Artikel 195a (Veroordeling derde tot gegevensverstrekking)
1. Als degene die over bepaalde gegevens beschikt, geen partij is bij de rechtsbetrekking waarop deze gegevens betrekking hebben, kan de rechter op verzoek van de partij die daar ingevolge artikel 194, eerste lid, eerste volzin, recht op heeft, deze derde veroordelen tot het verstrekken van inzage, afschrift of uittreksel van die gegevens. De artikelen 194, eerste lid, tweede volzin, tweede, derde en vierde lid, en artikel 195 zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Voordat de rechter beslist op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, roept de rechter de verzoeker, de derde en de wederpartij van de verzoeker in de hoofdzaak op voor de mondelinge behandeling van het verzoek. Artikel 279, tweede lid, is op de oproeping van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Als degene die over bepaalde gegevens beschikt, geen partij is bij de rechtsbetrekking waarop deze gegevens betrekking hebben, kan de rechter op verzoek van de partij die daar ingevolge artikel 194, eerste lid, eerste volzin, recht op heeft, deze derde veroordelen tot het verstrekken van inzage, afschrift of uittreksel van die gegevens. De artikelen 194, eerste lid, tweede volzin, tweede, derde en vierde lid, en artikel 195 zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit lid bepaalt dat als een persoon of entiteit die over bepaalde gegevens beschikt, zelf geen partij is bij de rechtsbetrekking waarop deze gegevens betrekking hebben, de rechter deze derde kan veroordelen tot het verstrekken van inzage, een afschrift of een uittreksel van die gegevens. Dit gebeurt op verzoek van de partij die daartoe het recht heeft op grond van artikel 194, eerste lid, eerste volzin. De bepalingen van artikel 194, eerste lid, tweede volzin, alsmede het tweede, derde en vierde lid van dat artikel, en artikel 195 zijn op deze situatie op eenzelfde wijze van toepassing (van overeenkomstige toepassing).
2. Voordat de rechter beslist op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, roept de rechter de verzoeker, de derde en de wederpartij van de verzoeker in de hoofdzaak op voor de mondelinge behandeling van het verzoek. Artikel 279, tweede lid, is op de oproeping van overeenkomstige toepassing.
Dit lid schrijft voor dat de rechter, alvorens te beslissen op het verzoek om gegevensverstrekking door een derde zoals genoemd in het eerste lid, de verzoeker (degene die het verzoek indient), de derde (degene die over de gegevens beschikt) en de wederpartij van de verzoeker in de hoofdzaak (de andere partij in de oorspronkelijke rechtszaak) oproept. Deze oproeping is bedoeld voor een mondelinge behandeling van het verzoek. Op deze oproeping is artikel 279, tweede lid, op eenzelfde wijze van toepassing (van overeenkomstige toepassing).
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:PHR:2025:996 - Conclusie: Overgangsrecht en cassatietermijn bij modernisering van het bewijsrecht - 12 september 2025
De P-G concludeert dat de nieuwe, kortere cassatietermijn van acht weken uit de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht niet geldt voor een inzageverzoek dat is ingesteld onder het oude recht (art. 843a Rv-oud). De oude termijn van drie maanden blijft van toepassing.
ECLI:NL:PHR:2025:753 - Parket bij de Hoge Raad - 4 juli 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5666 - Rechtbank Overijssel - 19 september 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:3760 - Rechtbank wijst vordering tot verwijdering anonieme Google-reviews en gegevensverstrekking af - 15 september 2025
De rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de onrechtmatigheid van negatieve reviews niet aannemelijk is gemaakt. Een vordering tot verwijdering wordt afgewezen omdat subjectieve persoonlijke oordelen in reviews acceptabel zijn en onrechtmatigheid per review concreet moet worden onderbouwd. De vordering tot gegevensverstrekking wordt eveneens afgewezen bij gebrek aan een onrechtmatige daad.