Artikel 296 (Veroordeling tot nakoming van verplichtingen)
1. Tenzij uit de wet, uit de aard der verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt, wordt hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigde, veroordeeld.
2. Hij die onder een voorwaarde of een tijdsbepaling tot iets is gehouden, kan onder die voorwaarde of tijdsbepaling worden veroordeeld.
Uitleg in duidelijke taal
1. Tenzij uit de wet, uit de aard der verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt, wordt hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigde, veroordeeld.
Dit betekent letterlijk: Behoudens uitzonderingen die voortvloeien uit de wet, de aard van de verplichting, of een rechtshandeling, wordt een persoon die jegens een ander de verplichting heeft om iets te geven, iets te doen, of iets na te laten, hiertoe door de rechter veroordeeld indien de gerechtigde (degene die recht heeft op de prestatie) dit vordert.
2. Hij die onder een voorwaarde of een tijdsbepaling tot iets is gehouden, kan onder die voorwaarde of tijdsbepaling worden veroordeeld.
Dit betekent letterlijk: Een persoon die gehouden is iets te presteren (geven, doen, of nalaten) onder een specifieke voorwaarde of binnen een bepaalde tijdsbepaling, kan door de rechter ook veroordeeld worden om die prestatie te leveren onder diezelfde voorwaarde of met inachtneming van die tijdsbepaling.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:PHR:2025:786 - Parket bij de Hoge Raad - 11 juli 2025
ECLI:NL:HR:2025:1435 - Hoge Raad - 3 oktober 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:6554 - Rechtbank Gelderland - 13 augustus 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:4994 - Rechtbank Oost-Brabant - 6 augustus 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:5909 - Geen bouwteamovereenkomst bij gebrek aan consensus over essentiële risicoallocatie - 23 september 2025
De rechtbank oordeelt dat geen bouwteamovereenkomst tot stand is gekomen, omdat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over essentialia zoals de risicodragende participatie en het taakstellend budget. Het afbreken van de onderhandelingen is in kort geding niet zonder meer onrechtmatig. Een vordering tot dooronderhandelen is zinloos.
ECLI:NL:RBMNE:2025:4857 - Rechtbank Midden-Nederland - 1 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18481 - Rechtbank Den Haag - 8 oktober 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:7733 - Rechtbank Gelderland - 24 september 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5666 - Rechtbank Overijssel - 19 september 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:7983 - Regresvordering na schuldsanering: stilzitten leidt niet tot rechtsverwerking, wel verjaring - 17 september 2025
Een regresvordering van een vrouw op haar ex-man, die voor een gezamenlijke schuld finale kwijting verkreeg in een minnelijke sanering, slaagt deels. Lang stilzitten leidt niet tot rechtsverwerking, maar regresvorderingen die ouder zijn dan vijf jaar zijn op grond van artikel 3:310 BW verjaard.
ECLI:NL:RBOBR:2025:5569 - Rechtbank Oost-Brabant - 4 september 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10569 - Rechtbank Rotterdam - 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5325 - Rechtbank Overijssel - 26 augustus 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:6878 - Onduidelijk rentebeding in pensioenreglement leidt tot afwijzing handelsrente - 8 augustus 2025
De Rechtbank Amsterdam oordeelt dat een onduidelijke renteclausule in het Uitvoeringsreglement en de CAO BTER moet worden uitgelegd als verwijzing naar de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW. De clausule lijkt zowel naar de wettelijke handelsrente als de gewone wettelijke rente te verwijzen.