat [partij B1] c.s. en/of Navigantes c.s. zich schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatige concurrentie als bedoeld in het arrest Boogaard/Vesta, heeft LPCS in het geheel niet onderbouwd.
5.14. De conclusie is dan ook dat de door LPCS gevorderde verboden zullen worden afgewezen.
De inzagevorderingen
Grondslag
5.15. LPCS vordert ook inzage in kort gezegd de beslagen gegevens. Zij voert daartoe aan zij vanwege het handelen van [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. in strijd met de voor hen geldende bedingen, althans hun onrechtmatig handelen, er belang bij heeft om inzichtelijk te krijgen:
5.16. LPCS wil met haar inzagevorderingen bereiken dat zij de gang van zaken/relevante feiten en omstandigheden met betrekking tot de onrechtmatige gedragingen van Navigantes c.s. boven water krijgt en de ernst en omvang van die gedragingen nader bepalen. Ook wil zij verder contact tussen enerzijds [partij B3] , [partij B5] , [partij B1] en Navigantes c.s. en LPCS anderzijds voorkomen, verdere schade beperken en de geleden schade begroten met het oog op een gerechtelijke procedure.
5.17. In de beslagrekesten ter zake van het bewijsbeslag staat vermeld dat dat beslag ziet op:
Correspondentie
Alle schriftelijke – waaronder digitale – correspondentie die in de periode tussen 27 januari 2025 en de datum van de eerste beslaglegging ofwel:
- Tussen [partij B1] , [partij B3] en [partij B5] , al dan niet in hoedanigheid van bestuurder van Navigantes of hun holdings, is uitgewisseld;
- Door hen aan derden is verzonden.
Onder “correspondentie” dient in ieder geval te worden begrepen: e-mails met en zonder bijlagen (in o.a. extensies .pst, .msg, .eml en/of .pst), vergaderverzoeken, afspraken in digitale agenda, gewone en aangetekende post, chatberichten van instant message diensten (zoals WhatsApp, Signal, Telegram, iMessage, Facebook Messenger), Microsoft Teams berichten, dan wel berichten via sociale media (zoals LinkedIn, Instagram, Facebook, Snapchat en TikTok), welke correspondentie aanwezig is op de beslaglocatie, dan wel opgeslagen en/of toegankelijk is via gegevensdragers waartoe [partij B1] c.s./ [partij B3] c.s./ [partij B5] c.s. toegang hebben en die aanwezig zijn op de beslaglocatie.
Daarbij is LPCS bekend met de volgende e-mailboxen en extensies van Navigantes c.s.
-
[e-mailadres 1]
-
[e-mailadres 2]
-
[e-mailadres 3]
-
[e-mailadres 4]
-
[e-mailadres 5]
-
[e-mailadres 6]
-
[e-mailadres 7]
En gezien de betrokkenheid van [partij B1] bij Navigantes is zeer waarschijnlijk dat ook het onderstaande mailadres (tevens als gebruikersnaam) in gebruik is:
- [e-mailadres 8]
Computerbestanden
Alle computerbestanden die zijn opgeslagen of via de cloud toegankelijk zijn en zijn aangemaakt, verstuurd, ontvangen, gekopieerd en/of bewerkt tussen 27 januari 2025 en de datum van eerste beslaglegging én die een of meer Zoektermen bevatten.
Onder deze computerbestanden dienen in ieder geval – maar niet uitsluitend – de volgende extensies te worden begrepen:
- Documenten: pdf, .doc., .docx, .rtf, .txt, .md, .xls,. xlsx, .csv, .ods,
- Afbeeldingen: .png, .jpg, .jpeg, .bmp, .tiff,
- Software, licentiebeheer en technische bestanden: .lic, .xml, .json, .yaml, .log, .conf, .ini, .conf, .db, .sqlite
- Project- of ontwikkelbestanden: .zip, .rar, .7z, .exe, .msi, .dmg, .py, .js, .php, .html, .css.
De Relevante Gegevens zijn toegankelijk vanaf – zakelijk of in privé gebruik zijnde - computers, laptops, tablets, mobiele telefoons, serverkasten, routers, mobiele gegevensdragers (zoals USB- sticks of losse harde schijven) of elektronische devices, dan wel in de cloud, externe server of andere online of offline infrastructuur voor [partij B1] c.s./ [partij B3] c.s./ [partij B5] c.s. (de “Gegevensdragers”)
5.18. De gegevensdragers in kwestie zijn in het geval van het ten laste van [partij B3] , [partij B4] en Navigantes gelegde bewijsbeslag reeds doorzocht op basis van de door LPCS in de beslagrekesten aangedragen zoektermen (A t/m C). Ten aanzien van het ten laste van de andere partijen gelegde bewijsbeslag dient die dataselectie nog te worden uitgevoerd. Bij het verlenen van het verlof voor die beslagen is namelijk toegestaan dat de dataselectie pas bij toewijzing van de inzagevordering plaatsvindt.
5.19. LPCS heeft in de dagvaarding gesteld dat na de overstap van het [locatie 1] in vier weken tijd nog eens zeven van haar klanten hun samenwerking met LPCS hebben opgezegd en dat dus in totaal acht van haar klanten zijn overgestapt naar Navigantes.
5.20. LPCS betoogt ook dat [partij B3] in ieder geval één van haar klanten, [locatie 7], ertoe heeft bewogen de ‘[zoekterm 3]-rechten’ van LPCS in te trekken en heeft uitgelegd hoe zij de ‘auto renewal’ kon uitzetten. [zoekterm 3]-rechten zijn beheerdersbevoegdheden die LPCS in staat stellen om de digitale omgevingen van een klant te beheren. De auto renewal staat bij klanten van LPCS standaard aan en maakt dat de digitale contractuele relatie tussen LPCS en de klant doorloopt totdat de klant aangeeft die relatie te willen beëindigen, aldus LPCS. Volgens LPCS blijkt aan het vertrek van een klant het ontnemen van de [zoekterm 3]-rechten en/of het uitzetten van de auto renewal vooraf te gaan en weet zij dus door na te gaan welke klanten die stappen inmiddels hebben gezet, welke klanten vermoedelijk binnen afzienbare tijd bij haar zullen vertrekken. In de weken vóór het uitbrengen van de dagvaarding hebben veertien van haar klanten de [zoekterm 3]-rechten van LPCS ingetrokken en/of de auto renewal uitgezet, zo stelt LPCS. De door LPCS aangedragen Zoektermen A betreffen de namen van die veertien klanten en de acht klanten die volgens LPCS zijn overgestapt naar Navigantes. Ook bevatten de Zoektermen A de namen van de bij LPCS bekende contactpersonen van die (voormalige) klanten en zoektermen die verband houden met de specifieke goederen en diensten die die klanten inkochten bij LPCS. Volgens LPCS zijn die Zoektermen A van belang voor de schending van de non-concurrentiebedingen en relatiebedingen wegens het bedienen van klanten van LPCS en de onrechtmatige concurrentie die dat eveneens oplevert.
5.21. De door LPCS aangedragen Zoektermen B zijn woorden die volgens haar van belang zijn voor wat betreft de schending van de non-concurrentiebedingen, althans het onrechtmatig concurreren met LPCS wegens het met een nieuwe onderneming aanbieden van dezelfde diensten als LPCS en het systematisch benaderen van klanten van LPCS door Navigantes. De door LPCS aangedragen Zoektermen C zijn de namen, de bij LPCS bekende contactpersonen en e-mailextensies van de klanten die nog niet bij LPCS zijn vertrokken, maar waarvan [partij B1] en [partij B3] de verantwoordelijke accountmanagers waren binnen LPCS. Volgens LPCS is er gelet op de handelwijze van [partij B1] en [partij B3] een reële en concrete dreiging dat die klanten door die heren benaderd zijn met het doel om een overstap naar Navigantes te maken. LPCS wil om verdere schade te voorkomen weten welke klanten dit precies zijn en stelt dat haar belang bij afschrift van de gegevens waar die zoektermen in voorkomen ook is gelegen in het feit dat [partij B1] c.s, [partij B3] en [partij B5] potentieel al boetes hebben verbeurd.
Juridisch kader
5.22. De onderhavige procedure betreft een kort geding als bedoeld in artikel 197 lid 1 Rv, waarvoor de criteria van artikel 196 lid 2 Rv gelden. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de inzagevorderingen toewijst, tenzij zij van oordeel is dat: a. de informatie die verlangd wordt, niet voldoende bepaald is, b. onvoldoende belang bij de voorlopige bewijsverrichting bestaat, c. het verzoek om voorlopige bewijsverrichtingen in strijd is met de goede procesorde, d. sprake is van misbruik van bevoegdheid; of e. andere gewichtige redenen bestaan die zich verzetten tegen de voorlopige bewijsverrichting. Deze afwijzingscriteria vormen geen van elkaar afgescheiden criteria, maar lopen min of meer in elkaar over en kunnen om die reden naast elkaar van toepassing zijn.
5.23. Op grond van artikel 204 Rv zijn op de inzagevorderingen van LPCS de artikelen 194, 195 en 195a Rv van overeenkomstige toepassing. In artikel 194 lid 1 Rv is bepaald dat een partij bij een rechtsbetrekking tegenover degene die beschikt over bepaalde gegevens over die rechtsbetrekking, recht heeft op inzage, afschrift of uittreksel van die gegevens als zij daarbij voldoende belang heeft.
5.24. De Hoge Raad heeft ten aanzien van een inzagevordering op de voet van artikel 843 (oud) Rv overwogen dat, in voorkomend geval, (mede) aan de hand van (een combinatie van) zoekwoorden kan worden afgebakend welke bescheiden voldoen aan de eisen van bepaaldheid en rechtmatig belang bij inzage, als bedoeld in lid 1 van die bepaling (HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:830). Bij een grote hoeveelheid digitale bestanden valt niet uit te sluiten dat deze wijze van selecteren ertoe leidt dat sommige bestanden ten onrechte tot de geselecteerde bestanden behoren en andere bestanden ten onrechte niet. Deze omstandigheid is op zichzelf niet een voldoende reden om een inzagevordering af te wijzen. Ook in dat geval kan het rechtmatig belang van degene die inzage vordert in de aldus geselecteerde bescheiden zwaarder wegen dan het belang van degene die tegen inzage bezwaar maakt op de grond dat mogelijk niet bij alle geselecteerde bescheiden een rechtmatig belang bij inzage bestaat. Daarbij is van belang dat ingevolge artikel 843a lid 2 Rv de rechter zo nodig de wijze bepaalt waarop inzage wordt verschaft. De rechter kan onder meer nadere voorschriften geven voor te hanteren zoektermen en partijen bevelen een of meer deskundigen aan te wijzen die een selectie maken van de bescheiden waarop wel en waarop geen recht op inzage bestaat. De daarmee verband houdende kosten komen ingevolge art. 843a lid 1 Rv voor rekening van de partij die inzage vordert. De rechter dient in gevallen als hier aan de orde te bezien of door het geven van nadere voorschriften als hiervoor bedoeld het belang van degene die inzage vordert en het belang van degene die zich tegen die inzage verzet zo veel mogelijk met elkaar verenigd kunnen worden (HR 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1773).
5.25. Ook onder het nieuwe bewijsrecht kan de rechter de wijze bepalen waarop inzage wordt verschaft (artikel 195 lid 2 Rv).
Verweer
5.26. [partij B1] c.s. menen primair dat de inzagevorderingen van LPCS moeten worden afgewezen. Zij stellen zich op het standpunt dat LPCS geen belang heeft bij die vorderingen, aangezien [partij B1] c.s. niet in strijd hebben gehandeld met de voor hen geldende bedingen, althans onrechtmatig hebben gehandeld, en dat deze in strijd zijn met de goede procesorde. Volgens [partij B1] c.s. zijn de inzagevorderingen ook onvoldoende bepaalbaar en leveren deze een fishing expedition op, zeker omdat de zoektermen los van elkaar bezien LPCS helemaal niets zeggen. [partij B1] c.s. wijzen erop dat [partij B1] na het vervallen van de non-concurrentiebedingen en het relatiebeding per 1 maart 2026 weer de markt voor softwarelicenties wil bestormen en vrezen dat LPCS daar lucht van heeft gekregen en met haar inzagevorderingen de plannen van [partij B1] wil achterhalen. Met het gigantische sleepnet aan zoektermen zou LPCS ook kennis kunnen nemen van die plannen. LPCS heeft daar geen belang bij en een en ander zou de toekomstplannen van [partij B1] ernstig schaden, aldus [partij B1] c.s. Voor wat betreft de [zoekterm 3]-rechten betogen [partij B1] c.s. dat deze van rechtswege verlopen, dat zij daarop geen enkele invloed kunnen uitoefenen en dat indien een klant ervoor kiest die rechten niet te verlengen dit geen enkele invloed heeft op de omzet van LPCS. Voor zover de inzagevorderingen toch toewijsbaar worden geacht, menen [partij B1] c.s. dat de inzage moet worden beperkt, in die zin dat er een dataselectie dient plaats te vinden op basis van minimaal drie zoekwoorden. Ook zijn zij van mening dat de communicatie die [partij B1] in de periode van 27 januari tot 1 mei 2025 heeft gehad met zijn advocaten van de inzage moet worden uitgezonderd en dat de zoekterm “SHA” moet vervallen, omdat dit ook een afkorting is van ‘shared’ en LPCS met die zoekterm dus inzage zal verkrijgen in alle shared files die [partij B1] met derden heeft gedeeld.
5.27. Navigantes c.s. menen primair ook dat de inzagevorderingen moeten worden afgewezen. Zij betogen dat geen sprake is van een rechtsbetrekking of van een voldoende belang op grond waarvan inzage zou moeten worden gegeven, aangezien [partij B3] en [partij B5] het voor hen geldende relatiebeding niet hebben geschonden en Navigantes c.s. LPCS niet onrechtmatig hebben beconcurreerd. Volgens Navigantes c.s. zijn de inzagevorderingen van LPCS ook onvoldoende bepaald, buitensporig en disproportioneel en leveren deze een fishing expedition op, zodat er gewichtige redenen zijn om die vorderingen af te wijzen. Zij wijzen er in dit kader onder meer op dat LPCS onder ‘correspondentie’ ook privéberichten via sociale mediakanalen verstaat en dat zij ter zake van de computerbestanden in de bewijsbeslagrekesten maar liefst 37 verschillende bestandsextensies heeft genoemd. Volgens Navigantes c.s. zijn de gehanteerde zoektermen ook te ruim en te ongericht en leveren deze geen rechtmatig belang op voor inzage. Zij menen dat het gebruik van de Zoektermen C tot een ongerechtvaardigde toegang tot hun bedrijfsgeheimen en privacygevoelige gegevens leidt. Ten aanzien van de zoektermen die verband houden met het intrekken van de [zoekterm 3]-rechten stellen ook Navigantes c.s. zich op het standpunt dat de toegang tot die rechten automatisch vervalt en betogen zij dat dit niets zegt over het voortbestaan van een klantrelatie en evenmin te maken heeft met enig handelen van Navigantes c.s. Het uitschakelen van automatische verlengingen is, zo stellen Navigantes c.s., een voorzienbare stap binnen het inkoopbeleid van grote organisaties als [locatie 7]. Navigantes c.s. hebben de indruk dat LPCS niet zozeer waarheidsvinding nastreeft, maar handelt uit commerciële frustratie en haar ondernemersrisico probeert af te wentelen door Navigantes c.s. via juridische druk in haar concurrentie te beperken. Ook lijkt het er volgens hen sterk op dat LPCS wil achterhalen over welke informatie Navigantes c.s. mogelijk beschikken met betrekking tot afspraken die LPCS met derden heeft gemaakt en waarvan de rechtmatigheid in het licht van het mededingingsrecht vragen oproept. Gelet hierop is volgens Navigantes c.s. dan ook sprake van misbruik van bevoegdheid. Voor het geval er toch inzage wordt verleend, menen Navigantes c.s. dat deze zoveel mogelijk beperkt moet worden. Volgens hen zou de inzage dan uitsluitend moeten zien op uitgaande correspondentie en gegevens. Ook zou de inzage betrekking moeten hebben op een beperkte periode vanaf de oprichting van Navigantes tot aan de datum van het bewijsbeslag en zouden de gegevens op basis van een combinatie van zoektermen moeten worden geselecteerd.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
5.28. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de inzagevorderingen van LPCS deels toewijsbaar zijn. In dit kader wordt vooropgesteld dat het begrip ‘partij bij een rechtsbetrekking’ ruim moet worden opgevat en dat het bestaan van een dergelijke rechtsbetrekking in deze procedure nog niet hoeft vast te staan. Waar voor vorderingen op de voet van artikel 843a (oud) Rv op grond van het Semtex-arrest nog gold dat de rechtsbetrekking voldoende aannemelijk moest zijn, is deze aannemelijkheidseis op inzagevorderingen die vanaf 1 januari 2025 worden ingesteld niet meer van toepassing (Kamerstukken II 2019/20, 35 498, nr. 3, p. 47). De partij die om inzage verzoekt hoeft ook niet eerst voldoende aannemelijk te maken dat zij een vorderingsrecht heeft. In het onderhavige geval heeft LPCS met haar stellingen dat [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. in strijd met de voor hen geldende bedingen, althans onrechtmatig, hebben gehandeld de rechtsbetrekking tussen partijen voldoende onderbouwd.
5.29. De voorzieningenrechter is van oordeel dat LPCS op zichzelf ook voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang heeft bij een bepaalde mate van inzage. De opname/transcriptie van het gesprek van 17 juni 2025 levert namelijk een aanwijzing op dat tussen de heren [partij B1] , [partij B3] en [partij B5] mogelijk afspraken zijn gemaakt over de manier waarop zij de voor hen geldende bedingen zouden kunnen omzeilen. Weliswaar is hiervoor geoordeeld dat die opname onvoldoende is om voorshands aannemelijk te achten dat [partij B1] c.s., [partij B3] en [partij B5] in strijd hebben gehandeld met de voor hen geldende bedingen, althans onrechtmatig jegens LPCS hebben gehandeld, maar voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerde verbodsvordering is een hogere mate van aannemelijkheid vereist dan bij de boordeling van een inzagevordering. De voorzieningenrechter acht ook relevant dat vast staat dat kort nadat de arbeidsovereenkomsten van [partij B1] , [partij B3] en [partij B5] bij LPCS zijn geëindigd en rond het moment van oprichting van Navigantes meerdere klanten van LPCS zijn vertrokken, hetgeen opvallend is. Daarnaast is opmerkelijk is dat een grote klant als het [locatie 1] naar Navigantes is overgestapt, terwijl dat bedrijf op het moment van die overstap nog maar een paar maanden bestond en dat reeds vóór oprichting van Navigantes contact is geweest met [partij B3] over de betreffende overstap. Het is dus goed mogelijk dat [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. wel degelijk in strijd met de voor hen geldende bedingen, althans onrechtmatig, hebben gehandeld en in verband daarmee boetes aan LPCS verbeurd zijn, althans met hun handelen LPCS schade hebben berokkend. LPCS heeft dus belang bij inzage in gegevens die meer duidelijkheid geven over het handelen van [partij B1] c.s. en Navigantes c.s.
5.30. LPCS vordert primair dat [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. worden veroordeeld om afschriften te verstrekken van alle gegevens waarop LPCS ten laste van die partijen bewijsbeslag heeft doen leggen. Dit betreft dus een afschrift van alle correspondentie en computerbestanden die naar aanleiding van de reeds uitgevoerde dataselectie (in het geval van [partij B3] , [partij B4] en Navigantes), althans de nog uit te voeren dataselectie (in het geval van [partij B1] c.s., [partij B5] en [partij B6] ), zijn/worden geselecteerd op basis van de door LPCS aangedragen Zoektermen A tot en met C. De aldus gevorderde informatie is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet voldoende bepaald. De door LPCS aangedragen zoektermen zijn namelijk zo ruim geformuleerd dat toewijzing van de primaire inzagevorderingen tot een fishing expedition zou leiden. LPCS heeft ook onvoldoende belang bij het verstrekken van alle primair gevorderde informatie. Aannemelijk is namelijk dat LPCS bij toewijzing van de primaire inzagevorderingen ook inzage krijgt in de correspondentie tussen [partij B1] en zijn advocaten en in bedrijfsgevoelige informatie van Navigantes c.s. en mogelijk ook van [partij B1] c.s. De primaire inzagevorderingen zijn dus niet toewijsbaar. Dit geldt ook deels voor de subsidiaire inzagevorderingen, nu die vorderingen ook deels uitgaan van een dataselectie op basis van de zoektermen A tot en met C.
5.31. Teneinde de inzage te beperken, zal een schifting moeten worden gemaakt uit de door LPCS aangehaalde Zoektermen A tot en met C. Niet al die zoektermen zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter namelijk relevant.
5.32. LPCS heeft in haar dagvaarding stellig betoogd dat acht van haar klanten naar Navigantes zijn overgestapt. Ter zitting heeft zij dit betoog echter genuanceerd door te stellen dat vier van haar klanten inmiddels klant zijn geworden bij Navigantes. Naast het [locatie 1] zijn dit volgens LPCS [locatie 3], [locatie 6] en [locatie 7]. Gelet hierop, is de voorzieningenrechter van oordeel dat van de in de dagvaarding genoemde Zoektermen A alleen de aanduidingen en (domein)namen van de vier klanten in kwestie gebruikt mogen worden, alsmede de namen en e-mailadressen van de contactpersonen van die vier klanten. Dit betreffen dus de Zoektermen A met nummers 1, 3, 5 en 17.
5.33. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om toe te staan dat ook gezocht wordt op de namen van klanten die sinds de oprichting van Navigantes de [zoekterm 3]-rechten van LPCS hebben ingetrokken en/of de automatische jaarlijkse verlenging van lopende abonnementen handmatig hebben uitgezet. Navigantes c.s. hebben namelijk betoogd dat het intrekken van de [zoekterm 3]-rechten niets zegt over het voortbestaan van een klantrelatie en LPCS heeft onvoldoende tegen dit verweer weten in te brengen. De voorzieningenrechter gaat er voorshands daarom van uit dat LPCS er geen belang bij heeft om te zoeken op de namen van klanten die onlangs de [zoekterm 3]-rechten van LPCS hebben ingetrokken. Dit geldt ook voor het zoeken op de namen van klanten die hun autorenewal hebben uitgeschakeld. LPCS heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat [partij B1] c.s. en/of Navigantes c.s. ook andere klanten dan [locatie 7] hebben aangespoord om hun autorenewal uit te schakelen. De Zoektermen A bevatten ook nog een aantal specifieke zoektermen die verband houden met de specifieke goederen en diensten die twee bepaalde klanten inkochten bij LPCS. Voor zover die zoektermen verband houden met één van de vier klanten die volgens LPCS zijn overgestapt naar Navigantes, staat de voorzieningenrechter deze toe. Dat betreffen dus alleen de specifieke zoektermen die onder nummer 5 van de Zoektermen A zijn opgenomen.
5.34. Het doorzoeken van de inbeslaggenomen gegevens op basis van de Zoektermen C staat de voorzieningenrechter niet toe. LPCS heeft namelijk niet met concrete feiten of stukken onderbouwd dat [partij B1] en/of [partij B3] de klanten in kwestie hebben/heeft benaderd, althans dat [partij B1] c.s, [partij B3] en [partij B5] in verband met andere handelingen ter zake van die klanten boetes hebben verbeurd. LPCS heeft haar belang bij het gebruik van de Zoektermen C dus onvoldoende aannemelijk weten te maken.
5.35. Ten aanzien van een aantal van de Zoektermen B geldt hetzelfde. Dit betreft ten eerste de zoekterm Pax8, nu LPCS de link tussen die zoekterm en het handelen van [partij B1] c.s. en/of Navigantes c.s. onvoldoende duidelijk heeft gemaakt. Aangenomen moet ook worden dat LPCS onvoldoende belang heeft bij de zoektermen ‘aandeelhouder’, ‘aandeelhoudersovereenkomst’ en ‘SHA’. Het is [partij B1] na afloop van de voor hem geldende bedingen immers toegestaan aandeelhouder van Navigantes c.s. te worden. LPCS heeft er geen belang bij te weten welke afspraken in dat kader precies zijn gemaakt. Dat er aanwijzingen zijn dat [partij B1] nu reeds partij is bij de aandeelhoudersovereenkomst ter zake van Navigantes, heeft LPCS onvoldoende onderbouwd.
5.36. Ten aanzien van de overige Zoektermen B is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze gecombineerd moeten worden met een andere zoekterm en wel op de volgende wijze:
5.37. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de inzage te beperken tot de periode vanaf de oprichting van Navigantes tot aan de datum van het bewijsbeslag. LPCS stelt zich namelijk terecht op het standpunt dat de datum van 27 januari 2025 een logisch startpunt is van de (eventuele) schadeveroorzakende gedragingen.
5.38. Nu er een forse beperking wordt aangebracht in de te hanteren zoektermen, bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om bepaalde social media kanalen of bestandsextensies bij de dataselectie uit te sluiten.
5.39. De inzagevorderingen van LPCS zullen dus op voornoemde wijze worden toegewezen. Bescheiden die correspondentie met een advocaat betreffen, zullen in het dictum expliciet van de inzage worden uitgezonderd.
5.40. Om te voorkomen dat op basis van de toegestane zoektermen inzage wordt verkregen in bedrijfsgevoelige informatie, dient de deurwaarder na de uitgevoerde dataselectie eerst een kopie van de geselecteerde stukken aan [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. te verstrekken. Zo mogelijk kan ook worden volstaan met de verstrekking van een lijst van de geselecteerde bescheiden waaruit voldoende duidelijk blijkt om welke bescheiden het gaat. [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. krijgen vervolgens veertien dagen de tijd om bezwaar te maken tegen de verstrekking van concrete in de selectie opgenomen bescheiden. Indien er bezwaar wordt gemaakt, moeten partijen proberen in onderling overleg tot een oplossing te komen, bijvoorbeeld door samen een onafhankelijke derde – wellicht de deurwaarder – te benaderen die de stukken in kwestie kan beoordelen. Lukt dit niet, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle benaderen om te voorkomen dat bepaalde concrete bescheiden in afschrift worden verstrekt.
5.41. [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. dienen hun volledige medewerking te verlenen bij de inzage. De daarop gerichte vordering van LPCS zal dus worden toegewezen. De in dat kader gevorderde dwangsom zal wel worden gematigd en gemaximeerd op de hierna in het dictum vermelde wijze.
5.42. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanleiding om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zodat dat verzoek van Navigantes c.s. wordt gepasseerd.
Kosten
5.43. [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van LPCS worden begroot op:
-
kosten van de dagvaardingen € 358,20
-
griffierecht € 714,00
-
salaris advocaat € 1.661,00 +
Totaal € 2.733,20
5.44. De door LPCS gevorderde beslagkosten worden afgewezen. De beslagkosten komen namelijk alleen voor vergoeding in aanmerking als de vordering waarvoor het beslag is gelegd, toewijsbaar is en het beslag niet nietig of onnodig is gelegd. Over de toewijsbaarheid van de vordering waarvoor het beslag is gelegd zal moeten worden beslist in een bodemprocedure, zodat de vordering tot vergoeding van de beslagkosten niet in dit kort geding kan worden toegewezen (HR 19 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:273).
5.45. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.46. De kostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
in reconventie
5.47. [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. vorderen in reconventie de opheffing van alle ten laste van hen gelegde beslagen. Voor zover het de bewijsbeslagen betreft, vloeit uit de beoordeling in conventie reeds voort dat die vorderingen moeten worden afgewezen.
5.48. Ten aanzien van de gelegde conservatoire beslagen geldt dat [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. niet aannemelijk hebben gemaakt dat de door LPCS gepretendeerde vordering summierlijk ondeugdelijk is. De vordering tot het opheffen van de conservatoire beslagen zal dus ook worden afgewezen.
5.49. [partij B1] c.s. vorderen ook nog een verbod om op basis van de in de eerdere beslagrekesten genoemde feiten en stellingen, althans daarmee vergelijkbare feiten en stellingen, opnieuw beslag te leggen. Die vordering is echter in het geheel niet toegelicht, zodat deze alleen daarom al niet kan worden toegewezen.
5.50. [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van LPCS worden begroot op een bedrag van € 1.107,00 aan salaris advocaat.
6 De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
6.1. veroordeelt [partij B3] en [partij B4] om binnen veertien dagen nadat én dit vonnis is betekend én aan [partij B3] en [partij B4] een kopie van de conform r.o. 6.2 door de deurwaarder geselecteerde stukken, althans een lijst van die stukken, ter hand is gesteld in overeenstemming met r.o. 5.40, een afschrift in de vorm van een forensische kopie van de betreffende stukken aan LPCS te verstrekken, met dien verstande dat indien zij tegen de afgifte van concrete door hen aangeduide bescheiden bezwaar maken, tussen partijen daarover geen overeenstemming kan worden bereikt en de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle is aangezocht, de termijn van afgifte eerst verstrijkt één dag nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan;
6.2. bepaalt dat de deurwaarder, al dan niet met behulp van DigiJuris, uit de gegevens waarop LPCS ten laste van [partij B3] en [partij B4] bewijsbeslag heeft doen leggen en welke bij DigiJuris in bewaring zijn gesteld de bescheiden dient te selecteren die ten minste een van de volgende integrale zoektermen bevatten, met uitzondering van de bescheiden die correspondentie met een advocaat betreffen:
6.3. veroordeelt [partij B1] en [partij B2] om binnen veertien dagen nadat én dit vonnis is betekend én aan [partij B1] en [partij B2] een kopie van de conform r.o. 6.4 door de deurwaarder geselecteerde stukken, althans een lijst van die stukken, ter hand is gesteld in overeenstemming met r.o. 5.40, een afschrift in de vorm van een forensische kopie van de betreffende stukken aan LPCS te verstrekken, met dien verstande dat indien zij tegen de afgifte van concrete door hen aangeduide bescheiden bezwaar maken, tussen partijen daarover geen overeenstemming kan worden bereikt en de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle is aangezocht, de termijn van afgifte eerst verstrijkt één dag nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan;
6.4. bepaalt dat de deurwaarder, al dan niet met behulp van DigiJuris, uit de gegevens waarop LPCS ten laste van [partij B1] en [partij B2] bewijsbeslag heeft doen leggen en welke bij DigiJuris in bewaring zijn gesteld de bescheiden dient te selecteren die ten minste een van de volgende integrale zoektermen bevatten, met uitzondering van de bescheiden die correspondentie met een advocaat betreffen:
6.5. veroordeelt [partij B5] en [partij B6] om binnen veertien dagen nadat én dit vonnis is betekend én aan [partij B5] en [partij B6] een kopie van de conform r.o. 6.6 door de deurwaarder geselecteerde stukken, althans een lijst van die stukken, ter hand is gesteld in overeenstemming met r.o. 5.40, een afschrift in de vorm van een forensische kopie van de betreffende stukken aan LPCS te verstrekken, met dien verstande dat indien zij tegen de afgifte van concrete door hen aangeduide bescheiden bezwaar maken, tussen partijen daarover geen overeenstemming kan worden bereikt en de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle is aangezocht, de termijn van afgifte eerst verstrijkt één dag nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan;
6.6. bepaalt dat de deurwaarder, al dan niet met behulp van DigiJuris, uit de gegevens waarop LPCS ten laste van [partij B5] en [partij B6] bewijsbeslag heeft doen leggen en welke bij DigiJuris in bewaring zijn gesteld de bescheiden dient te selecteren die ten minste een van de volgende integrale zoektermen bevatten, met uitzondering van de bescheiden die correspondentie met een advocaat betreffen:
6.7. veroordeelt Navigantes om binnen veertien dagen nadat én dit vonnis is betekend én aan Navigantes een kopie van de conform r.o. 6.8 door de deurwaarder geselecteerde stukken, althans een lijst van die stukken, ter hand is gesteld in overeenstemming met r.o. 5.40, een afschrift in de vorm van een forensische kopie van de betreffende stukken aan LPCS te verstrekken, met dien verstande dat indien zij tegen de afgifte van concrete door haar aangeduide bescheiden bezwaar maakt, tussen partijen geen overeenstemming kan worden bereikt en de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle is aangezocht, de termijn van afgifte eerst verstrijkt één dag nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan;
6.8. bepaalt dat de deurwaarder, al dan niet met behulp van DigiJuris, uit de gegevens waarop LPCS ten laste van Navigantes bewijsbeslag heeft doen leggen en welke bij DigiJuris in bewaring zijn gesteld de bescheiden dient te selecteren die ten minste een van de volgende integrale zoektermen bevatten, met uitzondering van de bescheiden die correspondentie met een advocaat betreffen:
6.9. veroordeelt [partij B3] , [partij B1] en [partij B5] ieder afzonderlijk om op eerste verzoek van de deurwaarder onverwijld volledige medewerking te verlenen aan de deurwaarder en/of DigiJuris bij de dataselectie conform dit vonnis door het beschikbaar stellen van toegangscodes, wachtwoorden, gebruikersnamen en/of biometrische gegevens die voor het verkrijgen van volledige toegang met betrekking tot de gegevens waarop het bewijsbeslag rust noodzakelijk zijn;
6.10. veroordeelt [partij B3] , [partij B1] en [partij B5] ieder afzonderlijk om te gehengen en gedogen dat de deurwaarder, al dan niet met behulp van DigiJuris, de gegevens waarvan krachtens dit vonnis afschrift dient te worden verstrekt, selecteert en de gegevens na de selectie overeenkomstig het bepaalde in r.o. 6.1, 6.3, 6.5 en 6.7 in de vorm van een forensische kopie aan LPCS ter beschikking stelt;
6.11. veroordeelt [partij B3] , [partij B1] en [partij B5] om aan LPCS een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere keer dat zij in gebreke blijven om aan de in r.o. 6.9 en 6.10 genoemde veroordelingen te voldoen, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;
6.12. veroordeelt [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 2.733,20, te betalen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de vijftiende dag na de betekening tot de dag van volledige betaling;
6.13. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.14. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.15. wijs de vorderingen af;
6.16. veroordeelt [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. in de proceskosten van € 1.107,00;
in conventie en in reconventie
6.17. veroordeelt [partij B1] c.s. en Navigantes c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 278,00 aan salaris advocaat, te betalen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 370,00 en de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken door mr. D.N.R. Wegerif op 19 september 2025.