Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2025:3891 - Jeugdige dader van ontploffingen krijgt jeugddetentie en voorwaardelijke pij-maatregel opgelegd - 26 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2025:389126 september 2025

Essentie

De rechtbank veroordeelt een minderjarige verdachte voor het medeplegen van ontploffingen, witwassen en wapenbezit. Er wordt jeugddetentie en een voorwaardelijke pij-maatregel opgelegd vanwege een vastgestelde gedragsstoornis en een hoog recidiverisico. De rechtbank oordeelt dat voor een van de feiten verminderde toerekeningsvatbaarheid geldt.

Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Groningen

parketnummer 18/393302-24 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/143991-23

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

26 september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 september 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R.H. Baas, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1 hij op een of meerdere momenten in de periode van 24 augustus 2024 tot en met 1 oktober 2024, te Winschoten, gemeente Oldambt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een of meerdere woning(en) en/of pand(en), gelegen aan [adres] en/of aan [adres] , een of meerdere stuk(s) (professioneel) vuurwerk, althans een explosief en/of explosieven, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, terwijl daarvan

te duchten was;

2 primair

hij op een of meerdere momenten gepleegd in de periode van 8 augustus 2024 tot en met 3 november 2024 te Winschoten, gemeente Oldambt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer:

  • een schoudertas, airpods, bankpas met bankrekeningnummer [nummer] t.n.v. [slachtoffer 1] , ID-kaart, sigaretten merk Marlboro, powerbank en een oplader, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander

of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); en/of

  • sieraden, te weten een zilverkleurig schakelarmband en/of een ring van dezelfde schakels als de armband en/of een zegelring met 2 diagonale zwarte strepen en/of een grote ring met inscriptie [initiaal] en/of een Casio horloge, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,

welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan door

  • te schoppen tegen het been, althans lichaam waardoor [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of in/op/tegen het gezicht/hoofd/lichaam te slaan en/of te schoppen (toen [slachtoffer 1] op de grond lag);

en/of

  • door een of meerdere malen te stompen met de vuist en/of te slaan in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans lichaam van [slachtoffer 2] ;

2 subsidiair

hij op een of meerdere momenten gepleegd in de periode van 8 augustus 2024 tot en met 3 november 2024 te Winschoten, gemeente Oldambt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld

welk geweld heeft bestaan door

3 hij op of omstreeks 10 december 2024, te Winschoten, gemeente Oldambt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) wapen(s) en/of munitie als bedoeld in art. 2 lid 1 en 2, Categorie II en/of III, van de Wet wapens en munitie, te weten:

althans één of meerdere vuurwapen(s) en/of munitie in de zin van artikel 1, onder 3° en 4° van die wet voorhanden heeft gehad;

4 hij op of omstreeks 10 december 2024, te Winschoten, gemeente Oldambt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 270,3 gram hashish, althans een hoeveelheid hash, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

5 hij op of omstreeks 10 december 2024, te Winschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere voorwerpen, te weten een geldbedrag van 6855 euro, althans een geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig

was uit enig eigen misdrijf;

6 hij op of omstreeks 10 december 2024 in Winschoten, gemeente Oldambt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten

heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad; (zie ook pag. 588, COV rapportage)

7 hij op of omstreeks 26 oktober 2024 te Slagharen, gemeente Hardenberg [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door dreigend tegen die [slachtoffer 3] te zeggen, terwijl hij op korte afstand stond, "Ik maak je af, ik steek je wel neer. Je moet elke keer achter je kijken als je in Winschoten loopt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder feit 1 ten laste gelegde, ook voor zover dit ziet op het levensgevaar. De officier van justitie heeft daarnaast veroordeling gevorderd voor het onder feit 2 primair ten laste gelegde waar het betreft de diefstal met geweld van goederen van [slachtoffer 1] . Ten aanzien van de diefstal met geweld of afpersing van goederen toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. De officier van justitie heeft eveneens veroordeling gevorderd voor het onder feit 3 tot en met 6 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder feit 7 ten laste gelegde.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de feiten 1, 3, 4, 5 en 6 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat er bij feit 1 geen sprake is van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en dat het bedrag dat verdachte heeft witgewassen (feit 5) moet worden verminderd met 3.000,00, aangezien verdachte dat bedrag van zijn grootmoeder heeft gekregen. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 2 en 7 ten laste gelegde.

Oordeel van de rechtbank Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 7 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde evenmin wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt ten aanzien van de diefstal met geweld of de afpersing van goederen toebehorende aan [slachtoffer 2] dat uit de zich in het dossier bevindende stukken niet, althans onvoldoende, blijkt dat verdachte bij deze diefstal of afpersing van goederen betrokken is geweest. De rechtbank overweegt ten aanzien van de diefstal met geweld of de afpersing van goederen toebehorende aan [slachtoffer 1] het volgende. Verdachte bekent dat hij [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen. Uit

het dossier blijkt echter onvoldoende dat verdachte betrokken was bij de diefstal die daarop volgde of dat het door hem gepleegde geweld op enigerlei wijze verband hield met die diefstal. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal met geweld en afpersing.

De rechtbank acht de feiten 1 en 3 tot en met 6 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Deze opgave luidt als volgt:

d.d. 24 juni 2025, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] ;

  1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 oktober 2024, opgenomen op pagina 236 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] ;

  2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning d.d. 22 oktober 2024, opgenomen op pagina 248 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;

  3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2024, opgenomen op pagina 451 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;

  4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek vuurwapens en munitie d.d. 3 maart 2025, opgenomen op pagina 560 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;

  5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2024, opgenomen op pagina 611 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;

  6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk d.d. 22 december 2024, opgenomen op pagina 588 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant.

Overweging Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde geen sprake is van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. In het dossier zit geen risicoanalyse, het is niet duidelijk of de brandweer ter plaatse moest komen om de brand te blussen en uit de aanwezige stukken volgt onvoldoende dat dergelijk gevaar inderdaad te duchten was. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder feit 1 en 3 tot en met 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

1 hij op meerdere momenten in de periode van 24 augustus 2024 tot en met 1 oktober 2024, te Winschoten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht door bij meerdere woningen, gelegen aan [adres] en aan [adres] , professioneel vuurwerk, althans een explosief, aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de voorgenoemde woningen en de in de nabijheid gelegen panden te duchten was;

3 hij op 10 december 2024, te Winschoten, wapens en munitie als bedoeld in art. 2 lid 1 en 2, Categorie III, van de Wet wapens en munitie, te weten:

voorhanden heeft gehad;

4 hij op 10 december 2024, te Winschoten, opzettelijk aanwezig heeft gehad 270,3 gram hashish, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

5 hij op 10 december 2024, te Winschoten, een geldbedrag heeft verworven en voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;

6 hij op 10 december 2024 te Winschoten, opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten

heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

  1. medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd

  2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

  3. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

  4. eenvoudig witwassen

  5. overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke PIJ-maatregel, met een proeftijd van 2 jaar en met daaraan verbonden de voorwaarden zoals geformuleerd door de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de dadelijke uitvoerbaarheid gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.

Ernst van de feiten De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan het in vereniging teweegbrengen van twee ontploffingen. Hierdoor is schade ontstaan aan woningen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij opdracht heeft gegeven voor de ontploffingen vanwege een eigen ruzie en vanwege ruzie van een vriend, voor wie hij wilde opkomen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op deze kwalijke manier conflicten heeft beslecht en geen rekening heeft gehouden met de goederen van anderen en evenmin met de angst- en onveiligheidsgevoelens van buurtbewoners en van de samenleving die dit soort strafbare feiten teweegbrengen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hashish en het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens, munitie en illegaal vuurwerk. Het voorhanden hebben van wapens, munitie en illegaal vuurwerk brengt risicos voor de veiligheid van personen met zich. Het bezit van dergelijke voorwerpen kan leiden tot het gebruik daarvan. Illegaal vuurwerk kan bovendien fors

explosief reageren en voor ongevallen en hoge materiële schade en overlast zorgen. Bij de door verdachte teweeggebrachte ontploffingen is ook gebruik gemaakt van dergelijk vuurwerk. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij ook drugs heeft verkocht. Het geld dat verdachte hiermee verdiende, heeft hij witgewassen. Door het witwassen van crimineel geld wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd en wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer ontwricht. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij heeft gehandeld uit eigen financieel gewin en geen rekening heeft gehouden met de gevolgen van zijn handelen.

Persoonlijke omstandigheden De rechtbank heeft acht geslagen op de navolgende rapportages. In het pro justitia rapport wordt door de psychiater d.d. 2 juni 2025 en door de psycholoog d.d. 24 april 2025 het navolgende geconcludeerd. Bij verdachte is sprake van een normoverschrijdend-gedragsstoornis, een achterstand in zijn sociaal emotionele ontwikkeling, ouder-kind relatie problematiek, een leer- of onderwijsprobleem en een bedreigde ontwikkeling van de persoonlijkheid met antisociale trekken. Er wordt geadviseerd om de ten laste gelegde explosies verminderd aan verdachte toe te rekenen. De ten laste gelegde feiten 3 tot en met 6 kunnen volledig aan verdachte worden toegerekend. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. Er wordt geadviseerd om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met behandeling in [instelling] . De jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming sluiten zich in hun rapport d.d. 2 september 2025 aan bij het advies van de pro justitia rapporteurs.

De rechtbank acht het, gelet op de rapportages, aannemelijk dat de problematiek van verdachte heeft doorgewerkt in het bewezen verklaarde onder 1 en zal derhalve bepalen dat er ten aanzien van dit feit sprake is van een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid.

De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, in 2024 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een hele reeks feiten, waaronder overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie en voor witwassen en geweldsdelicten. Verdachte was dus een gewaarschuwd mens. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte (inmiddels) open is over zijn daden en hier verantwoordelijkheid voor neemt.

Straf en maatregel De feiten, met name het veroorzaken van de ontploffingen, rechtvaardigen de oplegging van een forse straf. Het is echter wenselijk dat bij verdachte behandeling op de voorgrond staat, binnen een strikt kader. Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 226 dagen, en een voorwaardelijke PIJ- maatregel, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Aan de vereisten voor het opleggen van een PIJ-maatregel wordt voldaan. De rechtbank stelt vast dat het onder 1 gepleegde feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater, de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering in hun rapporten vermelden, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.

Aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering geadviseerd. Deze voorwaarden zijn gelijk aan

de huidige schorsingsvoorwaarden van verdachte. De rechtbank zal de voorwaarde van het contactverbod echter niet opleggen, omdat dit niet noodzakelijk wordt geacht ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van recidive.

Gelet op de ernst van de feiten en de rapporten omtrent zijn persoon, waaruit naar voren komt dat verdachte hulpverlening en begeleiding nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan zonder inzet van passende hulp. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

De rechtbank overweegt verder dat de PIJ-maatregel niet zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel niet mogelijk is.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:

1.600,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen hoofdelijk kunnen worden toegewezen, met dien verstande dat de materiële schade van [slachtoffer 7] moet worden gereduceerd tot een bedrag van 1.467,03, omdat de optelsom in de vordering niet lijkt te kloppen. De vorderingen kunnen worden vermeerderd met wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd en het aantal dagen gijzeling dient op 0 te worden bepaald.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, wegens de complexiteit ervan. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade fors moet worden gematigd. Het materiële deel van [slachtoffer 7] kan worden toegewezen tot een bedrag van 1.467,03. De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bepleite

vrijspraak, op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.

Oordeel van de rechtbank

Vordering [slachtoffer 1] De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering [slachtoffer 5] Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2024.

Vorderingen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Ten aanzien van de immateriële schade ziet de rechtbank, gelet op de aard en de ernst van het feit, geen aanleiding het gevorderde bedrag te matigen. De vorderingen zullen worden toegewezen, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een bedrag van 1.467,03 aan materiële schade voor [slachtoffer 7] , te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 augustus 2024.

De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal dan ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.

Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen geldbedragen, te weten een bedrag groot 6.855,00, vatbaar voor verbeurdverklaring nu met betrekking tot dit bedrag het bewezen verklaarde onder 5 is begaan. De

overige inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een computer, meerdere telefoons en elektronica, een simkaart, pet en muts, kunnen worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten verdachte.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 15 maart 2024, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een jeugddetentie voor de duur van 200 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 30 maart 2024. De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 27 juni 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. De bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.

De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 1.2.2 en 5.4.0 van het Vuurwerkbesluit en het artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 en 7 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder feit 1 en 3 tot en met 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 226 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.

plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Bepaalt dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Vordering benadeelde partij

Ten aanzien van 18/393302-24 feit 2 Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] zijn eigen proceskosten draagt.

Ten aanzien van 18/393302-24 feit 1 Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 5] te betalen:

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.250,00 (zegge: duizend tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van 18/393302-24 feit 1 Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 4] te betalen:

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat te betalen een bedrag van 6.000,00

(zegge: zesduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van 18/393302-24 feit 1 Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 6] te betalen:

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat te betalen een bedrag van 6.000,00 (zegge: zesduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van 18/393302-24 feit 1 Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 7] te betalen:

Verklaart de vordering van [slachtoffer 7] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat te betalen een bedrag van 7.467,03 (zegge: zevenduizend vierhonderdzevenenzestig euro en drie cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.467,03 aan materiële schade en 6.000,00 aan immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/143991- 23: Verlengt de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen d.d. 15 maart 2024 vastgestelde proeftijd met één jaar.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen geldbedragen groot 6.855,00.

Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven computer, meerdere telefoons en elektronica, een simkaart, pet en muts.

Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M.M. Peters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2025.

Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.