Artikel 6:4:20 (Toepassing gijzeling niet-verhaalde slachtoffervergoeding)
1. Het openbaar ministerie beslist over toepassing van het dwangmiddel gijzeling jegens de veroordeelde indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 niet mogelijk blijkt bij een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ten behoeve van het slachtoffer of diens nabestaanden.
2. Het openbaar ministerie neemt bij het bepalen van de duur van de toe te passen gijzeling hetgeen door de rechter is bepaald in acht en houdt rekening met gedeeltelijke betalingen die door de veroordeelde zijn verricht en met verhaal dat reeds ingevolge de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 is genomen.
3. Gijzeling wordt niet toegepast indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij buiten staat is te voldoen aan de verplichting tot betaling.
4. De gijzeling eindigt indien de veroordeelde alsnog het verschuldigde bedrag volledig voldoet. De gijzeling kan te allen tijde worden beëindigd door Onze Minister.
5. De toepassing van gijzeling heft de verschuldigdheid niet op.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het openbaar ministerie beslist over toepassing van het dwangmiddel gijzeling jegens de veroordeelde indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 niet mogelijk blijkt bij een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ten behoeve van het slachtoffer of diens nabestaanden.
Dit lid stelt dat het openbaar ministerie de beslissing neemt om het dwangmiddel gijzeling toe te passen op de veroordeelde. Dit gebeurt als het innen (volledig verhaal) van een geldbedrag, dat de veroordeelde aan de staat moet betalen voor het slachtoffer of diens nabestaanden, niet lukt volgens de procedures beschreven in de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6.
2. Het openbaar ministerie neemt bij het bepalen van de duur van de toe te passen gijzeling hetgeen door de rechter is bepaald in acht en houdt rekening met gedeeltelijke betalingen die door de veroordeelde zijn verricht en met verhaal dat reeds ingevolge de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 is genomen.
Dit lid specificeert dat wanneer het openbaar ministerie de duur van de toe te passen gijzeling vaststelt, het in acht neemt (rekening houdt met) wat de rechter hierover heeft bepaald. Daarnaast houdt het openbaar ministerie rekening met eventuele gedeeltelijke betalingen die door de veroordeelde zijn verricht en met het bedrag dat al is geïnd (verhaal dat reeds ingevolge de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 is genomen).
3. Gijzeling wordt niet toegepast indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij buiten staat is te voldoen aan de verplichting tot betaling.
Dit lid bepaalt dat gijzeling niet wordt toegepast als de veroordeelde aannemelijk maakt (overtuigend aantoont) dat hij buiten staat is te voldoen aan de verplichting tot betaling (niet kan betalen).
4. De gijzeling eindigt indien de veroordeelde alsnog het verschuldigde bedrag volledig voldoet. De gijzeling kan te allen tijde worden beëindigd door Onze Minister.
Dit lid geeft aan dat de gijzeling eindigt wanneer de veroordeelde alsnog het verschuldigde bedrag volledig voldoet (betaalt). Verder kan de gijzeling te allen tijde worden beëindigd door Onze Minister.
5. De toepassing van gijzeling heft de verschuldigdheid niet op.
Dit lid stelt duidelijk dat de toepassing van gijzeling de verschuldigdheid (de plicht tot betaling) niet opheft.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBAMS:2025:6139 - Rechtbank Amsterdam - 19 augustus 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:6140 - Rechtbank Amsterdam - 19 augustus 2025
ECLI:NL:HR:2025:1087 - Verjaring Wft-delict en maximering gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel - 8 juli 2025
De Hoge Raad verklaart het OM niet-ontvankelijk wegens absolute verjaring van een Wft-delict en doet dit uit doelmatigheid ook voor het nog niet verjaarde deel. Tevens wordt de duur van de gijzeling bij een schadevergoedingsmaatregel teruggebracht tot het wettelijk maximum van één jaar (360 dagen).
ECLI:NL:HR:2025:1118 - Hoge Raad - 8 juli 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:7260 - Rechtbank Amsterdam - 2 oktober 2025
ECLI:NL:HR:2025:1490 - Hoge Raad - 7 oktober 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:9638 - Rechtbank Limburg - 7 oktober 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:9651 - Rechtbank Limburg - 7 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18287 - Rechtbank Den Haag - 3 oktober 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5691 - Medeplegen van doodslag door jeugdige bij groepsgeweld met messen - 24 september 2025
Rechtbank Overijssel veroordeelt een jeugdige voor het medeplegen van doodslag en poging tot doodslag. De rechtbank oordeelt dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking omdat de verdachte actief en agressief deelnam aan het gevecht en een mes had, waardoor gezamenlijke verantwoordelijkheid ontstaat.