Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5652 - Rechtbank Overijssel over medeplegen van afdreiging en poging tot dwang - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:565222 september 2025

Essentie

De rechtbank veroordeelt een man voor het medeplegen van afdreiging door samen met een ander een slachtoffer te chanteren met intieme beelden. Ook wordt een poging tot dwang bewezen verklaard. Een beroep op ontoerekeningsvatbaarheid wordt verworpen wegens onvoldoende onderbouwing in het dossier.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummers: 16.222326.24, 18.081492-.24 (gev.), 96.124644.23 (vnvv), 96.149972.21 (vnvv) en 96.094274.23 (vnvv) (P) Datum vonnis: 22 september 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 september 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. van den Broek, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2 De tenlastelegging

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht op 8 september 2025 gevoegd. Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het feit van de zaak met parketnummer 16.222326.24 als feit 1 en de feiten van de zaak met parketnummer 18-081492.24 als feit 2 en feit 3. De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 8 september 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte: feit 1 : in de periode van 20 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 samen met een ander [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) heeft gedwongen tot afgifte van € 7.350,-- door te dreigen met openbaring van (naakt)foto’s en/of filmpjes van [slachtoffer 3] ; feit 2 : op 9 maart 2024 in [plaats] [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft bedreigd; feit 3 : op 9 maart 2024 in [plaats] heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door (bedreiging met) geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen een deur te openen.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

feit 1 hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 te Amersfoort en/of Deventer, althans in Nederland tezamen en in vereniging, althans alleen (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal 7.350,- euro), dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of aan een derde toebehoorde, door te dreigen een of meer al dan niet intieme (naakt)foto’s en/of filmpjes van die [slachtoffer 3] naar diens echtgenote te versturen als die [slachtoffer 3] niet zou betalen;

feit 2

hij op of omstreeks 09 maart 2024 te [plaats] in de gemeente Coevorden [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met

- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of

- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of

- gijzeling, en/of

- zware mishandeling,

door:

- het [winkel 2] binnen te gaan en vervolgens over de toonbank te springen,

- meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen: “Doe die deur open” en/of

- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] vast te pakken en/of in een wurggreep en/of houdgreep te houden en/of niet meer los te laten, althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke aard en/of strekking; feit 3

hij op of omstreeks 9 maart 2024 te [plaats] in de gemeente Coevorden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht ten die ander en/of derden, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten de deur te openen (naar de ruimte waar onder andere de kluis staat), door:

3 De bewijsmotivering

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat aangever niet is gedwongen tot afgifte van het geld. Uit de berichten in het dossier blijkt niet dat is gedreigd om intieme foto’s van [slachtoffer 3] naar de vrouw van [slachtoffer 3] te sturen. Daarnaast is de rol van verdachte onvoldoende om hem als medepleger van de afdreiging aan te merken. Verder heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte ook van het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken

3.3 Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde

De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen[1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

De feiten en omstandigheden

De aangifte van [slachtoffer 3]

Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 20 juni 2024 reageerde op een advertentie op [internetsite] In deze advertentie stond dat seksuele foto's en video's konden worden gekocht van een vrouw genaamd [naam 2] . Bij de advertentie stond een telefoonnummer voor contact: [telefoonnummer 1] . [slachtoffer 3] heeft tegen betaling drie foto’s en een masturbatievideo via dit nummer ontvangen. [slachtoffer 3] stuurde een foto van zijn ontblote bovenlijf en een masturbatievideo terug. [naam 2] vertelde [slachtoffer 3] vervolgens dat zij een huurschuld van € 1.250,-- had die zij op korte termijn moest betalen.

Op vrijdag 21 juni 2024 werd [slachtoffer 3] benaderd door een persoon via WhatsApp met hettelefoonnummer [telefoonnummer 2] . Deze persoon vertelde [slachtoffer 3] bevriend te zijn met [naam 2] . De persoon zei dat [slachtoffer 3] moest zorgen dat er € 1.200,-- werd betaald en als hij dit niet deed, voornoemde foto en video van [slachtoffer 3] zouden worden gedeeld met zijn vrouw. De persoon voegde de (naakt)foto en masturbatievideo van [slachtoffer 3] toe en zei dat [slachtoffer 3] € 1.250,-- moest gaan regelen, omdat een scheiding duurder zou zijn. [slachtoffer 3] reageerde niet direct op dit bericht en werd vervolgens gebeld op zijn vaste telefoonlijn. [slachtoffer 3] sprak met deze persoon af dat de persoon het geld bij zijn [winkel 1] zou kunnen komen ophalen. Op vrijdag 21 juni 2024 omstreeks 15:00 uur kwamen twee personen in de [winkel 1] . [slachtoffer 3] heeft € 1.250,-- aan een van deze personen overhandigd. Deze persoon zei vervolgens tegen [slachtoffer 3] dat hij zelf ook nog een schuld van € 600,-- had en dat hij dit ook nog van [slachtoffer 3] wilde lenen. [slachtoffer 3] wilde van de situatie af en heeft thuis nog eens € 600,-- opgehaald en aan deze persoon overhandigd.

Op 22 juni 2024, omstreeks 15:00 uur, kreeg [slachtoffer 3] het privénummer van [naam 2] , [telefoonnummer 3] . [slachtoffer 3] vroeg haar naar de schuld van € 1.250,-- en waarom twee andere mannen dit kwamen ophalen. [naam 2] zei dat dit vrienden van haar waren die haar wilden helpen. [slachtoffer 3] zei dat dit niet nog eens moest gebeuren. [naam 2] vertelde [slachtoffer 3] later dat zij € 3.000,-- nodig had omdat anders een deurwaarder bij haar langs zou komen. [slachtoffer 3] moest dit bedrag betalen anders zou de video waarop [slachtoffer 3] te zien is worden gedeeld met zijn vrouw. [slachtoffer 3] heeft het geld geregeld, omdat hij niet wilde dat de video bij zijn vrouw onder de aandacht kwam. [slachtoffer 3] sprak met [naam 2] af dat hij het geld in een hokje naast de [winkel 1] zou leggen. Hij heeft de € 3.000,-- in een plastic zakje in het hokje gehangen. Hier maakte [slachtoffer 3] een foto van en deze stuurde hij naar [naam 2] . Het zakje met het geld is in de avond van 22 juni 2024 opgehaald.

Op 23 juni 2024 had [slachtoffer 3] contact met [naam 2] over de € 3.000,-- van de dag ervoor. Hij zei tegen [naam 2] dat hij het geld wel terug wilde. [naam 2] zei tegen [slachtoffer 3] dat zij nog een schuld had waarna zij [slachtoffer 3] kon terugbetalen. Het laatste bedrag was € 2.500,--. Hierna heeft [slachtoffer 3] een telefoongesprek met [naam 2] gevoerd. [naam 2] zei tegen [slachtoffer 3] dat het voor 25 juni 2024 geregeld moest worden. [slachtoffer 3] regelde € 2.500,-- en legde dit bedrag weer in het hokje naast de [winkel 1] . [slachtoffer 3] stuurde een foto naar [naam 2] en dit bedrag is 24 juni 2024 in de avond opgehaald. Op zondag 30 juni 2024 ontving [slachtoffer 3] een bericht van [naam 2] dat zij € 6.000,-- nodig had. [slachtoffer 3] gaf aan dat hij dit niet kon betalen en dat hij dit bedrag niet had. Hierna werd het bedrag € 4.000,--. [naam 2] zei dat [slachtoffer 3] dit bedrag maar moest gaan regelen. Hij ontving een foto van [naam 2] die hij eenmalig kon bekijken. Het was de naaktfoto die hij eerder naar [naam 2] had gestuurd. [naam 2] stuurde hierna: ‘dinsdag 10u ben ik bij jou en je vrouw.’ [slachtoffer 3] besloot hierop naar de politie te gaan.[2]

De aanhouding De politie heeft het contact met de verdachten overgenomen en met verdachten afgesproken dat het geld op 3 juli 2024 tussen 11:00 en 12:00 uur in het schuurtje zou liggen waar het de vorige keren ook was neergelegd. De politie heeft een plastic tasje met € 5,-- in het schuurtje opgehangen.[3] Op 3 juli 2024 is de politie de auto van de mogelijke verdachten gevolgd. Verdachte wordt herkend als de bestuurder. De politie heeft gezien dat de auto stopte bij de [winkel 1] . Aan de bijrijderszijde stapte een vrouw uit, naar later blijkt medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Zij liep richting de schuur van de [winkel 1] , ging naar binnen en kwam vervolgens naar buiten met een plastic tas. Zowel verdachte als [medeverdachte] zijn op dat moment aangehouden.[4] [slachtoffer 3] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de aangehouden man herkent als de man die op 21 juni 2024 het geld bij zijn winkel had opgehaald.[5]

Telefoonnummers en chats

Het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] staat op naam van verdachte. Het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] staat op naam van [medeverdachte] .[6]

De telefoon van [medeverdachte] is onderzocht. Op de telefoon staat een WhatsApp gesprek met nummer + [telefoonnummer 2] , aangeduid als ‘ [aanduiding] ’. In dit gesprek stuurt [medeverdachte] naar verdachte ‘Kan ook via ap zeggen aan hem’, ‘Je gaat me contant geven’ en ‘Anders kom ik bij je zaak’, waarop verdachte zegt ‘Je moet eerst netjes vragen eerst’ [medeverdachte] zegt ‘Hoeveel’ waarop verdachte antwoordt ‘1000 Voor huur schuld’. Verdachte zegt vervolgens ‘Zeggen ik heb huur schuld kan he mij contant lenen’, ‘Wil je ook terug geven’ en ‘Moet vandaag hebben kort dinsdag huur schuld betalen’. Dan wordt het nummer van de [winkel 1] uitgewisseld en stuurt [medeverdachte] een screenshot van contactgegevens van [winkel 1] [slachtoffer 3] . [medeverdachte] stuurt: ‘Hoj zeg Maar heb geen contant geld meer in huis’. Verdachte zegt ‘Regel hij maar’ en ‘Moet zeggen wil vandaag hebben’ ‘Punt’. [medeverdachte] stuurt verderop in het gesprek de volgende berichten: ‘Hoj zeg ik wil dat je eerlijk bent tegen mij’ en ‘Ga je me nog meer geld vragen in toekomst’. Verdachte antwoordt ‘Moet je zeggen dat kan’ en ‘Moet je zeggen ik ga morgen deurwaarder getalen maar dan wil ik nog 1keer geld vragen voor goeie auto’ en ‘Jij moet zeggen is lening wat ik bij jou afsluit’.

Ook zijn er chats met [slachtoffer 3] op de telefoon van [medeverdachte] aangetroffen. In de periode 21 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 heeft onder meer het volgende appcontact plaatsgevonden tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 3] .

Op 21 juni 2024 stuurt [medeverdachte] ‘Lieve schat zou je me willen helpen met contant geld voor me Ik moet dat voor dinsdag betalen anders kom ik verder in de shit’. [slachtoffer 3] antwoordt: ‘Maar ik heb geen contant geld meer liggen’. [medeverdachte] stuurt ‘Luister ik kom vanmiddag’, ‘Bij jou op de zaak’ en ‘En gaan we samen bespreken en je gaat me helpen vandaaag’. Even later stuurt [medeverdachte] ‘Een scheiding kost meer denk ik’ en daarbij een video van [slachtoffer 3] waarop hij aan het masturberen is. Zij stuurt vervolgens ‘Vind je vrouw vast mooi’.

Op 22 juni 2024 stuurt [slachtoffer 3] naar [medeverdachte] ‘Maar wat er gisteren gebeurd is komt niet meer voor toch’ en ‘Ik heb er best even een financiële klap van gehad’. Later die dag schrijft [medeverdachte] ‘Deurwaarder 3000€ dat heb ik nodig’, waarop [slachtoffer 3] antwoordt ‘Ja dat kan echt niet’ en ‘Wees reeel’. [medeverdachte] zegt ‘Maar ik heb het nodig en jij je vrouw huis en werk dus’. [slachtoffer 3] antwoordt ‘Hoe bedoel je’ en [medeverdachte] zegt ‘Dat jij je gezin thuis basis niet kwijt wil’.

In chats van 24 juni 2024 laat [slachtoffer 3] weten dat hij het telefonisch afgesproken bedrag van € 2.500 heeft klaargelegd. [medeverdachte] komt dit ophalen en stuurt om 22:55 uur dat het is gelukt. In een gesprek van 30 juni 2024 stuurt [medeverdachte] ‘Ik heb 6000 nodig’ en ‘Hoe je dat doet weet ik niet maar moet hebben’. [slachtoffer 3] antwoordt ‘Sorry dit kan echt niet’ en ‘Heb het ook niet’. [medeverdachte] stuurt ‘Jij gaat mij nog 1keer betalen 4duizend’ en ‘je gaat 4duizend klaar leggen je regelt maar waar je die andere bedrag weg gehaald heb en ik kom die op halen’. Er volgt een spraakgesprek van zes minuten en daarop stuurt [medeverdachte] een video, waarbij zij zegt ‘Dinsdag 10u ben ik bin jou en je vrouw’. [slachtoffer 3] antwoordt 1 juli 2024 met ‘Ik moet nog even iets lenen bij iemand, die zie ik Woensdag’ en ‘Waarom doe je mij dit aan’.[7] Uit de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] , het telefoonnummer van verdachte, blijkt dat het nummer acht keer een zendmast heeft aangestraald in Leusden. Bij drie van de acht keer was dat op 21 juni 2024 tussen 14.28 en 14.29 uur.[8]

Overwegingen en oordeel

Medeplegen van afdreiging

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.

Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De rechtbank overweegt op basis van de bewijsmiddelen het volgende.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] in de periode van 20 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 meermaals dwingende en dreigende berichten heeft verstuurd naar [slachtoffer 3] met de bedoeling dat hij geldbedragen aan haar zou overdragen. [slachtoffer 3] heeft in totaal € 7.350 euro,-- aan verdachte en [medeverdachte] overgedragen uit angst dat een masturbatievideo en een intieme foto van hem naar zijn vrouw zouden worden gestuurd. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat [medeverdachte] en verdachte overleg hebben gepleegd over wat tegen [slachtoffer 3] te zeggen en hoe hem onder druk te zetten. Verdachte geeft in de chatgesprekken aan wat [medeverdachte] tegen [slachtoffer 3] moet zeggen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte op 21 juni 2024 [slachtoffer 3] ook zelf via WhatsApp en telefonisch onder druk heeft gezet, omdat het daarbij behorende telefoonnummer op naam van verdachte staat. De verklaring van verdachte dat anderen zijn telefoon hebben gebruikt, acht de rechtbank niet aannemelijk. Op basis van de verklaring van aangever en de historische gegevens van het telefoonnummer van verdachte stelt de rechtbank verder vast dat verdachte op 21 juni 2025 € 1.850,-- bij [slachtoffer 3] heeft opgehaald. Ook op 3 juli 2024 is verdachte samen met [medeverdachte] naar [slachtoffer 3] afgereisd om het afgesproken geldbedrag op te halen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan de ten laste gelegde afdreiging is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

Ten aanzien van het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde

De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen[9] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt als volgt. Feiten en omstandigheden

[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 9 maart 2024 aan het werk was in een [winkel 2] in [plaats] . Die dag kwam een man de shop inlopen en ging op een kruk zitten. De man was zeer onrustig. Deze man liep vervolgens richting de balie en sprong over de balie. Toen de man over de balie was geklommen, ging hij heel dicht bij [slachtoffer 2] staan en zei hij dat iemand hem wilde vermoorden en dat ze hem achterna zaten. Op een gegeven moment zei de man meermaals dat [slachtoffer 2] de achterdeur van het privé-gedeelte open moest doen. In deze ruimte bevinden zich de kluis en andere goederen voor in de winkel. [slachtoffer 2] zei dat zij dat niet ging doen. Zij wilde niet dat de man bij de kluis kon komen. [slachtoffer 1] , de collega van [slachtoffer 2] , is op een gegeven moment ook achter de balie gekomen. De man zag de politie aankomen en ging heel dicht achter [slachtoffer 1] staan. De man pakte [slachtoffer 1] opeens met een arm, voor langs, om haar nek vast. [slachtoffer 1] zei een aantal keer: ‘laat me los gek!’. De man liet niet los totdat de politie hem pepperde.[10]

[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij de man over de balie zag springen en dat hij heel dicht achter [slachtoffer 2] ging staan. De man zei tegen [slachtoffer 2] dat zij de deur achter de balie, die naar het kantoorgedeelte gaat, open moest doen. Daar bevindt zich onder andere ook de kluis. Op het moment dat de politie binnenkwam, pakte de man [slachtoffer 1] van achteren vast. De man liet niet los totdat hij door de politie werd gepepperd.[11]

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij over de balie sprong en in een psychose belandde waardoor hij niet alles meer weet. Hij heeft verder verklaard dat het niet zijn bedoeling was om naar de kluis te gaan. Hij wilde slechts het [winkel 2] verlaten, omdat hij zich bedreigd voelde.[12]

Overwegingen en oordeel

Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde

De rechtbank kan op basis van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting niet meer vaststellen dan dat verdachte in het [winkel 2] over balie is gesprongen, dichtbij [slachtoffer 2] en vervolgens bij [slachtoffer 1] is gaan staan en haar bij de nek heeft vastgepakt op het moment dat de politie arriveerde. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te stellen dat verdachte de intentie had om te dreigen met de in de tenlastelegging genoemde misdrijven. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging.

Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde

De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 9 maart 2024 in het [winkel 2] in [plaats] over de balie is gesprongen en dichtbij [slachtoffer 2] is gaan staan. Hoewel verdachte haar niet echt heeft aangeraakt, maakte het feit dat hij vlak achter haar stond haar bang. Hij heeft [slachtoffer 2] vervolgens meerdere malen opgedragen om de deur naar het privégedeelte open te doen. [slachtoffer 2] heeft aan de opdracht van verdachte geen gehoor gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte geprobeerd om met andere feitelijkheden [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen. De rechtbank acht het onder feit 3 en laste gelegde poging tot dwang ten aanzien van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen. De situatie moet heel beklemmend zijn geweest voor [slachtoffer 1] , maar uit de stukken blijkt dat verdachte haar pas heeft vastgepakt nadat hij [slachtoffer 2] heeft opgedragen de deur te openen en nadat hij de politie ziet binnenkomen. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte ook [slachtoffer 1] heeft opgedragen dat zij de deur moest openen. Van dwang ten aanzien van [slachtoffer 1] is daarom geen sprake. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot dwang ten aanzien van [slachtoffer 1] .

3.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

feit 1 hij op meerdere tijdstippen in de periode van 20 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 in Nederland tezamen en in vereniging met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal 7.350,- euro), dat aan die [slachtoffer 3] toebehoorde, door te dreigen een intiem(e) (naakt)foto en filmpje van die [slachtoffer 3] naar diens echtgenote te versturen als die [slachtoffer 3] niet zou betalen;

feit 3

hij op 9 maart 2024 te [plaats] in de gemeente Coevorden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer 2] , door enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten [slachtoffer 2] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten de deur te openen (naar de ruimte waar onder andere de kluis staat), door:

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 284 en 318 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

feit 1 het misdrijf: medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd;

feit 3 het misdrijf: poging tot een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.

5 De strafbaarheid van verdachte

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard.

De officier van justitie acht de verdachte toerekeningsvatbaar.

De rechtbank acht de door de verdediging bepleite volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte niet aannemelijk geworden. De rechtbank treft hiervoor onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aan en er zijn ook overigens geen stukken – zoals een psychologische rapportage – overgelegd waaruit van een dergelijke volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte zou kunnen blijken. De rechtbank verwerpt het beroep van de verdediging op deze strafuitsluitingsgrond. Verdachte is daarom strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid in het geheel uitsluiten.

6 De op te leggen straf of maatregel

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van het voorarrest.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte een taakstraf moet worden opgelegd.

6.3 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

De aard en de ernst van de gepleegde feiten

Verdachte heeft samen met [medeverdachte] [slachtoffer 3] gedwongen tot afgifte van een fors geldbedrag. Als [slachtoffer 3] niet zou betalen, zouden verdachten naaktbeelden naar de vrouw van [slachtoffer 3] sturen. De berichten die door verdachten zijn verstuurd waren dreigend en intimiderend van toon. [slachtoffer 3] heeft meermaals geld moeten lenen om verdachten te kunnen betalen. De rechtbank neemt verdachte kwalijk dat hij met zijn handelen enkel oog had voor zijn eigen financiële gewin. Hij heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de financiële schade die [slachtoffer 3] heeft geleden en met de impact die de afdreiging op zijn leven heeft gehad.

Daarnaast heeft verdachte geprobeerd [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen. Verdachte is in een [winkel 2] over de balie gesprongen en is vervolgens dicht tegen [slachtoffer 2] gaan staan. Hij heeft haar vervolgens meerdere malen gevraagd de deur naar het privégedeelte open te doen. Dit alles heeft begrijpelijkerwijs grote impact op [slachtoffer 2] gehad.

De persoon van verdachte

Uit het strafblad van verdachte van 4 juni 2025 volgt dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld en in meerdere een proeftijden van voorwaardelijke veroordelingen liep.

Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van GGZ Tactus Zwolle van 16 juni 2025. Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van complexe en hardnekkige problematiek in de vorm van een licht verstandelijke beperking en persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek. Probleembesef is wisselend aanwezig, probleeminzicht en copingvaardigheden zijn gebrekkig. Verdachte heeft in het kader van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf meegewerkt aan een langdurige klinische opname bij de Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt (SGLVG) kliniek van [kliniek] , gespecialiseerd in de behandeling van mensen met een lichte verstandelijke beperking en ernstige gedrags- en psychiatrische problemen. In de loop van de behandeling bleek dat verdachte niet leerbaar was en dat er vooral ingezet diende te worden op externe structurering. De beschermende omgeving van de kliniek heeft voor verdachte positief gewerkt. Het ambulante traject dat aansluitend aan de klinische behandeling werd ingezet, verliep moeizaam. Verdachte liet niet het achterste van zijn tong zien in de contacten met hulpverlening en reclassering. Ook kwam verdachte afspraken wisselend na en gaf hij geen inzicht in zijn denkwereld. Verdachte wilde enkel op zijn eigen voorwaarden meewerken aan de reclasseringsinterventies. Vanwege het voortdurend stagneren van de trajecten door de afwerende houding van verdachte, heeft de reclassering deze trajecten voortijdig beëindigd. Op dit moment zijn de risico's onverminderd hoog. Het is de afgelopen periode, ondanks intensieve inzet vanuit de reclassering, niet gelukt om tot gedragsverandering bij verdachte te komen. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.

De strafoplegging

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor het onder feit 1 bewezen verklaarde feit. Daarnaast heeft verdachte zich in het verleden veelvuldig schuldig gemaakt aan strafbare feiten en liep hij ten tijde van het plegen van de feiten in meerdere proeftijden. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank is van oordeel dat het daarom niet passend is om een taakstraf aan verdachte op te leggen. Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder feit 2 ten laste gelegde, is de door de rechtbank op te leggen straf lager dan de officier van justitie heeft gevorderd.

De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest.

7 De schade van benadeelden

7.1 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade.

7.2 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade.

7.3 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] geheel toewijsbaar zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om ten behoeve van [slachtoffer 3] de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

7.4 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft primair betoogd dat de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onvoldoende onderbouwd zijn en subsidiair dat het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding moet worden gematigd.

De raadsvrouw heeft verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 3] op te leggen.

7.5 Het oordeel van de rechtbank

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Op basis van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een benadeelde partij in beperkte gevallen aanspraak maken op vergoeding van andere schade dan vermogensschade, zoals in het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Van een aantasting in de persoon op andere wijze is sprake als de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, moet dit met voldoende concrete gegevens onderbouwen. Alleen wanneer de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, hoeft de psychische schade niet te worden onderbouwd.

[slachtoffer 2] heeft in haar vordering toegelicht dat zij als gevolg van het door verdachte gepleegde delict angstklachten en slaapproblemen heeft gekregen. De rechtbank stelt vast dat een nadere onderbouwing van de psychische gevolgen ontbreekt. De nadelige gevolgen van de aard en de ernst van de normschending voor de benadeelde liggen in dit geval niet zo voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen zonder een nadere onderbouwing. De benadeelde partij in de gelegenheid stellen deze nadere onderbouwing alsnog te leveren is een onevenredige belasting van het strafproces en de rechtbank zal [slachtoffer 2] die gelegenheid niet bieden. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft betrekking op het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde. Verdachte wordt vrijgesproken van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging en partieel vrijgesproken van de onder feit 3 ten laste gelegde poging tot dwang ten aanzien van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Ook bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen, die ten aanzien van deze vordering zijn gemaakt.

De schade van benadeelde partij [slachtoffer 3]

heeft naar aanleiding van zijn aangifte geen vordering tot schadevergoeding ingediend voor vergoeding van door hem geleden schade. Op grond van artikel 36f Sr kan de rechtbank ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel opleggen. Voor toepassing hiervan kan de rechtbank de hoogte van de schade vaststellen aan de hand van het dossier.

Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Uit het dossier volgt dat de benadeelde partij is gedwongen tot afgifte van € 7.350,--. Het komt de rechtbank dan ook niet ongegrond of onrechtmatig toe dat de geleden schade wordt vergoed, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2024.

Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.

7.5 De schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 71 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

  1. De vorderingen tenuitvoerlegging (met parketnummers 96.124644.23, 96.149972.21 en 96.094274.23)

8.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op 12 augustus 2025 schriftelijk de tenuitvoerlegging van drie aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen gevorderd. Onder parketnummer 96.124644.23 gaat het om een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand die de politierechter op 28 november 2023 aan hem heeft opgelegd. Onder parketnummer 96.149972.21 gaat het om een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden die de politierechter van de rechtbank Overijssel op 21 oktober 2022 aan verdachte heeft opgelegd. Onder parketnummer 96.094274.23 gaat het om een door de politierechter op 29 september 2023 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand.

Ter zitting heeft de officier van justitie de vorderingen in de parketnummers 96.149972.21 en 96.094274.23 gehandhaafd. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 96.124644.23 niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze straf al ten uitvoer is gelegd.

8.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft om afwijzing van de vorderingen verzocht. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de onder parketnummers 96.149972.21 en 96.094274.23 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen om te zetten in taakstraffen.

8.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal ten aanzien van de parketnummers 96.149972.21 en 96.094274.23 de vorderingen van de officier van justitie toewijzen. Verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van meerdere strafbare feiten schuldig gemaakt. De consequentie daarvan is dat hij de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen alsnog moet ondergaan.

De rechtbank zal ten aanzien van parketnummer 96.124644.23 de officier van justitie in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf reeds ten uitvoer is gelegd.

9 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10 De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak

  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

bewezenverklaring

strafbaarheid feiten

feit 1 het misdrijf: medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd.

feit 3 het misdrijf: poging tot een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.

strafbaarheid verdachte

  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;

  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

schadevergoeding benadeelde [slachtoffer 3]

  • legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 7.350,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 61 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door de mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;

  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 96.149972.21

  • beveelt de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 21 oktober 2022 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;

tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer96.094274.23

  • beveelt de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 29 september 2023 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) maand;

tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 96.124644.23

  • verklaartde officier van justitie in de vordering niet-ontvankelijk.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. U. van Houten en mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2025.

Mr. van Houten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Midden-Nederland met nummer PL0900-2024316952. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 1 juli 2024 (pagina’s 12 tot en met 16).

Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2024 (pagina’s 412 tot en met 414).

Het proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2024 (pagina’s 423 tot en met 425).

Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2024 (pagina’s 57 en 58).

Het proces-verbaal van bevindingen van 7 oktober 2024 (pagina’s 395 tot en met 396).

Het proces-verbaal van bevindingen van 8 september 2024 (pagina’s 64 tot en met 67), inclusief de als bijlage gevoegde chats (pagina’s 68 tot en met 390).

Het proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2024 (pagina’s 409 tot en met 411).

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Noord-Nederland met nummer PL0100-2024063029. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 9 maart 2024 (pagina’s 13 tot en met 15).

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 9 maart 2024 (pagina’s 16 tot en met 19).

De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 september 2025.


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Midden-Nederland met nummer PL0900-2024316952. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 1 juli 2024 (pagina’s 12 tot en met 16).

Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2024 (pagina’s 412 tot en met 414).

Het proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2024 (pagina’s 423 tot en met 425).

Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2024 (pagina’s 57 en 58).

Het proces-verbaal van bevindingen van 7 oktober 2024 (pagina’s 395 tot en met 396).

Het proces-verbaal van bevindingen van 8 september 2024 (pagina’s 64 tot en met 67), inclusief de als bijlage gevoegde chats (pagina’s 68 tot en met 390).

Het proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2024 (pagina’s 409 tot en met 411).

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Noord-Nederland met nummer PL0100-2024063029. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 9 maart 2024 (pagina’s 13 tot en met 15).

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 9 maart 2024 (pagina’s 16 tot en met 19).

De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 september 2025.