Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:5005 - Medeplegen van ontploffing bij spelersbus: bewijs en strafmaat - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:500522 september 2025

Essentie

De rechtbank veroordeelt een verdachte voor het medeplegen van het tot ontploffing brengen van een cobra bij een spelersbus. De rechtbank acht een nauwe en bewuste samenwerking bewezen op basis van de initiërende rol, aanwezigheid en het filmen van het delict door de verdachte.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Utrecht

Parketnummer: 16/380005-24 Tegenspraak

Vonnis van de meervoudig kamer van 22 september 2025 in de strafzaak van:

[verdachte] , geboren op [1998] in [geboorteplaats] , ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] , hierna: de verdachte.

1 ONDERZOEK OP DE ZITTING

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 1 september 2025. Tegelijkertijd, maar niet gevoegd, zijn de zaken van twee medeverdachten behandeld.

Op de zitting van 1 september 2025 waren aanwezig:

2 DE TENLASTELEGGING

De volledige tekst van de beschuldiging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:

primair op 12 november 2024 in Utrecht samen met (een) ander(en) opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een bus, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;

subsidiair op 12 november 2024 in Utrecht [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft uitgelokt tot voornoemde ontploffing;

meer subsidiair op 12 november 2024 in Utrecht medeplichtig is geweest aan voornoemde ontploffing.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat de verdachte het primaire feit heeft gepleegd.

De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.

4.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte volledig vrij te spreken. De advocaat voert verschillende verweren over het bewijs. Deze worden – voor zover van belang voor de beoordeling – hierna besproken onder paragraaf 4.3.

4.3. Oordeel van de rechtbank Inleiding Vaststaat dat de medeverdachte [medeverdachte 1] op 12 november 2024 in Utrecht een Cobra 6 op een spelersbus van Feyenoord heeft geplakt en aangestoken, waarna deze Cobra 6 is ontploft, terwijl de buschauffeur [slachtoffer ] aanwezig was in de bus. Verder staat op grond van de verklaring van de verdachte in elk geval vast dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] op de scooter naar de parkeerplaats bij Zoudenbalch is gereden, waar de betreffende bus geparkeerd stond, en dat de verdachte aanwezig was in de auto waar [medeverdachte 1] na de ontploffing in is gestapt en in is weggereden.

De vraag die in deze zaak beantwoord moet worden is of het handelen van de verdachte een strafbaar feit oplevert en als dat zo is hoe dat gekwalificeerd moet worden.

4.3.1. Bewijsmiddelen primaire feit Voor de leesbaarheid van dit vonnis zijn de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II.

4.3.2. Bewijsoverweging primaire feit Gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer Het is een feit van algemene bekendheid dat een Cobra 6 zwaar en illegaal vuurwerk betreft, en dat een Cobra 6 bij ontbranding een ontploffing teweeg kan brengen met een gelijke kracht als van een handgranaat. De Cobra 6 is tegen de ruit van de bus tot ontploffing gebracht. De kracht van de explosie is af te leiden uit de beschadigingen. De explosie heeft de zijruit van de bus verwoest en de grote ruit daaromheen is volledig versplinterd. Door de gehele voorzijde van de bus en tegen de deur van de bus zijn glassplinters geslagen. Op de vloer van de bus en op de stoel van de buschauffeur lagen ook glassplinters.

Opzet in de zin artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht hoeft slechts gericht te zijn op een ontploffing. Het opzet hoeft niet gericht te zijn op het teweegbrengen van de in onderdeel 1-3 van dit wetsartikel genoemde gevolgen (het gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel). Het gevaar moet ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing wel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest en daarbij is niet van belang dat de verdachte zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien.

Voor een bewezenverklaring van gemeen gevaar voor goederen in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht geldt dat het gemeen gevaar zich dient uit te strekken tot andere goederen dan het goed dat de verdachte tot ontploffing wenste te brengen, in dit geval andere goederen dan de bus zelf.

De rechtbank oordeelt dat er sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen. De kans dat in de bus aanwezige goederen, waarbij te denken valt aan de dashcam, achtergebleven spullen van de voetbalspelers of spullen van de buschauffeur, bijvoorbeeld zijn jas of tas, bij de ontploffing gevaar liepen, was naar algemene ervaringsregels voorzienbaar, waarbij de rechtbank mede de voorgaande overweging over de kracht van de ontploffing van een Cobra 6 in ogenschouw neemt.

Het dossier bevat een forensisch onderzoek naar de scenario’s van gevaarzetting, een vakbijlage gevaarzetting van een super Cobra 6 van het NFI en een NFI-rapportage ‘explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie bij een spelersbus op een parkeerterrein aan de Koningsweg in Utrecht op 12 november 2024’. Er heeft door het NFI ook een reconstructie plaatsgevonden van de ontploffing.

Uit de NFI-rapportage komt naar voren dat de dodelijke impact van een Cobra zoals in de onderhavige zaak onduidelijk is en niet bepaald kan worden. Daarvoor zouden meer experimenten gedaan moeten worden. De rechtbank vindt de NFI-rapportage onvoldoende duidelijk en specifiek om vast te kunnen stellen dat er een voorzienbare kans bestond dat het slachtoffer zou komen te overlijden. De onderbouwing dat de kans groter dan nul is, acht de rechtbank daartoe onvoldoende. De rechtbank betrekt in deze overweging dat de Cobra niet in de bus is gegooid maar aan de buitenkant van de bus is geplakt. Op grond van de bevindingen uit het explosievenonderzoek van het NFI oordeelt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er levensgevaar voor anderen te duchten was. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onderdeel ‘levensgevaar’ in het tweede gedachtestreepje van de beschuldiging.

Het NFI concludeert dat er gevaar voor rondvliegende scherven bestond, waardoor letsel, bestaande uit bloedingen zouden kunnen ontstaan. Deze bloedingen zouden kunnen leiden tot littekens. Daarnaast wordt gesproken over het gevaar voor permanente gehoorbeschadiging. Op basis van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het risico op zwaar lichamelijk letsel wel voldoende duidelijk is komen vast te staan. Dat [slachtoffer ] niet zwaar gewond is geraakt is gelegen in de omstandigheid dat hij naar achteren is gerend en zijn oren heeft bedekt. Het is geenszins aan de verdachte te danken dat er geen zwaar lichamelijk letsel is ingetreden. Anders dan de advocaat heeft betoogd moet niet slechts worden uitgegaan van het daadwerkelijk verwezenlijkte scenario, maar gaat het hierbij om de risico’s die door het handelen van verdachte in het leven zijn geroepen en de naar algemene ervaringsregels voorzienbare kans op het intreden van het gevolg.

De rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden maken dat naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest dat door het tot ontploffen van de Cobra 6 tegen de ruit van de bus gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een ander was te duchten.

Medeplegen De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht dient te zijn. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de groepsapp genaamd “ [Whatsapp chatgroep] ” op 12 november 2024 tussen ongeveer 17:22 uur en 18:05 uur berichten werden gestuurd over de aanwezigheid van de Feyenoord spelersbus bij de parkeerplaats Zoudenbalch in Utrecht. Medeverdachte [medeverdachte 1] maakte geen deel uit van die groepsapp. Op diezelfde dag om 18:05 uur vond een telefoongesprek plaats tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Om 18:07 uur belde de verdachte naar [medeverdachte 1] en om 18:09 stuurde de verdachte naar [medeverdachte 1] een filmpje van de Feyenoord bus. Direct daarna, om 18:10 uur, vroeg [medeverdachte 1] in een groepsapp wie er Cobra’s of Shells verkoopt. [medeverdachte 1] heeft in het getuigenverhoor op de zitting van 1 september 2025 over dit contact onder ede verklaard dat hij gevraagd werd om vuurwerk te regelen door de verdachte. De hiervoor genoemde omstandigheid dat [medeverdachte 1] , direct na contact met de verdachte, heeft gevraagd naar vuurwerk, ondersteunt de verklaring van [medeverdachte 1] . De rechtbank acht op grond van het steunbewijs de verklaring van [medeverdachte 1] op dit punt betrouwbaar.

Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] op de scooter is gestapt richting Zoudenbalch. [medeverdachte 1] had op dat moment de Cobra 6 al bij zich. De verklaring van de verdachte dat hij met [medeverdachte 1] op de scooter mee is gereden vanuit zijn huis in [woonplaats] naar de parkeerplaats bij Zoudenbalch, omdat hij daar opgehaald zou worden door [medeverdachte 2] om te gaan sporten, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Daartoe overweegt de rechtbank dat het [locatie] , waar de verdachte en [medeverdachte 2] zouden gaan sporten, zich net als de woning van de verdachte bevindt in [woonplaats] . De verdachte wordt, zoals hij zelf heeft verklaard, normaliter thuis opgehaald door [medeverdachte 2] , maar die dag had hij toevalligerwijs met [medeverdachte 2] in de omgeving van Zoudenbalch afgesproken, omdat [medeverdachte 2] daar in de buurt was. Daarbij komt dat de verdachte bij Zoudenbalch weliswaar in de auto is gestapt bij [medeverdachte 2] , maar dat zij vervolgens niet zijn vertrokken om te gaan sporten en er geen goede reden te bedenken valt waarom de verdachte en [medeverdachte 2] daar zouden moeten blijven wachten. [medeverdachte 1] had immers zijn eigen scooter bij zich en was voor zijn transport dus niet afhankelijk van de auto van [medeverdachte 2] . Redenen waarom de rechtbank de verklaring van de verdachte op dit punt geheel terzijde schuift.

De verdachte was ten tijde van de ontploffing aanwezig op de plaats van de ontploffing. Hij is bij [medeverdachte 2] in de auto gestapt, zij hebben gewacht tot [medeverdachte 1] terug was in de auto en zijn vervolgens met elkaar weggereden naar het huis van [medeverdachte 2] in [woonplaats] . De scooter, waarop de verdachte en [medeverdachte 1] aankwamen bij Zoudenbalch, hebben zij laten staan, waarover [medeverdachte 1] heeft verklaard dat dit was omdat zij met een auto sneller weg konden komen. Ook op dit punt acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar, gelet op het steunbewijs dat de scooter daadwerkelijk is achtergebleven en het ontbreken van een aannemelijk alternatief scenario om gezamenlijk te vertrekken in de auto en naar de woning van [medeverdachte 2] te rijden terwijl het plan was om te gaan sporten. De verdachte stuurt om 20:02 uur, slechts 37 minuten na de melding van de ontploffing door de aangever, een filmpje van de ontploffing naar [medeverdachte 1] . Op dit filmpje is de ontploffing te zien. De ontploffing wordt vanuit een auto gefilmd en het filmpje begint al enkele seconde voorafgaand aan de daadwerkelijke ontploffing. Gelet op de omstandigheid dat de rechterbuitenspiegel in beeld komt op het filmpje, is het filmpje vermoedelijk gemaakt vanaf de passagiersstoel van de auto. [medeverdachte 1] heeft over dit filmpje in het getuigenverhoor op de zitting onder ede verklaard dat de verdachte het filmpje heeft gemaakt. De verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verklaren allen dat zij gezamenlijk in een auto zijn weggereden. De verdachte zat daarbij op de bijrijdersstoel. Op basis van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte degene is geweest die het filmpje heeft gemaakt. Nergens uit het onderzoek naar de telefoons blijkt dat de verdachte, zoals hij op de zitting heeft verklaard, het filmpje in het eerste half uur na de explosie van iemand anders heeft gekregen en het filmpje vervolgens enkel heeft doorgestuurd.

Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] , die in de kern heeft bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van een plan waarbij beide verdachten van begin tot eind aanwezig zijn geweest. Het is immers de verdachte die, na contact met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] bekend heeft gemaakt met de aanwezigheid van de spelersbus van Feyenoord in Utrecht en [medeverdachte 1] gevraagd heeft om vuurwerk te regelen. De verdachte is samen met [medeverdachte 1] naar de bus gereden, heeft de ontploffing gefilmd en is direct na de ontploffing met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een auto vertrokken. De rechtbank oordeelt dat de verdachte daarmee een intellectuele en materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft gehad voorafgaand, tijdens en na het feit. Die vaststelling sluit ook aan bij de opmerkingen van [medeverdachte 1] in een onderschept telefoongesprek waarin hij zegt “wij allemaal zijn op het idee gekomen” en “ik heb het samen met [verdachte] gedaan”. De rechtbank acht de onderschepte gesprekken betrouwbaar. [medeverdachte 1] wist niet dat hij afgeluisterd werd en in de bewijsmiddelen is steun te vinden voor de vaststelling dat [medeverdachte 1] niet alleen gehandeld heeft.

Nu de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van medeplegen van het teweeg brengen van een ontploffing, verwerpt de rechtbank het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.

4.3.3.3 Voorwaardelijk verzoek De advocaat van de verdachte heeft op de zitting verzocht, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van medeplegen komen, tot aanhouding van de zaak om op activiteitenniveau te laten onderzoeken hoe het DNA van de verdachte op de Cobra 6 terecht is gekomen.

Nu de rechtbank geen gebruik maakt van het aangetroffen DNA op de Cobra 6 voor het bewijs, zal het verzoek van de advocaat worden afgewezen.

4.4. Bewezenverklaring De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:

primair op 12 november 2024 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra tegen een bus te plakken en aan te steken, waardoor die Cobra tot ontploffing is gebracht, terwijl daarvan

  • gemeen gevaar voor goederen, te weten de in de bus aanwezige goederen en

  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer ] , te duchten was.

De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

5 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Het bewezen feit is strafbaar en levert het volgende strafbare feit op:

medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6 STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7 OPLEGGING VAN STRAF

7.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het hierna te noemen reclasseringsrapport van 21 augustus 2025.

7.2. Standpunt van de verdediging Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de advocaat verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft zijn financiële achterstanden kunnen wegwerken dankzij de schorsing en het gaat veel beter met zijn oom, voor wie hij mantelzorger is. De verdachte heeft tijdens de schorsing laten zien dat hij zich aan regels kan houden. Uit de justitiële documentatie van de verdachte blijkt dat hij geen recidive voor brandstichting heeft. De advocaat heeft daarbij naar voren gebracht dat de verdachte reeds een stadionverbod van twintig jaar opgelegd heeft gekregen in verband met deze zaak en dat dat voor de verdachte al geldt als een zware straf. De advocaat heeft bepleit aan de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen die de tijd van het voorarrest overstijgt, met daarbij eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf en een maximale taakstraf van 240 uren.

7.3. Oordeel van de rechtbank Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken

Ernst en omstandigheden van het feit De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk tot ontploffing brengen van een Cobra 6 die aan de spelersbus van voetbalclub Feyenoord was geplakt. De spelersbus stond op dat moment geparkeerd op de parkeerplaats bij sportcomplex Zoudenbalch in de buurt van het voetbalstadion van FC Utrecht. De jeugdteams van FC Utrecht en Feyenoord speelden op dat moment een voetbalwedstrijd. De buschauffeur zat op het moment van het plakken en tot ontploffing brengen van de Cobra in de bus. De verdachte mag van geluk spreken dat de schade beperkt is gebleven en dat de buschauffeur geen (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het had immers veel slechter kunnen afgelopen.

Het betreft een zeer ernstig feit. Door de ontploffing is schade ontstaan aan de bus. Een dergelijke ontploffing leidt tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verder overweegt de rechtbank dat deze ontploffing niet los kan worden gezien van een maatschappelijke tendens waarin (ernstig) voetbalgerelateerd geweld lijkt toe te nemen. De reden dat deze bus het doelwit was, was gelegen in de omstandigheid dat het de bus van een rivaliserende voetbalclub betrof, die geparkeerd stond in de stad Utrecht. De laatste jaren is vaker sprake geweest van ernstige incidenten in en rond het stadion. Dit ondermijnt het gevoel van veiligheid bij spelers, personeel en andere supporters. Mensen moeten zich zonder angst kunnen verplaatsen in een spelersbus, naar een stadion kunnen gaan om een wedstrijd te bezoeken, en hun werk kunnen doen. Ook als buschauffeur van een voetbalclub. De ontploffing was daarmee niet alleen gericht op één persoon of op één club, maar raakt aan het bredere maatschappelijke belang van openbare orde en veiligheid.

De rechtbank ziet de verdachte tezamen met anderen als de initiator van het plan om met een Cobra 6 een ontploffing teweeg te brengen bij de spelersbus van Feyenoord. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat uit de berichten die na afloop van de ontploffing zijn gestuurd door de verdachte en zijn medeverdachten geen enkele vorm van berouw blijkt en dat de verdachte op de zitting geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.

Strafblad De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijke feit is veroordeeld.

De persoon van de verdachte De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 21 augustus 2025, opgemaakt door reclasseringswerker N. Stefanovic. Uit het rapport volgt dat de reclassering de indruk heeft dat de verdachte zijn leven in algemene zin op orde heeft. Hij werkt fulltime als stratenmaker en dakdekker, heeft zijn financiële situatie op orde en heeft een relatie, die de reclassering als een beschermende factor ziet. Er is geen sprake van problematisch middelengebruik. In het verleden is de verdachte gediagnosticeerd met ADHD, PDD-NOS en een licht verstandelijke beperking. Mogelijk is hierdoor sprake van een zekere mate van beïnvloedbaarheid en het niet kunnen inschatten van de gevolgen van zijn handelen. Dit is, zeker in combinatie met een mogelijk pro-crimineel sociaal netwerk, een risicofactor. Om de risico's te beperken vindt de reclassering interventies gericht op het vergroten van de cognitieve vaardigheden van de verdachte geïndiceerd.

Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, eventueel te vervangen door ambulante behandeling en een contactverbod met de medeverdachten. De reclassering acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend, gelet op de mogelijke financiële problemen die daardoor zullen ontstaan. Voor het opleggen van een taakstraf of een financiële sanctie ziet de reclassering geen contra-indicaties.

Voorts houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden zoals deze naar voren zijn gekomen op de zitting. De verdachte heeft verklaard dat hij veel aan het werk is, mantelzorger is voor zijn oom en dat hij zijn financiën nu weer op orde heeft. Er is geen sprake meer van alcohol- en middelengebruik. De verdachte heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.

Strafoplegging Vanwege de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf kijkt de rechtbank naar wat voor straffen doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd.

Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, waarvan 192 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden – met uitzondering van het contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 2] – zoals door de reclassering geadviseerd en hierna omschreven, passend en geboden. Dit betekent dat de verdachte het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf al heeft uitgezeten in voorarrest en niet meer terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank zal daarnaast, vanuit het oogpunt van vergelding, een taakstraf opleggen van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

Voorlopige hechtenis De verdachte heeft al 168 dagen in voorarrest doorgebracht. Daarmee is het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf al uitgezeten. De rechtbank zal om die reden het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8 TOEPASSELIJKE WETSARTIKELEN

De beslissingen zijn gebaseerd op de wetsartikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9 DE BESLISSING

De rechtbank:

bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 4.4 is omschreven;

  • verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5 is vermeld;

strafbaarheid verdachte

  • verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

straf

  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 360 dagen;

  • bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 192 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;

  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:

  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524SJ, Utrecht. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

  • actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider. Indien een gedragsinterventie niet passend blijkt, dan kan betrokkene aangemeld worden voor een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;

  • waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 240 uren;

  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;

voorlopige hechtenis

  • heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.E.S. Dolmans, voorzitter, mr. J.O. Zuurmond en mr. A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Benschop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2025.

Bijlage I: De beschuldiging

De verdachte wordt er na wijziging van de beschuldiging van beschuldigd dat:

primair hij op of omstreeks 12 november 2024 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra, althans brandbaar en/of explosief materiaal, tegen/bij een bus, althans een voertuig te plakken/plaatsen en/of aan te steken, waardoor die Cobra tot ontploffing is gekomen/gebracht, terwijl daarvan

  • gemeen gevaar voor goederen, te weten een bus, althans een voertuig en/of de in de bus/voertuig aanwezige goederen, en/of

  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer ] te duchten was;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 12 november 2024 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra, althans brandbaar en/of explosief materiaal, tegen/bij een bus, althans een voertuig te plakken/plaatsen en/of aan te steken, waardoor die Cobra tot ontploffing is gekomen/gebracht, terwijl daarvan

  • gemeen gevaar voor goederen, te weten een bus, althans een voertuig en/of de in de bus/voertuig aanwezige goederen, en/of

  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer ] te duchten was,

welk vorenomschreven feit hij, verdachte, op of omstreeks 12 november 2024 te Utrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door

  • een filmpje van voornoemde bus te maken en/of (vervolgens) dat filmpje toe te sturen naar [medeverdachte 1] en/of informatie te verschaffen over de locatie van voornoemde bus aan die [medeverdachte 1] ,

  • met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] een plan te maken,

  • een Cobra aan die [medeverdachte 1] te verschaffen,

  • met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] naar de (nabije) omgeving van de Koningsweg te gaan en/of zich aldaar op te houden,

  • die [medeverdachte 1] aan te sporen om voornoemd strafbaar feit te plegen en/of

  • met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] de vlucht mogelijk te maken;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 12 november 2024 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra, althans brandbaar en/of explosief materiaal, tegen/bij een bus, althans een voertuig te plakken/plaatsen en/of aan te steken, waardoor die Cobra tot ontploffing is gekomen/gebracht, terwijl daarvan

  • gemeen gevaar voor goederen, te weten een bus, althans een voertuig en/of de in de bus/voertuig aanwezige goederen, en/of

  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer ] te duchten was,

bij welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 12 november 2024 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door

  • een filmpje van voornoemde bus te maken en/of (vervolgens) dat filmpje toe te sturen naar [medeverdachte 1] en/of informatie te verschaffen over de locatie van voornoemde bus aan die [medeverdachte 1] ,

  • met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] een plan te maken,

  • een Cobra aan die [medeverdachte 1] te verschaffen,

  • met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] naar de (nabije) omgeving van de Koningsweg te gaan en/of zich aldaar op te houden,

  • die [medeverdachte 1] aan te sporen om voornoemd strafbaar feit te plegen en/of

  • met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] de vlucht mogelijk te maken.

Bijlage II: Bewijsmiddelen [1]

  1. Een proces-verbaal van aangifte van 12 november 2024, pagina’s 11-13, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer ] :

Op 12 november 2024 was ik aanwezig op de parkeerplaats tegenover sportpark Zoudenbalch, gelegen aan de Koningsweg te Utrecht. Ik was daar met een Feyenoord spelersbus voor de jeugd. Op bovenstaande datum, omstreeks 19:25 uur zat ik in de bus op de eerste rij televisie te kijken. De motor van de bus draaide op dat moment en de verlichting stond aan. Ik hoorde dat er op het raam aan de bestuurderszijde getikt werd. Ik hoorde dat er gerommeld werd. Ik zag dat er een man aan de buitenkant van de bus stond, aan de bestuurderszijde naast het raam. Ik zag dat verdachte een cillinderachtig voorwerp van ongeveer 20 centimeter lang aan het raam bevestigde. Ik zag dat het voorwerp bleef hangen aan het raam. Op dat moment pakte hij een aansteker en zag ik dat er een vlammetje uit de aansteker kwam. Op dat moment ben ik opgestaan en ben ik naar achteren in de bus gerend met mijn vingers in de oren. Ik was nog niet eens halverwege de bus toen ik een harde knal hoorde. Ik zag dat de bus gevuld was met roze kleurige rook. Ik zag dat de rook van buiten door het raam aan de bestuurderszijde kwam. Ik zag dat er glas op de grond lag.

  1. Een proces-verbaal van bevindingen van 12 november 2024, pagina’s 118-122, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (forensisch onderzoekers):

Op 12 november 2024 kwamen wij, naar aanleiding van een ontploffing/explosie, voor forensisch onderzoek aan op de locatie Koningsweg, 3585 LD Utrecht.

Aldaar was een explosie geweest. Bij de explosie was de spelersbus van Feyenoord betrokken.

Staand op de openbare weg zagen wij een geparkeerde autobus staan. Wij zagen dat de ruit van de deur volledig was gebarsten, maar nog in de deur zat. Wij zagen in het gebarsten patroon van de ruit meerdere afwijkende beschadigingen. Deze beschadigingen zijn zeer vermoedelijk ontstaan door secundaire scherfwerking van het glas afkomstig van de ruit van de bestuurder.

Staand aan de buitenzijde van de bus zagen wij dat het raamwerk bestond uit een kleine en grote ruit. De kleine ruit, ter hoogte van de chauffeur, was bijna volledig weg. De grote ruit, om de kleine ruit, was volledig versplinterd, maar zat nog wel in het raamwerk. Ter hoogte van de overgang van de carrosserie en de ruit zagen wij een gat. Wij zagen rechts van de ruit een wit/grijze aanslag. Onder het raam zagen wij op de grond meerdere glassplinters liggen. Wij zagen tussen de glassplinters sleutels liggen. De chauffeur vertelde ons dat dit zijn sleutels, liggend binnen naast het raam, door de explosie naar buiten waren geslagen.

  1. Een geschrift, te weten de vakbijlage van het NFI ‘Gevaarzetting Super Cobra 6 en vergelijkbare artikelen’, pagina’s 139-145, voor zover inhoudende:

In het geval van een Super Cobra 6 met een brok zwart buskruit of een laagje voorlading, is er eerst gevaar voor brand en brandwonden door de vlam. Wanneer een Super Cobra 6 (2G) ontploft, levert dit gevaar op voor personen en goederen die zich nabij de ontploffende Cobra 6 bevinden. Wanneer een Super Cobra 6 (2G) direct tegen een voorwerp aan ontploft, zal dit voorwerp vrijwel altijd beschadigen. De drukgolf kan tot op enkele meters afstand van de explosie tot permanente gehoorschade zoals trommelvliesbreuk leiden. Tot op tientallen meters afstand kan deze drukgolf ook nog tot andere vormen van (tijdelijke) gehoorschade leiden. Naast het hierboven beschreven letsel door de drukgolf en hitte van explosie, kan ook letsel optreden door de impact van scherven en brokstukken. Indien de Super Cobra 6 (2G) een object in de omgeving beschadigd, kunnen scherven en brokstukken van dit object met hoge snelheden weggeslingerd worden. Indien deze scherven en brokstukken van een hard materiaal zoals glas, metaal of steen zijn, kunnen ze lichamelijk letsel veroorzaken.

Specifiek voor de situatie dat de Super Cobra 6 tegen een glazen ruit aan ontploft, heeft het NFI praktijkonderzoek uitgevoerd. Voor dubbel en triple glas geldt aanvullend op de hierboven beschreven gevaarzetting van een ontploffende Super Cobra 6, dat het glas direct achter een ontploffende Super Cobra 6 zo sterk wordt verbrijzeld, dat er een soort ‘zandstraal’ van kleine glasdeeltjes wegspuit. Het exacte effect hiervan op het menselijk lichaam is nog niet bekend, maar het is aannemelijk dat iemand die hierdoor geraakt wordt, ernstig lichamelijk letsel op kan lopen. Tijdens de proeven is gebleken dat de vuureffecten van de explosie aan beide zijden van het raam optraden. Ook de drukgolf van de explosie is aan beide zijden van het raam geregistreerd.

  1. Een proces-verbaal van bevindingen van 20 november 2024, pagina’s 172-182, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

In dit proces-verbaal beschrijf ik de resultaten van het onderzoek van de telefoon waarvan de gegevens hieronder vermeld staan. De verdachte betreft: [medeverdachte 1] , geboren [2005] te [geboorteplaats] .

Chatberichten tussen [verdachte] ( [telefoonnummer verdachte] ) ( rechtbank: hierna en telkens de medeverdachte [verdachte] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 1 medeverdachte 1] ) 12 november 2024 18:09 uur: “ [verdachte] ” stuurt een forwarded filmpje: Hierop is de Feyenoord bus te zien die gefilmd wordt vanuit een auto. Iemand zegt: Gatver.

12 november 2024 20:02 uur: “ [verdachte] ” stuurt een video/mp4 met een bus waar een ontploffing is en iets voor de ontploffing zie je een persoon rennen. Vermoedelijk wordt er gefilmd uit een auto omdat een buitenspiegel is te zien.

Zoekslag Cobra In een groepsapp (547 deelnemers) vraagt [medeverdachte 1] op 12 november 2024 om 18:10 uur en 17:11 uur (*rechtbank: dit tijdstip is in een later proces-verbaal gerectificeerd naar 18:11 uur)*voor Cobra 6 of Shell.

  1. Een proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2024, pagina’s 221-226, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4]

Op 12 november 2024 te 17:30 uur wordt het telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 1] , in gebruik bij [medeverdachte 1] , gebeld door het contact “ [verdachte] ” voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] . Het betreft een videocall van 1 minuut en 50 seconden.

Om 18:07 uur wordt er wederom door “ [verdachte] ” gebeld Het betreft een videocall voor de duur van 2 minuten en 52 seconden.

Om 18:14 uur wordt er door het contact “ [verdachte] ” gebeld. Dit betreft een videocall van 35 seconden.

Om 19:09 uur wordt er door het contact “ [verdachte] ” gebeld. Dit betreft een videocall van 20 seconden.

Om 19:12 uur wordt er door het contact “ [verdachte] ” gebeld. Dit betreft een videocall van 20 seconden.

  1. Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2024, pagina’s 229-234, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

Video van de explosie van de Feyenoord bus. Deze video werd op 12 november 2024 20:02 uur door contact “ [verdachte] ” gestuurd naar telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 1] , in gebruik bij [medeverdachte 1] .

Op de video is te zien dat het hier gaat om de explosie van de Feyenoord bus. Op de video is de omgeving van Zoudenbalch complex, gelegen aan de Koningsweg te Utrecht te zien. De video is gemaakt net voor en op het moment van explosie. De maker van de video is op dat moment aanwezig in een auto in de directe omgeving van de Feyenoord bus. Gezien de positie van de auto is de video die van de explosie gemaakt door de persoon welke op de bijrijder stoel van de auto zat.

  1. Een proces-verbaal van bevindingen van 10 december 2024, pagina’s 332-333, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :

Op 16 november 2024 vond er een telefoongesprek plaats tussen verdachte [medeverdachte 1] en een vrouw met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit betreft vermoedelijk zijn oma. [medeverdachte 1] noemt de vrouw oma.

[telefoonummer 2 medeverdachte 1] = [medeverdachte 1] [telefoonnummer] = oma

[telefoonnummer] Hoe ken je dat nou weer doen man? [telefoonummer 2 medeverdachte 1] Ja dat is, uh, met [verdachte] samen gedaan [telefoonnummer] Waarom ben jij dan alleen gepakt? [telefoonummer 2 medeverdachte 1] Omdat [verdachte] die was in de auto aan het wachten [telefoonnummer] En wie was erop dat idee gekomen dan? [telefoonummer 2 medeverdachte 1] Wij allemaal [telefoonnummer] Ja, wie allemaal? [telefoonummer 2 medeverdachte 1] Ik, [verdachte] en nog iemand anders Op 17 november 2024 om 12:52 uur belt [medeverdachte 1] [telefoonummer 2 medeverdachte 1] met gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer A] . Uit de Ciot komt naar voren dat dit telefoonnummer op naam staat van [A] :

[telefoonummer 2 medeverdachte 1] Zegt met wie denk je dat ik was? Met [bijnaam] [telefoonnummer A] ? [verdachte] [telefoonummer 2 medeverdachte 1] Zegt ja

  1. Een proces-verbaal van bevindingen van 27 december 2024, pagina’s 440-445, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :

Op 5 december 2024 te 18:03 uur belt [medeverdachte 1] met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] :

[telefoonnummer] : Ja maar wie zegt tegen jou dat je dat moet doen dan mongool? [medeverdachte 1] : Ja een paar van die gasten van Utrecht ultra's

Opmerking verbalisant: In de telefoon van [verdachte] staat een whatsapp groep “ [Whatsapp chatgroep] ” zowel het telefoonnummer van [medeverdachte 2] als [verdachte] stonden in deze whatsapp groep.

  1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 november 2024, pagina’s 86-90, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :

V: staat voor vraag verbalisant A: staat voor antwoord verdachte

V: Gisteren, 12 november 2024, omstreeks 19:25 uur, is er een explosief geplakt op een spelersbus van Feyenoord voor de jeugd. De bus stond geparkeerd in Utrecht aan de Koningsweg. Wat kun je hierover verklaren? A: Eerder op de dag kreeg ik een berichtje dat die Feyenoord bus daar stond. We hadden zoiets van die hoort niet in Utrecht thuis. We hadden zoiets van, laten we die eventjes kapot maken. Ik ben daar met een vriend naartoe gegaan en toen heb ik een Cobra op het raam geplakt. Ik ben eerst om de bus heen gelopen om te kijken of er iemand in zat. Ik zag toen opeens dat er toch iemand in zat, maar ik had het al aangestoken. Ik ben toen erg geschrokken en naar mijn vriend gerend. Ik wilde eigenlijk alleen die ruit kapot maken, ik had geen ander doel.

  1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 25 november 2024, pagina’s 183-192, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :

V: staat voor vraag verbalisant A: staat voor antwoord verdachte

V: Waarom was die vriend met die auto daar? A: Die was ook daar bij de spelersbus en met de auto ben je sneller weg dan met de scooter.

  1. Een proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] door de rechter-commissaris van 13 maart 2025, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige:

Hoe wist u dat er een Feyenoord-bus in Utrecht stond? Ik werd gebeld door [verdachte] en die heeft mij toen gezegd dat die bus daar zou staan en toen zei hij tegen mij van: ‘kan jij vuurwerk regelen?’.

Nu zegt u dat u gebeld bent. In het dossier staat dat u eerder heeft verklaard een bericht te hebben ontvangen. Hoe zit dat nu precies? Dat klopt. Ik heb daar ook een bericht van ontvangen dat er een filmpje van de bus was gemaakt en die was dan naar mij doorgestuurd.

  1. Een proces-verbaal van bevindingen van 9 december 2024, pagina’s 303-309, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

In dit proces-verbaal beschrijf ik de resultaten van het onderzoek van de telefoon, aangetroffen op de slaapkamer van [verdachte] , van woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] .

Op 12 november 2024 om 19:00 uur stuurt het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 2] , vermoedelijk in gebruik bij [medeverdachte 2] via de Whatsapp naar de iPhone 15 pro, in gebruik bij [verdachte] het bericht: “Wis onze apps nu. Ik ook”.

  1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 januari 2025, pagina’s 477-485, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

V: staat voor vraag verbalisant A: staat voor antwoord verdachte

V: Toen jullie met zijn drieën in de auto van [medeverdachte 2] zaten, waar zat jij toen? A: Op de stoel.

V: Waar? A: Ernaast, naast [medeverdachte 2] .

  1. Een verklaring van de getuige [medeverdachte 1] , afgelegd op de zitting 1 september 2025 in de strafzaken van [verdachte] en [medeverdachte 2] , voor zover inhoudende:

Wie heeft filmpje dan gemaakt? Dat filmpje is van de bijrijder die in de auto zat.

Op basis waarvan baseert u dat bijrijder filmpje gemaakt heeft? Omdat ik in dezelfde auto terug ben gekomen als waar het filmpje is opgenomen.

In het verhoor bij rechter-commissaris is heel direct de vraag gesteld of [verdachte] het filmpje heeft gemaakt. Wat is uw antwoord daarop? Dat klopt.

Ik begrijp dat u eigenlijk zegt dat u door [verdachte] onder druk bent gezet? Dat klopt.

Op welke manier bent u onder druk gezet? Doordat ik werd gebeld en werd gevraagd of ik vuurwerk kon regelen.

Waar had u de Cobra toen u op de scooter reed? In mijn binnenzak.

  1. Een verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 1 september 2025, voor zover inhoudende:

[medeverdachte 1] is naar mijn huis gekomen. Ik ben achterop de scooter bij hem gestapt en wij zijn naar Zoudenbalch gereden. Daar ben ik bij [medeverdachte 2] in de auto gestapt.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland, district Stad-Utrecht, met proces-verbaalnummer PL0900-2024360643, doorgenummerd pagina 1 tot en met 541. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland, district Stad-Utrecht, met proces-verbaalnummer PL0900-2024360643, doorgenummerd pagina 1 tot en met 541. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.