ECLI:NL:RBLIM:2025:9638 - Rechtbank Limburg - 7 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.325269.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004, wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.C. Vingerling, advocaat kantoorhoudende te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 en 11 september 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De slachtoffers [slachtoffer 1] , de Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: Rabobank), [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens [slachtoffer 1] zijn op de zitting [naam 1] en [naam 2] , beiden werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland, gehoord. Namens [slachtoffer 2] is op de zitting mr. A.W.M. Beckx gehoord. [slachtoffer 3] is op de zitting verschenen, bijgestaan door mr. K. Valkeneers; zij zijn beiden gehoord. De benadeelde partij Rabobank is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (03.325279.23), [medeverdachte 2] (03.325291.23) en [medeverdachte 3] (03.325254.23).
Het onderzoek ter terechtzitting is formeel gesloten op 23 september 2025 en de uitspraak is bepaald op heden.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
op 1 augustus 2023 in Venlo samen met een ander [slachtoffer 1] opzettelijk urenlang in zijn woning van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden door hem met een betonschaar te slaan en hem vast te tapen (feit 1) en met gebruik van geweld van [slachtoffer 1] geld en goederen heeft gestolen (feit 2);
op 17 oktober 2023 in Venlo samen met anderen [slachtoffer 2] opzettelijk meerdere uren van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, door hem te slaan en vast te tapen en hem in een vergrendelde kofferbak van een auto te leggen (feit 3) en met gebruik van geweld en bedreiging met geweld van [slachtoffer 2] geld en goederen heeft gestolen (feit 4);
in de periode van 31 oktober 2023 tot en met 1 november 2023 in Maasbree samen met anderen [slachtoffer 3] opzettelijk enkele uren van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, door hem vast te tapen, een tas over zijn hoofd te doen en hem te slaan en schoppen en zijn keel dicht te drukken (feit 5) en met gebruik van geweld van [slachtoffer 3] geld en goederen heeft gestolen (feit 6);
op 6 december 2023 in Venlo 12,89 gram cocaïne aanwezig heeft gehad (feit 7).
De onder feit 4 ten laste gelegde naam “ [slachtoffer 3] ” in de zinsnede “te zeggen dat als die [slachtoffer 3] niet meewerkt zij (verdachte en zijn mededaders) hem naar een loods brengen” beschouwt de rechtbank, in het licht van het dossier, als een kennelijke verschrijving, die aldus wordt verbeterd dat in plaats daarvan wordt gelezen "te zeggen dat als die [slachtoffer 2] niet meewerkt zij (verdachte en zijn mededaders) hem naar een loods brengen".
Voor zover in de tenlastelegging andere taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan de verdachte tenlastegelegde feiten. De officier van justitie baseert zich op de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , het proces-verbaal van de politie omtrent het aantreffen van de drugs en de verklaring van de verdachte.
3.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken ten aanzien van de diefstal van de € 2.700,- en € 24.500,- respectievelijk ten laste gelegd onder feit 4 en 6. Er kan niet gesproken worden van een voltooide diefstal, omdat de verdachten op geen enkel moment over het geld hebben kunnen beschikken. Het geld was nog niet veiliggesteld voor de verdachten, in die zin dat het geld niet verder is gekomen dan een tussenrekening. De verdediging heeft zich ten aanzien van het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Via -onder meer- vergelijking van historische zendmastgegevens ten tijde van de drie feiten in Limburg, komt de politie uit bij de verdachte en zijn mededaders.
Bij het begaan van deze feiten traden de verdachte en zijn mededaders in wisselende samenstellingen op. De rechtbank acht van belang op te merken dat wel duidelijk is geworden welke verdachte bij welk feit een rol heeft gespeeld, doch dat de precieze rolverdeling ten aanzien van de verrichte tenlastegelegde handelingen, dus wie wat precies heeft gedaan, onduidelijk is gebleven. Deze omstandigheid staat echter aan een bewezenverklaring van medeplegen niet in de weg. De door de verdachte gepleegde handelingen, zoals hieronder uiteen wordt gezet, zijn zonder meer van een voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Tot slot zijn tijdens de aanhouding van de verdachte op verdenking van bovengenoemde feiten verdovende middelen aangetroffen in de woning waarin hij woonachtig is.
Bewijsmiddelen De rechtbank past ten aanzien van de tenlastegelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feit 1 en 2
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (met als bijlage een overzicht van de gestolen cryptomunten) van 8 augustus 2023 staat, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd
Ik moest op bed gaan liggen. Dat werd door die twee mannen gezegd. Ik ging op bed liggen op mijn rug. Een van die twee, zei dat ik me op mijn buik moest draaien met het gezicht op het kussen. Ik lag dus met de buik op het bed en ze zeiden dat ik mijn armen op mijn rug moest doen. Dat heb ik ook gedaan en toen hebben ze mijn armen vastgebonden met de duct tape die de eerste persoon al mee had genomen. Ik voelde dat mijn polsen werden getapet met die duct tape. Ook voelde ik, dat mijn enkels aan elkaar werden getapet met de duct tape. Ze wilden mijn telefoon hebben. Ik moest zeggen waar mijn telefoon was. Vrij snel erna kwam die [naam 3] met mijn mobiele telefoon in zijn handen op de slaapkamer. Ze zeiden dat ze mijn portemonnee wilden hebben. Die had ik in de berging bovenin gelegd, voordat ze binnen waren. Ik nam aan dat ze de portemonnee gevonden hadden. Ik zag niet dat ze die hadden, maar die lag later niet meer op de plek waar ik hem had neergelegd. Ze zeiden dat ze de pinpas wilden hebben. Mijn pinpas zat niet in de portemonnee, maar die had ik bij mijn telefoon liggen in het keukenkastje. Als ze goed hadden gekeken, toen ze de telefoon hadden gevonden, hadden ze de pinpas kunnen zien liggen. Ik vertelde hen de code van de telefoon. Tevens moest ik de pincode van mijn pinpas geven. Van de creditcard hebben ze aangenomen dat het dezelfde code was. Ik heb ze beide codes gegeven. Toen ging dader 1 naar de Rabobank met mijn pinpas om te pinnen. Ik wist dit omdat ik ze hoorde praten en ze zeiden dat ze met mijn pinpas wilden gaan pinnen. Dader 2 bleef al die tijd bij mij op de slaapkamer, ik zat nog steeds vastgetapet. Ik weet de volgorde niet meer maar ik weet wel dat dader 1 nogmaals is weggegaan. Dader 2 bleef bij mij. Dader 2 is een tijd in een andere kamer gaan zitten, wat er precies gebeurde weet ik niet maar ik hoorde dat hij een paar telefoontjes pleegde. Ik heb afschriften opgevraagd bij de bank en nu weet ik dat er grote bedragen zijn afgeschreven. Ik heb getapet op het bed gelegen van 02:00 uur tot 10:15 uur. Ik ben één keer naar de wc geweest tussendoor.
In die tijd dat ze bij mij waren hebben ze geprobeerd geld van mijn rekening te halen. Kennelijk was deze rekening geblokkeerd, toen hebben ze mij gedwongen omtelefonisch contact op te nemen met de bank. Dit was omstreeks 05:45 uur of 06.45 uur. Ik heb gebeld met mijn eigen telefoon. Ik moest zeggen van hun dat ik geld wilde overmaken in verband met crypto opportunity. Ik handel zelf in crypto, dus ik wist wat ze hiermee bedoelden. Er moest geld overgemaakt worden naar een cryptobeurs om cryptomunten te kopen met als doel om deze tegen een betere koers te verkopen. Ik heb een [naam cryptobeurs] app op mijn telefoon, dit heeft te maken met crypto's. Ik heb inmiddels afschriften gekregen van mijn Rabobank, toen zag ik dat geld was overgeboekt naar een buitenlandse rekening van Payward Ltd. Ik heb toen gegoogeld op Payward en toen zag ik dat dat [naam cryptobeurs] genoemd werd als handelsnaam van Payward en voor mij was het duidelijk dat het te maken heeft met crypto's. De medewerkster van de Rabobank, die ik aan de lijn had, gaf tijdens het telefoongesprek aan dat ze de rekening niet kon deblokkeren. Ik kon vanaf 09:00 uur terugbellen om mijn rekening te deblokkeren. De daders wilden zekerheid en zijn daarom tot 09:00 uur bij mij gebleven. Toen werd ik om 09:00 uur weer door ze gedwongen om te bellen met de Rabobank met het verzoek om zo snel mogelijk mijn rekening te deblokkeren. Zodoende was de rekening weer "geopend" en kon er geld van mijn rekening worden overgeboekt. Op een gegeven moment hebben de twee daders mijn woning verlaten. Het was inmiddels 10.15 uur.
Ze hebben, voordat ze de woning verlieten, de duct tape van mijn enkels doorgesneden met een mes. Toen ik belde met de Rabobank voor de eerste keer, hield dader 1 de betonschaar vast. Net voordat ik belde had de tweede dader een mes in zijn hand en hield deze vlak voor mijn keel. Hij maakte met het mes een slagbeweging in de richting van mijn keel. Het mes was lang en dun. Ik schat zo'n 30 cm lang. Het heft was zwart. Het mes kwam niet uit mijn woning. Dit mes hadden ze al bij zich. Het mes heeft mijn keel niet geraakt. De duct tape van mijn polsen had ik al los kunnen maken. Ik kan u vertellen dat ik bankier bij de Rabobank. Ik heb gezien dat er geld is overgeboekt van de spaarrekening, die gekoppeld is aan de lopende rekening en dat er geld is overgeboekt van de lopende rekening naar een andere buitenlandse rekening. Er is in totaal 42.500,- euro van mijn rekening overgeboekt. Ik had op mijn telefoon een account aangemaakt bij [naam cryptobeurs] . Hier had ik een cryptowall aangemaakt en hierop stonden cryptomunten van mij. Ik denk dat de daders in mijn wallet hebben gezeten en dat ze de crypto’s hebben gestolen. De daders hebben mijn mobiele telefoon meegenomen. De telefoon is van het merk Samsung Galaxy, type A51. Ook hebben de daders twee oude mobiele telefoons meegenomen, die in de berging lagen. Ook hebben ze een telefoon meegenomen uit de slaapkamer van een dockingstation. Daarnaast hebben de daders mijn pinpas en een creditcardpas van de Rabobank meegenomen. Ook hebben ze mijn ID-kaart en mijn portemonnee meegenomen. Ook hebben ze een leesboek, doosjes paracetamol en ibuprofen en vier huissleutels meegenomen.
In het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte van 16 januari 2024 staat het volgende gerelateerd
A: Dat was in augustus ergens. Dat was in Venlo .A: Ik was daarbij. Ik heb daarmee te maken. Ik wilde hem geen pijn doen, maar ik merkte dat het uit de hand ging lopen. De enige manier om dat tegen te houden, was om even de overhand te hebben. Ik zei dat als hij mee zou werken, dat wij weer snel weg zouden zijn. Toen begon hij helemaal te flippen. Hij wilde slaan. Toen heb ik hem geduwd. Toen belanden we in een gevecht. We gingen toen stoeien, vechten. Er werden klappen uitgedeeld. Toen werd meneer rustig. We hebben hem op bed gelegd en vastgemaakt. Dat deden we, zodat hij niet kon ontsnappen of enig geluid kon maken, of iets in die richting. Ik ging toen zoeken naar spullen. Ik trof zijn telefoon aan. Ik heb zijn telefoon gepakt en heb gevraagd of hij wilde inloggen op zijn bankapp. Dat heeft hij gedaan. We stonden daar in zijn huis en gingen opzoek naar opties. We dachten aan geld pinnen of overmaken. Toen kwam ik op het idee: “crypto". Toen heb ik het geld, via zijn rekening, op een cryptorekening gezet.A: Toen kwam ik erachter dat het moeilijker was dan gedacht. Dus bleven we wat langer in de woning. Meneer moest zijn bank bellen, omdat zijn bank was bevroren.
V: Hoe gaat dat bij die flat?A: We hadden een schaar bij ons. Een grote schaar, waar je planten mee knipt.
V: Wie had die knipschaar in de handen?A: Ik, en ik heb die man ook bedreigd. Door een beweging naar boven te maken met de schaar. Maar daarna was het vooral op de vuist. V: Heb jij het slachtoffer geslagen?A: Ja. En geraakt.
V: Hoe ging dat vastbinden?A: Met tape om de benen en armen.A: We hebben dat beiden gedaan. De één de voeten, de ander de armen.
V: Welke spullen heb je gevonden en waar?A: De telefoon. V: Nog meer gevonden?A: Ja, de portemonnee en zijn pasjes. Die had ik uiteindelijk nodig om die crypto over te maken enz.V: Welke pasjes?A: Zijn identificatiebewijs. Ook nog andere pasjes.
V: Wat voor handelingen doe je op die bank app en wie deed die?A: Ik deed dat. Ik zorgde ervoor dat het geld van de spaarrekening op de lopende rekening kwam. En van daaruit boekte ik het over naar de cryptowalletV: Wat voor een bedrag was dat?A: Dat was een bedrag van circa 40.000,- euro.
V: Hij verklaarde dat hij met een mes bedreigd is, dat hij moest bellen naar de bank.A: Ik hield de telefoon vast. Ik had in mijn andere hand het mes. Meneer kon het mes wel zien.
A: Ik weet wel dat we hem bedreigd hebben.
V: Op welk tijdstip was dat delict? Toen jullie op het idee kwamen en contact zochten?A: Maar voordat we bij die meneer thuis waren, een half uur eerder zochten we contact. Dat was rond 23:00 uur of 00:00 uur.V: Hoe lang heeft dat geduurd?A: Het was vroeg in de ochtend. 09:00 uur ofzo.
In het proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2023 staat het volgende gerelateerd
Feit 3 en 4
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (met als bijlage de bankafschriften en e-mails van [naam bedrijf 1] ) van 17 oktober 2023 staat het volgende gerelateerd
Onderstaande spullen zijn van mij gestolen:- Mijn geldig Nederlands ID-Bewijs (pasje)- Mijn rijbewijs- Kentekenbewijs van mijn auto met kenteken: [kenteken]- Mijn bril - Huissleutel - Mijn bankpas van de Rabobank, pasnummer 2004- 3.500,- euro en 2.700,- euro, totaal 6.200,- euro afgeschreven van mijn rekening.
In het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte van 16 januari 2024 staat het volgende gerelateerd
V: Bij welke voetbalclub was dat? A: Bij VVV‘03 in Venlo. A: Deze keer was het een car-date. Een afspraak in een auto. Iemand werd gecontacteerd via [naam app] . Er werd een afspraak gemaakt. Wij hebben gewacht achter de bosjes, totdat het slachtoffer bij de andere jongen in de auto stapte. Toen was hij daar en is hij ook op dezelfde manier als de vorige keer aangesproken. Er werd gezegd: “Werk mee, dan komt alles goed.” Hij is toen gepakt. Ik ging kijken in de auto van hem of daar zijn telefoon lag. Ik vond zijn telefoon en ik ben met een andere jongen verderop gegaan. We hadden eerst naar de inloggegevens van zijn bank app gevraagd. Die heeft hij ook gegeven. Toen ben ik verderop gegaan. We zijn gaan rijden naar een andere locatie. Het was 5 of 10 minuutjes rijden. Daar ging ik het regelen met die crypto. Daar heb ik circa 3.000,- euro overgemaakt, via [naam bedrijf 2] of [naam bedrijf 1] . Het ging vrij snel. We waren ongeveer een half uurtje later terug.
V: Wat gebeurt er, als het slachtoffer in de auto gaat zitten?A: We kwamen achter de bosjes vandaan. Ik ben meteen naar de auto van het slachtoffer gelopen. Die was open. Ik kon hem zo openmaken. De anderen liepen naar de man toe. Ik kon het niet goed zien, maar volgens mij begon de man te trappen, vanuit zijn zithouding. Hij werd in toom gehouden en geklemd. Hij werd op de grond gelegd. A: Ik heb zelf daar alleen zijn telefoon en pasjes gepakt. De pasjes waren zijn ID-kaart en bankpas.
Feit 5 en 6
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 1 november 2023 staat het volgende gerelateerd
V = vraag van verbalisanten A = antwoord van aangever
A: Ik was heel erg bang. Ik dacht dat ze me dood gingen maken. Dat heb ik ook tegen ze gezegd. Ze hadden mij namelijk bedreigd dat ze me dood zouden schieten.
V: Kun je ons vertellen hoe het eerste contact is gegaan, wij begrepen via [naam app] ? A: [naam app] is een mobiele app.
A: Gisteravond, dinsdag 31 oktober, rond 20:00 uur is het eerste contact geweest. Hij zei dat hij uit Maasbree kwam en in deze gesprekken vertelde hij dat hij richting Maasbree reed. Ik zei of het ook mogelijk was om bij mij thuis in [woonplaats] af te spreken. Hij zei tegen mij dat als de vibe goed zou zijn we dan wel een keer bij mij thuis in [woonplaats] konden afspreken, maar hij vond het nu fijn om buiten af te spreken. Hij zei nog tegen mij dat de locatie in de buurt bij de McDonalds was. Ik ben naar die locatie gereden. Het heet [adres 2] (de rechtbank begrijpt: in Maasbree). Ik ben een stukje doorgereden en daar zag ik een auto staan. Ik liep in de richting van zijn auto, bij de bijrijderskant. Ik maakte zelf de deur open en ik wilde instappen. We konden elkaar niet echt begroeten, want toen ik in aan het instappen was, zag ik dat er drie of vier mannen bij mij stonden. Ik wilde heel snel wegrennen. Ik zag uit mijn ooghoek op dat moment dat de bestuurder ook uitstapte. Ik heb de jas uitgegooid toen ik wegrende. Ik voelde dat ik ergens aan mijn jas werd vastgepakt. Ik hoorde iemand roepen “haal hem onderuit!”. Op dat moment word ik onderuit gehaald en val ik voorover in het aspergeveld, in het zand. De mannen stonden om mij heen. Ik loop een stukje verder het aspergeveld in en ik hoorde dat één persoon achter mij aanliep. Ik kwam op dat moment erachter dat ik hier niet tegenop kon. Ze pakten mij op, ik weet niet precies hoe ze mij vastpakten. Iemand zei toen van: “oh laten we hem in de kofferbak doen”. We zijn toen met zijn allen naar mijn auto gelopen. Ineens kwamen ze met tape. Volgens mij was dit zilveren duct tape. We stonden toen bij de auto. Ik moest aan de bijrijderskant van mijn eigen auto op mijn knieën. Iemand zei tegen mij dat ik moest knielen. Mijn handen werden op dat moment achter mijn rug om vastgetapet. Daarna voelde en zag ik dat ze tape over mijn ogen en mijn mond deden. Ze vroegen toen constant aan mij of ik nog wat kon zien. Op een gegeven moment werd ik op mijn buik geduwd op de grond. Toen ik daar lag werd ik meerdere malen geschopt tegen mijn rechterbovenbil en mijn rechter boven schouder.
Toen begonnen ze met vragen stellen zoals of ik een portemonnee bij me had en wat de inlogcode was van mijn telefoon. Ik heb bewust foute gegevens gegeven aan deze personen. Dat ging een paar keer fout en toen kreeg ik klappen. Dit is de hele avond zo gegaan, elke keer als ik een fout antwoord gaf, kreeg ik klappen. Ik had in de achterzijde van mijn telefoon onder andere mijn bankpasje zitten, mijn Sligro pasje en mijn identiteitsbewijs. Ik weet niet hoe ze mijn autosleutel hadden gevonden, maar deze had ik in mijn jaszak zitten. Ook vroegen ze naar mijn code van mijn Rabobank app. Ik wist deze niet goed uit mijn hoofd te zeggen, deze code heb ik onbewust fout gegeven. Ik kreeg toen ook weer klappen. Uiteindelijk is de juiste code door mij gegeven aan hun.
Ze hebben mij daarna in mijn auto gezet, aan de bijrijderskant.
Op een gegeven moment vroegen ze aan mij of ik nog meer spullen bij me had. Ze vonden toen ook mijn iWatch in mijn zak. Ik heb dit horloge daarna niet meer gevoeld of gezien.
Toen hoorde ik dat ze in mijn auto aan het kijken waren. Ik zag dat ze mijn blauwe boodschappentas hadden gevonden. Deze is uiteindelijk los over mijn hoofd gezet. Ik had het vermoeden dat ze mij alleen hadden gelaten. Ik wilde uitstappen en op dat moment hoorde ik twee personen op mij af komen rennen. Toen waren ze boos. Ik kreeg weer klappen tegen mijn hoofd. Voor mijn gevoel kwam er toen een andere jongen, die had ik nog niet gezien. Die kwam zich ermee bemoeien en hij sloeg mij tegen mijn oog aan. Ze haalden toen nieuwe tape tevoorschijn. Ze hebben mijn tas vastgetapet over mijn hoofd. Ze deden de tape vastmaken over de tas net ter hoogte van mijn neus. En uiteindelijk ook erg strak en heel veel tape weer over mijn polsen heen en mijn enkels. Dit was een ander persoon dan de eerste die mij had vastgetapet.
V: Hoelang denk je dat je daar hebt gestaan? A: Ik heb geen idee. Ik zag pas later in de Poolse auto van de man dat het 04:56 uur was. Daar schrok ik van.
V: Hebben ze nog meer gedreigd? A: Ja, dat ze me zouden neersteken of neerschieten als ik niet mee zou werken.
A: Ze zeiden uiteindelijk dat ze gingen. Ze hebben alles losgesneden. Ze zeiden dat ik een half uur moest wachten. Ik ben naar de McDonalds gerend. Ik heb naar meerdere personen auto’s gezwaaid. Uiteindelijk kwam er een zwarte, luxe auto met Pools kenteken voorbij gereden. Hij heeft me toen naar mijn ouders gebracht.
In het proces-verbaal van bevindingen van 1 november 2023 staat het volgende gerelateerd
- Ik moest mijn telefoon, sleutels (huissleutel en autosleutel), Apple Watch e.d. allemaal afgeven;- Ze hebben in totaal 24.500 euro van mijn rekening gehaald.
In het proces-verbaal van het verhoor van aangever [slachtoffer 3] van 2 november 2023 staat het volgende gerelateerd
In het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte van 16 januari 2024 staat het volgende gerelateerd
A: Het was ook weer in de avond. Het was in Sevenum-Maasbree. We hebben iemand benaderd via [naam app] . Dit keer had ik dat gedaan. We hebben de locatie gegeven en daar gewacht. Weer een car-date. Wij stonden achter bepaalde kratten of dozen. Het slachtoffer kwam aan. Het slachtoffer stapte uit en stapte bij die andere jongen in de auto. Dan weer precies hetzelfde, wij lopen naar het slachtoffer toe. Het eerste wat hij deed, was wegrennen. Ik ben niet zo snel, de andere jongens wel. Zij zijn achter hem aangerend. Ik ben in zijn auto gaan zoeken. Toen kwam ik erachter dat hij zijn telefoon, volgens mij, bij zich had. Toen kwam hij terug bij zijn auto. Hij zag dat hij geen kant op kon. Toen weer hetzelfde. Terug bij de auto. Hij was niet zo toegetakeld. Hij was wel gevallen. Volgens mij had iemand hem gevloerd. Daar in de velden. Toen gaf hij ook zijn telefoon en code. Hij was weer in de auto gezet. Toen heb ik gekeken of er wat in zijn auto lag. Iets van pasjes, of telefoon, of dingen die ik nodig had om hetzelfde te doen. Ik bedoel om geld over te maken naar een crypto-wallet. Ik vroeg naar de code van de bank. Die heeft hij gegeven. Toen ben ik weer weggegaan met een andere jongen. Deze keer iets verder van de plaats delict om daar in rust te proberen of het zou lukken. Deze keer ging het om 25.000,- euro. A: Volgens mij gaf hij eerst de foute code. Daarna gaf hij wel de echte code. Daarna heb ik zijn ID-kaart gepakt. Toen moest ik wel nog de verificatie hebben. Hij moest met zijn gezicht in de camera kijken. Dat is face-ID. Toen kon ik gaan.V: Om die code te krijgen, wat hebben jullie daarover moeten doen?A: Dat was volgens mij niet slaan, maar meer bedreigen. Als je dit niet doet, dan doen wij dat. We hebben heel veel domme dingen geroepen. Op dat moment wil je gewoon dat het lukt. Je probeert diegene bang te maken.
A: Ik heb alleen geld kunnen overschrijven, van de bankrekening van het slachtoffer, naar de tussenrekening. V: Wat was de buit die jullie gemaakt hebben?A: Ook weer die telefoon en die pasjes.
Feit 7 Aangezien de verdachte het feit bij de politie duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
-
het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte van 23 april 2024;
[11] -
de kennisgeving van inbeslagneming van de verdovende middelen van 6 december 2023;
[12] -
het proces-verbaal van het onderzoek naar de inbeslaggenomen verdovende middelen van 4 april 2024;
[13] -
de NFiDENT-rapporten van 4 april 2024.
[14]
Overweging ten aanzien van feit 1 tot en met 6 Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, ook ten aanzien van de diefstal van de € 2.700,- en € 24.500,- respectievelijk ten laste gelegd onder feit 4 en 6. De verdachte en zijn mededaders hebben het geld immers afgeschreven van de rekening van de slachtoffers en overgemaakt naar een andere rekening. Daarmee hebben de verdachte en zijn mededaders naar het oordeel van de rechtbank de goederen in hun bezit gebracht, omdat zij zich een zodanige feitelijke heerschappij over het geld hebben verschaft dat sprake is van een voltooide diefstal. Dat enkel door een beveiliging de geldbedragen niet direct op de rekening van de verdachte of zijn mededaders terecht zijn gekomen, doet daar niet aan af. Het geld is op het moment van de afschrijving al aan de heerschappij van de slachtoffers onttrokken.
Voorts overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte heeft erkend aanwezig te zijn geweest op de verschillende momenten dat de strafbare feiten werden gepleegd. Daarnaast heeft de verdachte erkend dat de verschillende verweten geweldshandelingen hebben plaatsgevonden, echter zegt hij ten aanzien van de feiten 3, 4, 5 en 6 dat deze voornamelijk zijn uitgevoerd door de medeverdachten. Uit het dossier blijkt dat de verdachte degene is geweest die kennis had van de werking van cryptorekeningen en dat de verdachte ook degene is geweest die verschillende overschrijvingen heeft uitgevoerd. De verdachten hebben enkel over zichzelf willen verklaren, waardoor de precieze rolverdeling ten aanzien van de verrichte tenlastegelegde handelingen onduidelijk is gebleven. De door de verdachte gepleegde handelingen zijn evenwel van voldoende gewicht, zodat van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte(n) kan worden gesproken. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat de rol van de verdachte aangemerkt kan worden als medepleger van de feiten.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 1 en 2, 3 en 4 en 5 en 6 telkens sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De verweten feitelijke gedragingen tenlastegelegd bij de diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving zijn gelijkluidend, gepleegd in dezelfde plaats en op dezelfde tijd, zodat daarvan (telkens) in feite één verwijt kan worden gemaakt.
3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 op 1 augustus 2023 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door de woning van die [slachtoffer 1] binnen te gaan en vervolgens die [slachtoffer 1] met een betonschaar op diens hoofd te slaan en de polsen en enkels van die [slachtoffer 1] vast te tapen en urenlang te beletten dat die [slachtoffer 1] zijn woning kon verlaten;
Feit 2 op 1 augustus 2023 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander € 42.250, ongeveer € 2.500.- aan cryptomunten, een aantal telefoons, een pinpas, een creditcard, een ID-kaart, een portemonnee, een boek, medicijnen en sleutels die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door de woning van die [slachtoffer 1] binnen te gaan en vervolgens die [slachtoffer 1] met een betonschaar op diens hoofd te slaan en de polsen en enkels van die [slachtoffer 1] vast te tapen en een mes te tonen en daarmee in de richting van de keel van die [slachtoffer 1] te steken;
Feit 3 op 17 oktober 2023 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer 2] meermalen te slaan en de ogen en mond van die [slachtoffer 2] dicht te tapen en de polsen en benen van die [slachtoffer 2] bij elkaar te tapen en vervolgens die [slachtoffer 2] in de kofferbak van een auto te leggen en (vervolgens) de auto centraal te vergrendelen en meerdere uren te beletten dat hij die auto kon verlaten;
Feit 4 op 17 oktober 2023 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen € 6.200.-, een ID bewijs, een rijbewijs, een kentekenbewijs, een bril, een sleutel en een bankpas die aan [slachtoffer 2] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 2] meermalen te slaan en de ogen en mond van die [slachtoffer 2] dicht te tapen en de armen en benen van die [slachtoffer 2] bij elkaar te tapen en vervolgens die [slachtoffer 2] in de kofferbak van een auto te leggen en te zeggen dat als die [slachtoffer 2] niet meewerkt zij (verdachte en zijn mededaders) hem naar een loods brengen en hem daar zullen verkrachten en doodmaken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Feit 5 in de periode van 31 oktober 2023 tot en met 1 november 2023 te Maasbree tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door de handen van die [slachtoffer 3] achter diens rug vast te tapen en de ogen en mond van die [slachtoffer 3] dicht te tapen en een tas over het hoofd van die [slachtoffer 3] te doen en die [slachtoffer 3] te slaan en te schoppen en de keel van die [slachtoffer 3] dicht te knijpen en die [slachtoffer 3] in zijn personenauto te zetten en vervolgens gedurende enkele uren te beletten dat die [slachtoffer 3] zich kon bevrijden en/of vluchten;
Feit 6 in de periode van 31 oktober 2023 tot en met 1 november 2023 te Maasbree, tezamen en in vereniging met anderen, € 24.500, een telefoon, sleutels en een Apple Watch, die aan [slachtoffer 3] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, hij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door de handen van die [slachtoffer 3] achter diens rug vast te tapen en de ogen en mond van die [slachtoffer 3] dicht te tapen en een tas over het hoofd van die [slachtoffer 3] te doen en die [slachtoffer 3] te slaan en te schoppen en de keel van die [slachtoffer 3] dicht te knijpen en door te zeggen dat zij (verdachte en zijn mededaders) die [slachtoffer 3] zullen neersteken en doodschieten als hij niet meewerkt;
Feit 7 op 6 december 2023 in de gemeente Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad 12,89 (9,81 + 3,08) gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en feit 2
de eendaadse samenloop van
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3 en feit 4
de eendaadse samenloop van
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 5 en feit 6
de eendaadse samenloop van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 7 opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5 De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6 De straf
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft verzocht aansluiting te zoeken bij het adolescentenstrafrecht. Vervolgens verzoekt zij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest met daarbij de oplegging van een taakstraf die, in verband met samenloop, de duur van 240 uur kan overschrijden. Subsidiair verzoekt de verdediging een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel flink lager is dan de officier van justitie heeft geëist of welke straf aansluit bij de eis van de officier van justitie jegens medeverdachte [medeverdachte 2] , namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, waarvan 2 jaar voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar.
6.3 Het oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan zes gewelddadige strafbare feiten, waarbij in totaal drie slachtoffers betrokken zijn. De slachtoffers werden online benaderd via dating-app [naam app] . Onder valse voorwendselen werd met hen afgesproken thuis of op een afgelegen plek. Vervolgens zijn de slachtoffers urenlang van hun vrijheid beroofd door de verdachte en zijn mededader(s). Tevens hebben de verdachte en zijn mededaders geld en andere goederen afgenomen. Met het weggenomen geld zijn vervolgens cryptomunten gekocht of geprobeerd te kopen.
De rechtbank merkt met de officier van justitie op dat, hoewel alle drie de slachtoffers homoseksueel zijn en er tussen de verdachten onderling niet heel respectvol over homo’s wordt gecommuniceerd, er niet is gebleken van homohaat bij de verdachte en diens mededaders. De feiten lijken veeleer ingegeven te zijn door het gegeven dat de app [naam app] een populaire app is, waar snel op berichten gereageerd wordt en op eenvoudige wijze een afspraak in de buurt kan worden gemaakt. De rechtbank sluit daarbij niet uit dat het gegeven dat de gebruikers van deze app uit angst of schaamte minder snel aangifte doen ook een rol heeft gespeeld.
Bij de feiten is telkens fors verbaal en fysiek -getuige ook de letselomschrijving en de letselfoto’s in het dossier- geweld tegen de slachtoffers gebruikt, die volledig waren overgeleverd aan de grillen van de verdachte en zijn mededaders. De slachtoffers werden vastgebonden met tape en in enkele gevallen werden ook de ogen en/of mond afgeplakt en zelfs een tas over het hoofd gebonden. Vervolgens werden de slachtoffers allen urenlang ofwel vastgebonden op bed gelegd, op de achterbank van een auto gezet of in de vergrendelde kofferbak van een auto gelegd, zodat de verdachte en zijn mededaders de tijd en gelegenheid hadden de bankrekeningen van de slachtoffers leeg te halen.
Dat dit zeer heftige feiten zijn, behoeft weinig toelichting. Uit de aangiftes, slachtofferverklaringen en voegingsformulieren, maar ook uit het uitgeoefende spreekrecht ter zitting, blijkt duidelijk dat de slachtoffers een enorme angst en zelfs doodsangsten hebben uitgestaan. Voor meerdere slachtoffers werd hun leven vervolgens beheerst door stress, nachtmerries en schaamte. De angst en schaamte zorgden ervoor dat er getwijfeld werd om aangifte te doen. Datzelfde maakte dat enkele slachtoffers het verhaal zelfs niet aan vrienden en familie durfden te vertellen. Er werden gedurende de feiten ook foto’s van de slachtoffers en een vernederend filmpje van één van hen gemaakt, waarbij werd gedreigd de foto’s en het filmpje naar buiten te brengen als er aangifte werd gedaan. Uit de telefoons van de slachtoffers werd bovendien persoonlijke informatie verkregen door de verdachte en zijn mededaders, zoals namen en adressen van familieleden van de slachtoffers, waar vervolgens ook mee werd gedreigd dat hen iets zou worden aangedaan. Huissleutels van de slachtoffers werden meegenomen, waardoor ook na afloop bij hen angst bestond dat de verdachten (terug) naar hun woning zouden komen. Eén slachtoffer heeft zichzelf zelfs enkele dagen geïsoleerd van de buitenwereld, omdat de verdachte en zijn mededader tegen hem hadden gezegd dat hij vier dagen het huis niet uit mocht. Bij een ander slachtoffer kwamen heftige depressieve gevoelens uit het verleden terug en hij heeft zelfs overwogen na het feit zelfmoord te plegen. Ondanks dat de verdachte en zijn mededaders, nog terwijl het feit gaande was, door dit slachtoffer op de hoogte werden gebracht van zijn zelfmoordgedachten, zijn ze gewoon doorgegaan met hun handelen en hebben zij zelfs daarna nog een nieuw slachtoffer gemaakt.
Uit de afgeluisterde gesprekken en uit de informatie uit de telefoons van de verdachte en zijn mededaders blijkt ook in het geheel niet dat er sprake was van spijt of medeleven met de slachtoffers. Het lijkt destijds eerder een grote grap te zijn geweest. Van het geld van het slachtoffer van de feiten 1 en 2 is door de verdachte en de mededaders onder meer royaal geleefd tijdens een vakantie in Spanje. Hun handelen was puur gericht op het maken van snel geld voor hun eigen behoeftes. De gevoerde (chat)gesprekken lijken er bovendien op te duiden dat de verdachte en zijn mededaders nog door waren gegaan met het plegen van strafbare feiten als zij niet op 6 december 2023 door de politie waren aangehouden.
De slachtoffers zullen in ieder geval nooit vergeten wat hen door de verdachte en zijn mededaders is aangedaan.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij uitsluitend over zijn eigen rol heeft willen verklaren, net als zijn mededaders. Hierdoor is niet alleen weinig inzicht ontstaan in de groepsdynamiek tussen de vier verdachten ten tijde van de gebeurtenissen, maar het maakt vooral dat vragen van slachtoffers onbeantwoord zijn gebleven en hun verwerking wordt bemoeilijkt. De verdachte heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank slechts in beperkte mate zijn verantwoordelijkheid voor de feiten genomen.
Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van cocaïne. Harddrugs kunnen gezondheidsschade toebrengen aan gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaat het gebruik van drugs, niet zelden gepaard met allerlei vormen van criminaliteit, hetgeen zorgt voor overlast voor de samenleving.
Net als de officier van justitie en de slachtoffers, staat de rechtbank voor de vraag hoe de verdachte op zo’n jonge leeftijd, de verdachte was ten tijde van de feiten 19 jaar en heeft een nagenoeg blanco strafblad, komt tot het plegen van deze feiten. Om hier meer inzicht in te krijgen, heeft de rechtbank acht geslagen op de NIFP-rapportage van 12 juli 2024. Door de psycholoog is geconcludeerd dat het handelen van de verdachte tijdens het tenlastegelegde niet is beïnvloed door een onderliggende stoornis. Wel is bij de verdachte sprake van een bedreigde persoonlijkheidsstoornis, maar het plegen van de feiten blijkt telkens een bewuste keuze met snel geldelijk gewin als drijfveer te zijn geweest. De rapporteur merkt hierbij op dat indien zijn copingvaardigheden verbeteren, hij zijn opleiding afmaakt en zich los weet te maken van antisociale vrienden, dit een positief effect zal hebben op zijn persoonlijkheidsontwikkeling en daarmee ook het recidiverisico. De reclassering ziet dit ook en schat in haar rapport van 19 juni 2025 het recidiverisico in als gemiddeld. De verdachte heeft zich gedurende het schorsingstoezicht gehouden aan de voorwaarden en is zijn afspraken nagekomen. De verdachte volgt een opleiding, is gestopt met blowen en zegt bewuste keuzes te hebben gemaakt om met jongens om te gaan die zich niet bezighouden met criminaliteit. In gesprek met de toezichthouder is hij open en durft hij zich kwetsbaar op te stellen en zaken bespreekbaar te maken die hem bezighouden. De rechtbank erkent dat de verdachte een goede weg in is geslagen en zich inzet om op het goede pad te blijven.
De rechtbank zal geen toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht. De rechtbank heeft ter terechtzitting en in de opgestelde deskundigenrapportages ook geen aanwijzingen gezien die tot een ander oordeel zouden leiden. Wel zal de rechtbank in de strafmaat rekening houden met de jonge leeftijd van de verdachte.
Bij het bepalen van de strafmaat spelen verschillende belangen een rol. Zoals hierboven weergegeven ziet de rechtbank dat de verdachte nog jong is en dat hij zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis aan afspraken heeft gehouden, daarbij zes maanden een enkelband heeft gehad en zijn leven op positieve wijze vorm is aan het geven. Daar staat tegenover dat -waar de verdachte is doorgegaan met zijn leven- de slachtoffers tot op de dag van vandaag last hebben van wat de verdachte en zijn mededaders hen hebben aangedaan. Ook geldt dat -helaas- de verdachte en zijn mededaders niet de enige zijn die dit soort feiten (een ‘ [naam app] ’ zetten) hebben gepleegd. Het opleggen van straf heeft dan ook mede tot doel om te voorkomen dat anderen in de maatschappij de keuze maken om dit soort criminele activiteiten te plegen. Deze belangen tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat met name de aard en ernst van de strafbare feiten en de gevolgen voor de slachtoffers vragen om een forse gevangenisstraf en dat niet volstaan kan worden met een voorwaardelijke straf en een maximale werkstraf, zoals door de raadsman is gesuggereerd. Wel zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank heeft gekeken naar soortgelijke zaken (waar lagere straffen zijn opgelegd dan thans is geëist), het tijdsverloop en in sterkere mate rekening zal houden met de jonge leeftijd van de verdachte dan de officier van justitie heeft gedaan. De rechtbank neemt bij dat laatste in aanmerking dat de verdachte, gelet op zijn leeftijd en daarom onvoltooide ontwikkeling, niet op gelijke wijze als een volwassene verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn handelen. Er zijn geen oriëntatiepunten voor jongvolwassenen en de bestaande LOVS-oriëntatiepunten laten wat dat betreft een gapend gat zien tussen jeugd en volwassenen.
Rekening houdend met de hierboven geformuleerde uitgangspunten en omdat de rechtbank bij de verdachte en zijn mededaders, die in wisselende samenstellingen de feiten hebben medegepleegd, tot evenredige straffen heeft willen komen en dit ook inzichtelijk wil maken, heeft de rechtbank per feit, doch wel rekening houdend met de samenloop, bekeken wat een passende straf zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten gepleegd jegens [slachtoffer 1] in zijn woning een gevangenisstraf van in totaal 24 maanden passend is. Voor de onder 3 en 4 respectievelijk 5 en 6 tenlastegelegde feiten gepleegd jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , neemt de rechtbank telkens een gevangenisstraf van 15 maanden als uitgangspunt. Het aanwezig hebben van cocaïne legt, gelet op de ernst van de hiervoor genoemde feiten, geen extra gewicht in de schaal.
Gelet op al het voorgaande zal aan de verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van 4 jaar en zes maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Tot slot zal de rechtbank niet overgaan tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis mede gelet op het uitgangspunt dat de verdachte zijn proces, en dus ook een eventuele hoger beroepsprocedure, in vrijheid mag afwachten. Het belang van strafvordering weegt in dit geval niet op tegen de persoonlijke belangen van de verdachte. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte zich sinds zijn vrijlating aan alle schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Dat aan de verdachte een langere gevangenisstraf wordt opgelegd, dan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, is geen reden om over te gaan tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
7 De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1 De vordering van de benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.065,19, bestaande uit € 2.565,19,- aan materiële en € 2.500,- aan immateriële schade ter zake van feit 1 en 2.
De benadeelde partij de Rabobank vordert een schadevergoeding van € 41.885,61, bestaande uit materiële schade ter zake van feit 2.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 9.384,94,-, bestaande uit € 4.384,94,- aan materiële en € 5.000,- aan immateriële schade ter zake van feit 3 en 4.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 7.984,66,-, bestaande uit € 2.984,66,- aan materiële en € 5.000,- aan immateriële schade ter zake van feit 5 en 6.
De benadeelde partijen verzoeken allen hierbij de toekenning van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht alle vorderingen geheel of deels toewijsbaar. Ten aanzien van enkele posten stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze dienen te worden gematigd. De schade van de bril en telefoon, gevorderd door [slachtoffer 2] , dient te worden gematigd, omdat rekening moet worden gehouden met afschrijving ervan. De schade van de Apple Watch en telefoon, gevorderd door [slachtoffer 3] , dient te worden gematigd, omdat rekening moet worden gehouden met afschrijving ervan. De door [slachtoffer 3] gevorderde toekomstige schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd de toe te wijzen vorderingen hoofdelijk op te leggen en de toe te wijzen bedragen, verhoogd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3 Het standpunt van de verdediging Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de vordering van Rabobank heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de immateriële schade dient te worden gematigd. Ten aanzien van de materiële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] betreffende de beveiliging heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de schade en het strafbare feit.
7.4 Het oordeel van de rechtbank Materiële schade [slachtoffer 1] Op de verdachte rust een wettelijke verplichting tot schadevergoeding aan degene aan wie hij rechtstreeks schade heeft toegebracht door zijn strafbare handelen. Hij is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering komt de rechtbank overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering geheel toewijzen.
Over het toe te wijzen bedrag is de wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag waarop de schade bij de benadeelde partij is ingetreden, te weten 1 augustus 2023. Ter bevordering dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Voor de bepaling van de omvang van de vervangende gijzeling is, het bepaalde in artikel 36f, vijfde lid Sr juncto artikel 6:4:20 Sv van toepassing. Hieruit volgt dat de vervangende gijzeling ten hoogste één jaar mag belopen. Zoals hierna zal blijken, zullen vorderingen van benadeelde partijen worden toegewezen, waaronder ook enkele forse bedragen. Indien de vervangende gijzeling van al deze toe te wijzen vorderingen bij elkaar zou worden opgeteld, zou de vervangende gijzeling de maximaal toegestane duur van een jaar ruimschoots overschrijden. Mede gelet op beslissingen genomen op dit punt in de zaken van de medeverdachten, zal de rechtbank de vervangende gijzeling bepalen op in totaal 300 dagen en verdelen over de vier toe te wijzen vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in het dictum bepaald.
Rabobank Op de verdachte rust een wettelijke verplichting tot schadevergoeding aan degene aan wie hij rechtstreeks schade heeft toegebracht door zijn strafbare handelen. Hij is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 BW, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van heit onder feit 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Aan het verzoek tot schadevergoeding van 17 december 2023 is een brief van de Rabobank gehecht waarin zij aan [slachtoffer 1] hebben medegedeeld een bedrag van € 41.705,61 terug te zullen storten als coulance. Tevens heeft [slachtoffer 1] in datzelfde verzoek aangegeven dat dat deel van zijn schade reeds vergoed is en wegens die reden ook niet meer gevorderd wordt. De rechtbank acht daarom voldoende aannemelijk dat de Rabobank schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering zal geheel worden toegewezen.
Ten aanzien van de door de Rabobank gevorderde onderzoekskosten van € 180,- overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek blijkt dat onder vermogensschade ook de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid vallen. Deze kosten komen de rechtbank niet onredelijk voor en zijn voor toewijzing vatbaar.
Over het toe te wijzen bedrag is de wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag waarop de schade bij de benadeelde partij is ingetreden. Omdat de Rabobank op 8 september 2023 heeft medegedeeld aan [slachtoffer 1] € 41.705,61 over te maken, is op zijn vroegst op die dag de schade voor de Rabobank ontstaan. Derhalve is de verdachte ook vanaf die dag wettelijke rente verschuldigd. Ter bevordering dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Het feit dat de benadeelde in dit geval een grote onderneming betreft, kan een reden zijn om af te zien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat banken dezelfde bescherming dienen te krijgen als een natuurlijk persoon. Immers heeft de Rabobank uit coulance de schade die [slachtoffer 1] heeft geleden vergoed, iets waartoe zij niet verplicht zijn. De rechtbank acht het wenselijk dat banken dit ook in de toekomst blijven doen.
[slachtoffer 2] Op de verdachte rust een wettelijke verplichting tot schadevergoeding aan degene aan wie hij rechtstreeks schade heeft toegebracht door zijn strafbare handelen. Hij is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 BW, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de onder feit 3 en 4 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering toewijzen.
Ten aanzien van het deel van de vordering die ziet op de bril en de telefoon is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende zijn onderbouwd. Tevens acht de rechtbank de hoogte van gevorderde schade billijk. Ook indien rekening wordt gehouden met de dagwaarde ervan. De rechtbank zal ook dit deel van de vordering toewijzen.
Over het toe te wijzen bedrag is de wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag waarop de schade bij de benadeelde partij is ingetreden, te weten 17 oktober 2023. Ter bevordering dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
[slachtoffer 3] Op de verdachte rust een wettelijke verplichting tot schadevergoeding aan degene aan wie hij rechtstreeks schade heeft toegebracht door zijn strafbare handelen. Hij is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 BW, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de onder feit 5 en 6 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Ten aanzien van het deel van het eigen risico, de ID-kaarten, de verlieskoers en de kleding is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende zijn onderbouwd. De vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen.
Ten aanzien van het deel van de Apple Watch en de telefoon is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende zijn onderbouwd. Tevens acht de rechtbank de hoogte van gevorderde schade billijk. Ook indien rekening wordt gehouden met de dagwaarde ervan. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen.
Ten aanzien van het deel van de beveiliging is de rechtbank van oordeel dat ook deze voldoende zijn onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde kosten het rechtstreekse gevolg van de onder 5 en 6 bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij heeft als gevolg van de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte en zijn mededaders hevige gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. De verdachte en zijn mededaders en hebben tijdens het bewezenverklaarde urenlang toegang gehad tot de telefoon van [slachtoffer 3] waarop vanzelfsprekend persoons- en adresgegevens te vinden zijn. De verdachte en zijn mededaders hebben zelfs de (huis)sleutels van [slachtoffer 3] weggenomen. Hierdoor voelde [slachtoffer 3] zich niet meer veilig in zijn eigen woning en is hij, naar het oordeel van de rechtbank, redelijkerwijs overgegaan tot de aankoop van de beveiligingscamera. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen, hetgeen tevens in lijn is met de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad.
Tot slot heeft de benadeelde partij een vergoeding gevorderd bestaande uit toekomstige schade. Omdat niet vaststaat dat deze kosten nog in de toekomst gemaakt zullen worden, zal de rechtbank de benadeelde partij in zijn vordering ten aanzien van dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaren.
Over het toe te wijzen bedrag is de wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag waarop de schade bij de benadeelde partij is ingetreden, te weten 1 november 2023. Ter bevordering dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Immateriële schade De benadeelde partijen hebben allen, met uitzondering van de Rabobank, vergoeding van immateriële schade gevorderd. Ten aanzien van alle vorderingen is de rechtbank van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] acht de rechtbank de omvang van de gevorderde immateriële schade, rekening houdend met de aard, ernst, het geweld dat gebruikt is en de duur van de feiten en de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, billijk. De rechtbank zal om die reden de gevorderde bedragen geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De datum vanaf wanneer de wettelijke rente zal gaan lopen, wordt vastgesteld op de dag waarop de schade bij de benadeelde partijen is ingetreden, zoals hieronder in het dictum weergegeven. Ter bevordering dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Hoofdelijkheid De rechtbank stelt vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Indien eenmaal vaststaat dat een deelnemer een bijdrage heeft geleverd aan de onrechtmatige daad in groepsverband, dan komt het voor zijn aansprakelijkheid op de omvang van die bijdrage niet aan.
De rechtbank zal de toe te wijzen vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen, aangezien de verdachte het bewezenverklaarde samen met een of meer anderen heeft gepleegd. De verdachte wordt aldus veroordeeld tot betaling aan de benadeelde partijen van het toegewezen bedrag, te voldoen voor zover deze vordering niet reeds door of namens de mededaders is voldaan.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen allen (gedeeltelijk) zullen worden toegewezen, zal de verdachte tot slot worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 55, 57, 63, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
Strafbaarheid
Straf
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (t.a.v. feit 1 en 2)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij Rabobank (t.a.v. feit 2)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (t.a.v. feit 3 en 4)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (t.a.v. feit 5 en 6)
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M.C. van de Winkel, voorzitter, mr. C.P.W. van Well en mr. I.T.H.L. van de Bergh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.R.C. Custers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2025.
Buiten staat Mr. C.P.W. van Well is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1 hij op of omstreeks 1 augustus 2023 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door de woning van die [slachtoffer 1] binnen te gaan en vervolgens die [slachtoffer 1] met een betonschaar op diens hoofd te slaan en/of de polsen en enkels van die [slachtoffer 1] vast te tapen en urenlang te beletten dat die [slachtoffer 1] zijn woning kon verlaten:
2 hij op of omstreeks 1 augustus 2023 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, € 12.250, , in elk geval een hoeveelheid geld, ongeveer ( 2.500.- aan cryptomunten), een aantal telefoons, een pinpas, een creditcard, een ID-kaart, een portemonnee, een boek, medicijnen en sleutels, in lk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door de woning van die [slachtoffer 1] binnen te gaan en vervolgens die [slachtoffer 1] met een betonschaar op diens hoofd te slaan en/of de polsen en enkels van die [slachtoffer 1] vast te tapen en/of een mes te tonen en daarmee in de richting van de keel van die [slachtoffer 1] te steken;
3 hij op of omstreeks 17 oktober 2023 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 2] meermalen te slaan en/of de ogen en mond van die [slachtoffer 2] dicht te tapen en de polsen en benen van die [slachtoffer 2] bij elkaar te tapen en vervolgens die [slachtoffer 2] in de kofferbak van een auto te leggen en/of (vervolgens) de auto centraal te vergrendelen en meerdere uren te beletten dat hij die auto kon verlaten;
4 hij op of omstreeks 17 oktober 2023 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen. € 6.200.-, in elk geval een hoeveelheid geld, een ID bewijs, een rijbewijs, een kentekenbewijs, een bril, een sleutel en een bankpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders: toebehoorde(n) heeft weggenomen met hel oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om. hij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 2] meermalen te slaan en/of de ogen en mond van die [slachtoffer 2] dicht te tapen en de armen en henen van die [slachtoffer 2] bij elkaar te tapen en vervolgens die [slachtoffer 2] in de kofferbak van een auto te leggen en/of te zoggen dat als die [slachtoffer 3] niet meewerkt zij (verdachte en zijn mededaders) hem naar een loods brengen en hem daar zullen verkrachten en/of doodmaken althans woorden van gelijke aard en/of strekking:
5 hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2023 tot en met 1 november 2023 te Maasbree, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door de handen van die [slachtoffer 3] achter diens rug vast te tapen en/of de ogen en mond van die [slachtoffer 3] dicht te tapen en/of een tas over het hoofd van die [slachtoffer 3] te doen en/of die [slachtoffer 3] te slaan en/of te schoppen en/of de keel van die [slachtoffer 3] dicht te knijpen en/of die [slachtoffer 3] in zijn personenauto te zetten en vervolgens gedurende enkele uren te beletten dat die [slachtoffer 3] zich kon bevrijden en/of vluchten;
6 hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2023 tot en met 1 november 2023 te Maasbree, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, €24.500, in elk geval een hoeveelheid geld, een telefoon, sleutels en/of een Apple watch, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij hel bezit van het gestolene te verzekeren, door de handen van die [slachtoffer 3] achter diens rug vast te tapen en/of de ogen en mond van die [slachtoffer 3] dicht te tapen en/of een tas over het hoofd van die [slachtoffer 3] te doen en/of die [slachtoffer 3] te slaan en/of te schoppen en/of de keel van die [slachtoffer 3] dicht te knijpen en/of door te zeggen dat zij (verdachte en zijn mededaders) die [slachtoffer 3] zullen neersteken en/of doodschieten als hij niet meewerkt;
7 hij op of omstreeks 6 december 2023 in de gemeente Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12,89 (9,81 + 3,08) gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LBR023105-232, gesloten d.d. 14 maart 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1221.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 8 augustus 2023, pagina 33 tot en met 40.
Het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte van 16 januari 2024, pagina 1120 tot en met 1126.
Het proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2023 staat, pagina 65 tot en met 69.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 17 oktober 2023, pagina 73 tot en met 76 en82 en 83.
Het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte van 16 januari 2024, pagina 1127 en 1128.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 1 november 2023, pagina 155 tot en met 164.
Het proces-verbaal van bevindingen van 1 november 2023, pagina 172.
Het proces-verbaal van het verhoor van aangever [slachtoffer 3] van 2 november 2023, pagina 166 en 169.
Het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte van 16 januari 2024, pagina 1130 tot en met
Het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte van 23 april 2024, pagina 1289 en 1292 tot en met 1294.
De kennisgeving van inbeslagneming van de verdovende middelen van 6 december 2023, pagina 958 en 959.
Het proces-verbaal van het onderzoek naar de inbeslaggenomen verdovende middelen van 4 april 2024, pagina 1280 tot en met 1283.
De NFiDENT-rapporten van 11 maart 2023, pagina 1284 tot en met 1288.