ECLI:NL:RBMNE:2025:4848 - Rechtbank Midden-Nederland - 9 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummers: 16.071580.25; 05.250526.24 (vord. tul); 05.321699.23 (vord, tul) Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 september 2025 in de strafzaak van:
[verdachte], geboren op [2010] in [geboorteplaats] (Eritrea), ingeschreven op het adres [adres 1] , [postcode] in [plaats 1] , hierna: [verdachte (voornaam)] .
1 Zitting
De strafzaak van [verdachte (voornaam)] is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 26 augustus 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
2 Tenlastelegging
De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie beschuldigt [verdachte (voornaam)] ervan dat hij, samengevat, op 7 maart 2025 in Lelystad samen met één of meer anderen:
feit 1 [juwelier] heeft overvallen;
feit 2 [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd met een vuurwapen; feit 3 een vuurwapen en/of munitie in bezit heeft gehad.
3 Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat [verdachte (voornaam)] alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
3.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft de rechtbank gevraagd hem vrij te spreken van de bedreiging waarvan hij onder feit 2 is beschuldigd. Over de andere beschuldigingen heeft de advocaat geen verweren gevoerd*.*
3.3. Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feiten 1 (overval [juwelier] ) en 3 (bezit vuurwapen en munitie)
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
Bewijsmiddelen feit 2 (bedreiging) [verdachte (voornaam)] heeft op de zitting van 26 augustus 2025 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven: Het klopt dat ik op 7 maart 2025 samen met de medeverdachte naar [juwelier] in [locatie] in [plaats 2] ben gegaan. Ik ben bij [juwelier] naar binnen gegaan en heb daar de vitrines kapot geslagen en sieraden meegenomen. Toen ik in de [juwelier] was, bleef de medeverdachte buiten wachten. Toen ik de sieraden had gepakt en naar buiten ging zijn wij samen weggereden. Het klopt dat ik met een vuurwapen op de foto in mijn telefoon sta. Het klopt dat ik voor de overval op de [adres 2] ben geweest.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 25 maart 2025, zakelijk weergegeven, een opgenomen gesprek tussen [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] als volgt uitgewerkt:
[medeverdachte] : Het ligt best wel op een plek waar ze het kunnen vinden toch (de rechtbank begrijpt: het wapen). Als mensen het daar vinden, kunnen we gewoon faya gaan.
[verdachte] : Vooral kinderen.
[medeverdachte] : Ja ook. Ik ga hem daar laten weghalen En dan kan ik gewoon zeggen dat het een balletjes pistool was. Dan gaan ze me sowieso vrij laten.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2025, zakelijk weergegeven, het volgende beschreven:
Op 21 maart 2025 ben ik met collega’s naar de steeg in de [straat] [nummeraanduiding 1] (plaats delict 2) gereden. Ik zag een vuurwapen gelijkend voorwerp in/onder de klimop welke tegen de schutting van de [straat] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] groeide.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] van 7 maart 2025 volgt, zakelijk weergegeven:
Toen ik bij de ingang aankwam, zag ik de tweede overvaller op zijn fatbike een pistool op mij richten. Ik hoorde dat de overvallers zeiden: "schiet maar". Dat hoorde ik zeker twee keer, maar dat kan ook meer zijn geweest. Ik weet niet welke overvaller dit precies zei. Dit was erg heftig, ik was erg bang. Ik dacht dat hij zou schieten.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] van 7 maart 2025 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik zag tot mijn grote schrik dat er nog een tweede overvaller buiten stond te wachten en dat deze overvaller zijn vuurwapen op mij richtte. De afstand tussen mij en de overvaller was hooguit anderhalve meter en ik keek recht in de loop van het vuurwapen. Ik hoorde iemand schreeuwen: "Schieten, schieten". Ik schrok hierdoor zo erg dat ik achterover viel op mijn rechterzij. Ik dacht dat ik doodgeschoten zou worden.
Uit de aangifte van [slachtoffer 3] van 13 maart 2025 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik zag op ongeveer 15 à 20 meter afstand een jongen op een fatbike, met in zijn rechterhand een op een vuurwapengelijkend voorwerp. Ik zag dat de jongen het vuurwapengelijkend voorwerp in mijn richting richtte. Ik riep direct naar mijn collega "vuurwapen!". Ik pakte mijn eigen vuurwapen uit mijn holster en richtte op de verdachte, waarbij mijn eerste gedachte was: "Gaat hij schieten op mij?"
Uit de aangifte van [slachtoffer 4] van 10 maart 2025 volgt, zakelijk weergegeven:
Plots zag ik buiten, vlak voor de ingang, een tweede jongen staan met in zijn rechter hand een vuurwapen. Ik zag duidelijk de loop. Ik stond op ongeveer een meter afstand van hem. Ik zag in een flits hoe hij op mij richtte en ik dook uit reflex naar beneden.
Uit de aangifte van [slachtoffer 5] van 28 maart 2025 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik zag een jongen op een scooter of fiets met een vuurwapen. Ik begreep al snel dat het om een overval ging en hier schrok ik ontzettend van. Ik dacht direct "Ik moet weg". Hierop rende ik weg en zag ik een jongen op ongeveer 1,5 meter van mij af staan en hij wees mij aan met zijn vuurwapen. Ik zag dat de jongen met het vuurwapen ook de [onderneming] medewerker aanwees met het vuurwapen. Ik hoorde hem iets schreeuwen maar door de hectiek verstond ik alleen "Liggen, liggen! Ik kon niet gaan liggen omdat ik artrose heb. Doordat ik niet kon doen wat hij van mij eiste was ik heel bang dat hij op mij zou schieten. Hij kwam heel zelfverzekerd op mij over. Doordat ik de loop van het vuurwapen inkeek ben ik ontzettend geschrokken.
3.3.1. Bewijsoverweging Medeplegen Door de verdediging is aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen van de bedreiging, omdat het doel van [verdachte (voornaam)] alleen was om bij [juwelier] de buit te stelen, niet om mensen te bedreigen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en zal uitleggen waarom. Betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen bewezen worden verklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is van voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
[verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] hebben samen een plan gemaakt om [juwelier] te overvallen. Het plan om die overval te plegen omvatte ook het meenemen van een vuurwapen. Daaruit blijkt in elk geval voorwaardelijk opzet. Het meenemen van een vuurwapen naar een overval kan naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders zijn dan gericht op afschrikking en bedreiging om zo de overval te kunnen plegen en het op afstand kunnen houden van omstanders. Dat omstanders zich daadwerkelijk bedreigd hebben gevoeld door dat vuurwapen, is een omstandigheid waar [verdachte (voornaam)] rekening mee had moeten houden en die hij op de koop heeft toegenomen.
3.4. Bewezenverklaring De rechtbank verklaart bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
feit 1 op 7 maart 2025 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander sieraden die geheel aan [juwelier] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-
met gezichtsbedekkende kleding de winkel van [juwelier] te betreden en
-
met een hamer vitrines kapot te slaan en
-
sieraden te pakken en in een tas te stoppen en mee te nemen en
-
( de loop van) een vuurwapen te richten naar/op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] en een of meer andere onbekend gebleven personen en/of
-
daarbij de woorden toe te voegen "schieten" en/of "schiet maar";
feit 2 op 7 maart 2025 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op één of meerdere momenten de loop van een vuurwapen te richten op/naar voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ;
feit 3 op 7 maart 2025 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een naar scherpschietend omgebouwd (alarm)pistool, van het merk Bruni, type model mini GAP, kaliber 8mmK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en munitie van categorie III van de Wet Wapens en munitie, te weten twee naar scherpe projectielen omgebouwde (knal)patronen/stalen rondkogels, voorhanden heeft gehad;
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt daarvan vrijgesproken.
4 Kwalificatie en strafbaarheid
4.1 Kwalificatie De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1: diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4.2 Strafbaarheid feiten en [verdachte (voornaam)] De feiten en [verdachte (voornaam)] zijn strafbaar.
5 Straf
5.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie eist dat [verdachte (voornaam)] wordt veroordeeld tot:
-
een jeugddetentie van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 173 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden als geadviseerd door de Raad in haar rapport van 7 juli 2025. De officier van justitie eist dat de bijzondere voorwaarden direct na de uitspraak van het vonnis ingaan;
-
een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie So Cool.
5.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van [verdachte (voornaam)] voert aan dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en dat daarom strafmatiging moet volgen. Daarnaast heeft de advocaat verzocht rekening te houden met de conclusies van het psychologisch rapport. Eén van de conclusies is om [verdachte (voornaam)] het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. Ook heeft de advocaat verzocht een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die [verdachte (voornaam)] al in voorarrest heeft doorgebracht, met het strikte kader aan bijzondere voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd. De advocaat heeft verzocht geen taakstraf aan [verdachte (voornaam)] op te leggen, omdat er een risico op overvraging bestaat. [verdachte (voornaam)] zal zich namelijk flink moeten inspannen om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
5.3. Oordeel van de rechtbank De rechtbank legt aan [verdachte (voornaam)] een jeugddetentie op voor de duur van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 173 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad, en daarnaast de leerstraf So Cool. De bijzondere voorwaarden gaan direct na het vonnis in. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze straffen is gekomen.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder [verdachte (voornaam)] deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van [verdachte (voornaam)] en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten Op klaarlichte dag hebben [verdachte (voornaam)] en medeverdachte [medeverdachte (voornaam)] een overval gepleegd op [juwelier] . Bij die overval hebben zij een vuurwapen meegenomen en gebruikt door dit te richten op het winkelpersoneel, klanten en andere omstanders, waaronder een kind van 11 jaar. [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] hebben deze personen grote angst bezorgd: angst dat zij mogelijk het leven zouden laten bij die overval. Angst die heeft geleid tot trauma en die deze mensen mogelijk hun leven lang bij zich zullen dragen. Voor die gevolgen is [verdachte (voornaam)] , samen met [medeverdachte (voornaam)] , verantwoordelijk. Naast de gevolgen voor de mensen die hier zelf getuige van waren draagt deze overval ook bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving als geheel. Ook heeft [juwelier] schade opgelopen doordat bij de overval een vitrine is ingeslagen en allerlei sieraden zijn gestolen.
Na het verkrijgen van de buit zijn [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] een woonwijk in gevlucht terwijl politieagenten meermaals tegen hen hadden geroepen dat zij moesten stoppen. Ondanks meerdere waarschuwingsschoten en een direct op [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] gericht schot gaven zij zich niet over. In de woonwijk verstopten zij het vuurwapen (met daarin patronen) in een steeg. Op vragen van de politie en de raadkamer over het wapen wilden zij geen antwoord geven, terwijl uit het opgenomen gesprek tussen [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] blijkt dat zij wisten dat in de steeg waar zij het wapen hadden neergelegd kinderen lopen en spelen. De rechtbank neemt het [verdachte (voornaam)] bijzonder kwalijk dat hij met [medeverdachte (voornaam)] deze gevaarlijke situatie heeft gecreëerd en in stand heeft gehouden.
Persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] De rechtbank heeft gekeken naar:
Strafblad De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte (voornaam)] van 27 augustus 2025 waaruit blijkt dat [verdachte (voornaam)] eerder is veroordeeld voor (onder meer) bedreigingen. Deze veroordelingen hebben [verdachte (voornaam)] er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dat in het nadeel van [verdachte (voornaam)] mee bij de bepaling van de straf. De rechtbank houdt in de strafbepaling rekening met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het advies van de psycholoog Uit het rapport van de psycholoog volgt dat [verdachte (voornaam)] een licht verstandelijke beperking en een matige oppositioneel-opstandige gedragsstoornis heeft. Deze stoornissen waren ook aanwezig op 7 maart 2025 en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van [verdachte (voornaam)] die dag beïnvloed. Daarom adviseert de psycholoog het tenlastegelegde verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op herhaling van nieuwe strafbare feiten wordt ingeschat als matig. [verdachte (voornaam)] is beïnvloedbaar en heeft moeite de gevolgen van zijn gedrag te overzien. Hij is geneigd stoer te praten en te denken over criminaliteit. Alhoewel [verdachte (voornaam)] in de thuissituatie weinig gedragsproblemen laat zien, is de relatie tussen moeder en [verdachte (voornaam)] kwetsbaar. Moeder staat er alleen voor en heeft niet altijd genoeg grip op [verdachte (voornaam)] .
De psycholoog adviseert bij een bewezenverklaring ambulante begeleiding en behandeling. Ook adviseert de psycholoog de leerstraf So Cool en is het belangrijk dat [verdachte (voornaam)] toezicht en begeleiding krijgt van de jeugdreclassering.
Het advies van de Raad De Raad maakt zich grote zorgen om [verdachte (voornaam)] nu hij al verschillende keren met politie en justitie in aanraking is gekomen en de ernst van de delicten lijkt toe te nemen. [verdachte (voornaam)] woont inmiddels bij [instelling 3] en heeft dagbesteding. Hij werkt mee met de groepsleiding en met de betrokken jeugdreclassering. De Raad vindt een flinke stok achter de deur met strakke voorwaarden noodzakelijk en kan zich vinden in de geadviseerde gedragsinterventie So Cool.
De op te leggen straf De psycholoog heeft geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. De conclusies van de psycholoog worden ondersteund door haar bevindingen. De rechtbank neemt daarom die conclusies over. De rechtbank vindt [verdachte (voornaam)] daarom ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten in een verminderde mate toerekeningsvatbaar en houdt hier rekening mee bij het bepalen van de straf.
Geen strafmatiging vanwege vormverzuim De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft gesteld dat strafmatiging moet plaatsvinden vanwege een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De aanwezige politieagent heeft zich namelijk niet gehouden aan de geweldsinstructie. In hun vlucht heeft de aanwezige politieagent gericht op [medeverdachte (voornaam)] en [verdachte (voornaam)] , die achterop zat. [verdachte (voornaam)] heeft hierdoor nadeel geleden en om dit nadeel te herstellen dient strafmatiging te worden toegepast.
De rechtbank heeft op basis van het dossier vastgesteld dat [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] op klaarlichte dag een juwelier hebben overvallen. Terwijl [verdachte (voornaam)] in de winkel de buit ophaalde heeft [medeverdachte (voornaam)] het vuurwapen dat zij meebrachten gericht op verschillende omstanders. De toevallig daar aanwezige politieagenten (in burger) hebben meerdere keren naar [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] geroepen dat zij hun wapen moesten laten vallen en stoppen. Toen [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] na drie waarschuwingsschoten nog niet bleven staan, heeft één van de aanwezige politieagenten een gericht schot gelost.
De rechtbank oordeelt dat de politie onder deze omstandigheden gebruik mocht maken van een vuurwapen in de zin van artikel 7 lid 1 onder b van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie). [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] probeerden zich namelijk te onttrekken aan hun aanhouding, terwijl zij op dat moment als verdachten konden worden aangemerkt van ernstige misdrijven in de zin van de Ambtsinstructie, te weten verboden wapenbezit en een gewapende winkeloverval.
Nu er geen voorschrift is geschonden, komt de rechtbank niet toe aan het verder bespreken van het door de advocaat van [verdachte (voornaam)] gevoerde verweer.
Voorwaardelijke jeugddetentie en leerstraf De bewezenverklaarde feiten zijn ernstige feiten. Vanwege die ernst kan eigenlijk niet volstaan worden met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming meebrengt. Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] , de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de adviezen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel van [verdachte (voornaam)] nu niet terug hoeft naar een jeugdgevangenis. Wel vindt de rechtbank, net als de deskundigen en de officier van justitie, het belangrijk dat [verdachte (voornaam)] een grote voorwaardelijke straf boven het hoofd hangt. Dit is nodig om [verdachte (voornaam)] gemotiveerd te houden uit de criminaliteit te blijven en om mee te (blijven) werken aan begeleiding en behandeling. Het blijvende gebrek aan openheid van zaken speelt ook mee in de zorgen bij de rechtbank. Op momenten heeft [verdachte (voornaam)] erg berekenend geantwoord. De rechtbank heeft op de zitting gehoord dat [verdachte (voornaam)] spijt heeft, maar die spijt was niet altijd doorvoelbaar. Ook uit de door de politie afgeluisterde (OVC) gesprekken tussen [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] blijkt geen berouw, maar eerder een grote mate van eigenbelang. Tegelijkertijd ziet de rechtbank dat [verdachte (voornaam)] nog heel jong is en zich kan ontwikkelen. Om deze reden vindt de rechtbank het noodzakelijk dat [verdachte (voornaam)] toch nog een kans krijgt om met begeleiding en behandeling aan zichzelf te werken.
De rechtbank legt daarom een jeugddetentie op voor de duur van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 173 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank is hierbij uitgegaan van een voorarrest van 97 dagen. Dit betekent dat [verdachte (voornaam)] dus niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis, als hij zich aan de voorwaarden zal houden. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie is de algemene voorwaarde gekoppeld dat [verdachte (voornaam)] zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Ook zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de Raad.
De rechtbank zal [verdachte (voornaam)] ook een taakstraf in de vorm van een leerstraf opleggen, te weten de gedragsinterventie So Cool. Het is belangrijk dat [verdachte (voornaam)] vaardigheden aanleert op het gebied van sociale vaardigheden en probleemoplossing en dat hij leert om te gaan met oplopende frustraties en boosheid.
Dadelijk uitvoerbaar De rechtbank zal bevelen dat de (bijzondere) voorwaarden bij de voorwaardelijke jeugddetentie en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar zijn. De bewezenverklaarde feiten zijn gericht tegen of veroorzaken gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Ook overweegt de rechtbank dat, bij gebrek aan juiste begeleiding en hulpverlening, de kans groot is dat [verdachte (voornaam)] opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan.
Voorlopige hechtenis De rechtbank heft het geschorste bevel voorlopige hechtenis op.
6 In beslag genomen voorwerpen
Er is een beslaglijst met daarop het volgende voorwerp:
- een telefoontoestel (goednummer G3495004).
6.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd het telefoontoestel verbeurd te verklaren omdat deze gebruikt is bij het plegen van feit 1 en er foto’s en filmpjes op staan van het gebruikte vuurwapen.
6.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft verzocht de teruggave te gelasten van het telefoontoestel.
6.3. Oordeel van de rechtbank De rechtbank verklaart het in beslag genomen telefoontoestel verbeurd. De telefoon is gebruikt bij de voorbereiding van de bewezenverklaarde feiten, zo blijkt uit aangetroffen chats en uit de filmpjes van [verdachte (voornaam)] met het vuurwapen.
7 Vordering benadeelde partij
7.1. Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en de volgende bedragen gevorderd:
-
materiële schade: € 181,39;
-
immateriële schade: € 3.000,00.
7.2. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie concludeert dat de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade geheel kan worden toegewezen. Zij geeft de rechtbank in overweging de gevorderde immateriële schade te matigen.
7.3. Standpunt van de verdediging De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft de vordering in alle onderdelen betwist. Primair verzoekt hij de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gezien de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair verzoekt hij het immateriële deel niet-ontvankelijk te verklaren nu dit niet is onderbouwd. Meer subsidiair verzoekt hij de gevorderde immateriële schadepost te matigen.
7.4. Oordeel van de rechtbank Materiële schade De rechtbank oordeelt dat voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van [verdachte (voornaam)] en de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. De hoogte van de materiële schade is door de verdediging niet betwist, door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en daarmee is het gevorderde bedrag van € 181,39 toewijsbaar.
Immateriële schade Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding als zij lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Dat een gewapende winkeloverval psychische schade kan aanrichten ligt gelet op de aard en ernst van de normschending voor de hand. De benadeelde partij heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat zij acute PTSS (Post Traumatische Stress) heeft opgelopen en last heeft van angstaanvallen en huilbuien.
Een nadere onderbouwing van een arts of behandelend psycholoog ontbreekt. Gezien ook de bedragen die normaliter worden opgelegd in soortgelijke zaken, zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade matigen en gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. Zij vindt een bedrag van € 1.000,00 billijk en zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Totale schade en wettelijke rente De rechtbank zal dus de vordering tot het bedrag van € 1.181,39 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 maart 2025 tot aan de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan [verdachte (voornaam)] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.181,39, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 maart 2025 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank bepaalt dat bij niet betaling geen gijzeling zal worden toegepast.
De betaling die [verdachte (voornaam)] aan de Staat doet wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook als betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten [verdachte (voornaam)] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Hoofdelijkheid De rechtbank stelt vast dat [verdachte (voornaam)] de bewezenverklaarde feiten samen met [medeverdachte (voornaam)] heeft gepleegd. [verdachte (voornaam)] is daarom voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader [medeverdachte (voornaam)] hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat zowel [verdachte (voornaam)] als [medeverdachte (voornaam)] ieder afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor het betalen van de gehele toegewezen schade.
8.Vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf
De kinderrechter in de rechtbank Gelderland heeft aan [verdachte (voornaam)] :
-
in de zaak met parketnummer 05/321699-23 op 6 mei 2024 een werkstraf van 40 uren voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar;
-
in de zaak met parketnummer 05/250526-24 op 9 december 2024 een werkstraf van 15 uren voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar.
8.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert de proeftijd in de beide zaken te verlengen.
8.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van [verdachte (voornaam)] verzoekt de vordering tot tenuitvoerlegging in de beide zaken af te wijzen.
8.3. Oordeel van de rechtbank De rechtbank zal, gezien het advies van de deskundigen en de opgelegde bijzondere voorwaarden en te verrichten leerstraf, de proeftijd in de zaak met parketnummer 05/321699-23 verlengen met één jaar. Als [verdachte (voornaam)] deze straf nu zou moeten uitvoeren bestaat het risico dat hij wordt overvraagd. De rechtbank verklaart de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 05/250526-24 niet-ontvankelijk nu deze al tenuitvoergelegd is.
9 Toegepaste wetsartikelen
De opgelegde straffen, beslissing op het beslag en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
10 De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
-
verklaart bewezen dat [verdachte (voornaam)] de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
-
verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart [verdachte (voornaam)] strafbaar voor het bewezenverklaarde;
Oplegging straf
-
veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot een jeugddetentie van 270 (tweehonderdzeventig) dagen;
-
bepaalt dat de tijd, door [verdachte (voornaam)] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
-
bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van 173 (honderddrieënzeventig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte (voornaam)] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
-
stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
-
als voorwaarden gelden dat [verdachte (voornaam)] :
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte (voornaam)] gedurende de proeftijd:
o [medeverdachte] (geboren op [2009] ); o [slachtoffer 2] (geboren op [1998] ) ; o [slachtoffer 4] (geboren op [1975] ); o [slachtoffer 3] (geboren op [1976] ); o [slachtoffer 1] (geboren op [1976] ); o [slachtoffer 5] (geboren op [1960] ); o medewerkers van [juwelier] [locatie] ; te controleren door de politie en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
-
waarbij aan de gecertificeerde instelling [instelling 1] te Gelderland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte (voornaam)] ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
beveelt dat de op grond van art. 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
-
veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie So-Cool Regulier (zeventien bijeenkomsten), voor de duur van 40 uren;
-
beveelt dat voor het geval [verdachte (voornaam)] de leerstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen jeugddetentie;
beslag
- gelast de verbeurdverklaring van:
een telefoontoestel (goednummer G3495004);
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 5]
vorderingen tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. H.J. van Woudenberg en T. van Haaren-Paulus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025.
mrs. Den Haan, Van Woudenberg en Tressel zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan [verdachte (voornaam)] is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat: (in de zaak met parketnummer 16.071580.25)
feit 1 hij op of omstreeks 7 maart 2025 te Lelystad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [juwelier] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met donkere en/of gezichtsbedekkende kleding de winkel van [juwelier] te
betreden en/of
- ( een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend voorwerp) te richten naar/op die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- met een hamer, in elk geval een zwaar en/of hard voorwerp, vitrines kapot te slaan
en/of te openen en/of
-
sieraden te pakken en/of in een tas te stoppen en/of mee te nemen en/of
-
de loop van (een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend voorwerp) te richten naar/op,
in elk geval te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen en/of
- ( daarbij) de woorden toe te voegen "schieten" en/of "schiet maar", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 2 hij op of omstreeks 7 maart 2025 te Lelystad, tezamen en in vereniging, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op één of meerdere mommenten de loop van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te richten op/naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , althans een vuurwapen te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ;
feit 3 hij op of omstreeks 7 maart 2025 te Lelystad tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten (een naar scherpschietend omgebouwd) (alarm)pistool, van het merk Bruni, type model mini GAP, kaliber 8mmK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet Wapens en munitie, te weten twee (naar scherpe projectielen omgebouwde) (knal)patronen/ stalen rondkogels, voorhanden heeft gehad.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden Nederland met proces-verbaalnummer 2025072552, einddossier [.] /MD2R025027, digitale pagina 1 tot en met 496. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Pagina 230
Pagina 242
Pagina 88
Pagina 103
Pagina 150
Pagina’s 153-154
Pagina’s 209-210