Terug naar bibliotheek
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2025:8926 - Rechtbank legt 36 maanden cel op voor MDMA-lab, wapenbezit en zware mishandeling - 17 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBLIM:2025:892617 september 2025

Essentie

De rechtbank Limburg veroordeelt een verdachte voor het voorbereiden van MDMA-productie, wapenbezit, zware mishandeling en vernieling. De rechtbank acht opzet op zwaar lichamelijk letsel bewezen door het met kracht meermalen slaan op de kaak, wat de aanmerkelijke kans op dergelijk letsel inhoudt.

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummers : 03/344200-24, 03/342211-24 (ttz.gev.), 03/261273-23 (ttz.gev.) en 03/265019-19 (tul)

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer van 17 september 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, thans gedetineerd in [PI] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.M.R. te Baerts, advocaat in Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 september 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

Het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft zich in parketnummer 03/342211-24 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de terechtzitting gehoord mr. K. Valkeneers, advocaat in Geleen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte: 03/344200-24 op 24 oktober 2024 in Heerlen *Feit 1:*voorwerpen en stoffen ter voorbereiding van de productie van MDMA en/of amfetamine voorhanden heeft gehad; *Feit 2:*een hoeveelheid MDMA aanwezig heeft gehad; *Feit 3:*een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad; *Feit 4:*een hoeveelheid elektriciteit, toebehorend aan [bedrijf] , heeft weggenomen door middel van braak;

03/342211-24 op 17 mei 2024 in Heerlen primair: aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht; subsidiair: heeft gepoogd aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen; meer subsidiair: [slachtoffer] heeft mishandeld, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;

03/261273-23 op 29 juli 2023 in Heerlen opzettelijk een ruit van een café, toebehorend aan [naam 1] , heeft vernield.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie 03/344200-24 De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft voor de feiten 1 en 2 verwezen naar de TCI informatie die aanleiding was voor een controle rondom de [adres 1] in Heerlen, naar het proces-verbaal van bevindingen dat rondom die locatie een anijsgeur is waargenomen en naar de goederen die op 24 oktober 2024 bij de doorzoeking van die locatie door de politie zijn aangetroffen. Voorts heeft zij verwezen naar het proces-verbaal van onderzoek van forensische opsporing en naar de rapporten van het NFI. Voor feit 3 heeft de officier van justitie verwezen naar de bekennende verklaring van de verdachte en naar het proces-verbaal van beschrijving van het wapen en de munitie. Met betrekking tot feit 4 heeft zij tot vrijspraak gerekwireerd, aangezien niet kan worden bewezen dat op 24 oktober 2024 daadwerkelijk elektriciteit is weggenomen.

03/342211-24 De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij aangevoerd dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij aangever klappen heeft gegeven en er is een aangifte. Het letsel van aangever is van dien aard dat dit als zwaar lichamelijk letsel moet worden gekwalificeerd, alleen al omdat aangever aan zijn kaak is geopereerd en hem nog een tweede operatie aan zijn kaak te wachten staat. De officier van justitie is uitgegaan van voorwaardelijk opzet, nu verdachte met het uitdelen van klappen op de kaak de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.

03/261273-23 De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ruit van het café van [naam 1] heeft vernield. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij verwezen naar de bekennende verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij een zwaaiende beweging heeft gemaakt met een barkruk in zijn hand en naar de aangifte en naar de verklaring van getuige [naam 2] .

3.2 Het standpunt van de verdediging 03/344200-24 De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 4. Met betrekking tot de voorbereidingshandelingen in het licht van de Opiumwet heeft de verdediging aangevoerd dat het dossier bewijs ontbeert dat de goederen bestemd waren voor het in de toekomst produceren van harddrugs en dat bij de verdachte de criminele intentie daartoe ontbrak. Ook met betrekking tot het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA heeft de verdediging aangevoerd dat het bewijs ontbreekt dat de verdachte van het aanwezig hebben van deze stof wist. De verdediging heeft met betrekking tot de gekwalificeerde diefstal van elektriciteit betoogd dat uit het dossier niet kan volgen dat er daadwerkelijk elektriciteit is weggenomen op of omstreeks de in de tenlastelegging opgenomen datum. Met betrekking tot feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

03/342211-24 De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van zware mishandeling of een poging daartoe. Primair heeft zij betoogd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de gebroken kaak heeft veroorzaakt. Subsidiair heeft zij betoogd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

03/261273-23 De verdediging heeft zich met betrekking tot dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.3 Het oordeel van de rechtbank 03/344200-24 [1] Vrijspraak feit 4 Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte op 24 oktober 2024 in Heerlen elektriciteit heeft weggenomen. De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.

Bewijsmiddelen feiten 1 en 2 Verbalisant [naam 3] heeft - zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd: Op donderdag 24 oktober 2024, omstreeks 06.45 uur, was ik aanwezig op de [adres 2] in Heerlen ter hoogte van huisnummer [huisnummer 1] . Bij het passeren van de open ruimte tussen de woning met huisnummer [huisnummer 2] en [huisnummer 1] rook ik een licht zoete geur gelijkend op anijs. Ambtshalve is het bekend dat bij het productieproces van synthetische drugs geuren vrij komen welke gelijkend zijn op anijs/amandel geur.[2]

Verbalisanten [naam 4] en [naam 5] hebben met betrekking tot de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning aan de [adres 1] in Heerlen - zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd: De doorzoeking werd door de rechter-commissaris geopend op donderdag, 24 oktober 2024, omstreeks 19:29 uur, en onderbroken op donderdag 24 oktober 2024 om 20:27 uur, hervat op vrijdag 25 oktober 2024 om 08:55 uur en gesloten op vrijdag 25 oktober 2024 omstreeks 17:36 uur. Tijdens de doorzoeking werden onder andere in beslag genomen aan verdovende middelen gerelateerde goederen in de garage.[3]

[naam 6] en [naam 7] , beiden werkzaam als expert (synthetische) drugs en precursoren, hebben een onderzoek ingesteld in het schuurtje, de tuin en de garage behorend bij de woning aan de [adres 1] in Heerlen. Zij hebben - zakelijk weergegeven- het volgende gerelateerd: Wij zagen dat de garage volledig was ingericht als een productieplaats voor synthetische drugs. In deze ruimte troffen wij chemicaliën en goederen aan zoals schone aceton in jerrycans, caustic soda, jerrycans met daarin vermoedend door de geur, methylamine. Ook troffen wij etiketten van zoutzuur aan en literflessen met methanol. Naast de aangetroffen chemicaliën troffen wij diverse hardware aan zoals vervuilde rvs ketels die elektrisch verwarmd konden worden, vervuilde vaten met vloeistof, en andere aanverwante goederen die gebruikt worden bij de vervaardiging van synthetische drugs.

Hieronder volgt een opsomming van een deel van de goederen die werden aangetroffen en bemonsterd. Deze monsters werden ter analyse overgebracht naar het NFI, afdeling verdovende middelen in Den Haag met de volgende vraagstelling: 1. Bevat het onderzoeksmateriaal Opiumwetsubstanties? 2. Bevat het onderzoeksmateriaal grondstoffen/hulpstoffen/tussenproducten voor de vervaardiging en/of bewerking van (synthetische) drugs? Opsomming monsters waarbij de LFO-code T is voor tuin, H is voor hal en G is voor garage.SIN AA1Y4812NL, code T2/T2-A, hoort bij een monster uit 4 jerrycans van 20 liter; SIN AAIY4813NL, code H2/H2-A, hoort bij een monster uit 4 groene 20 liter jerrycans; SIN AAIY4814NL, code H3/H3-A, hoort bij een monster uit 4 witte kleine jerrycans met rood etiket; SIN AAIY4815NL, code G3, hoort bij een monster uit 3 witte jerrycans van 5 liter; SIN AAIY4816NL, code G4/G4-A, hoort bij een monster uit 6 witte 20 liter jerrycans met blauwe dop; SIN AAIY4817NL, code G6/G6-A, hoort bij een monster uit 110 liter wit vat met rode dop; SIN AA1Y4818NL, code G10/G10-A, hoort bij een monster uit 6 jerrycans; SIN AAIY4819NL, code G12/G12-A, hoort bij een monster uit 1 zwarte jerrycan opdruk Ketel OL; SIN AAIY4899NL, code G15/G15-A, hoort bij een monster uit 4 stalen elektrisch te verwarmen ketels; SIN AAIY4898NL, code G23/G23-A, hoort bij een monster uit 1 vuilniszak; SIN AA1Y4897NL, code G25/G25-A, hoort bij een monster uit 1 witte 25 liter jerrycan.

In de hal zijn 11 rode 300 bar waterstofflessen aangetroffen, waarvan vijf zonder kop. Interpretatie LFO Op de locatie [adres 1] te Heerlen werden diverse goederen en chemicaliën aangetroffen welke gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van (synthetische) drugs en precursoren. De pre-precursor ethylesther van PMK-glycidezuur kan omgezet worden middels een sterke base zoals natriumhydroxide gevolgd door een sterk zuur zoals zoutzuur of fosforzuur naar PiperonylMethylKeton (PMK). PMK is de grondstof voor MDMA. De chemicaliën PMK, methylamine in methanol, platinaoxide en waterstofgas worden gebruikt bij de vervaardiging van MDMA met de hoge druk methode.[4]

Het Nederlands Forensisch Instituut heeft de monsters van de aangetroffen materialen onderzocht en de volgende resultaten gerapporteerd: SIN AAIY4812NL/T2/T2-A, lichtgele vloeistof, volgens opgave afkomstig uit 4 jerrycans van 20 liter: bevat methylamine in methanol; SIN AAIY4813NL/H2/H2-A, kleurloze vloeistof, volgens opgave afkomstig uit 4 groene 20 liter jerrycans met in totaal 80 liter: bevat methylamine in methanol; SIN AAIY4814NL/H3/H3-A, donkerbruine vloeistof, volgens opgave afkomstig uit 4 witte kleine jerrycans met rood etiket, totaal 20 liter: bevat MDMA in aceton; SIN AAIY4815NL/G3/G3-A, kleurloze vloeistof, volgens opgave afkomstig uit 3 witte jerrycans van 5 liter: bevat aceton; SIN AAIY4816NL/G4/G4-A, kleurloze vloeistof, volgens opgave afkomstig uit 6 witte 20 liter jerrycans met blauwe dop, totaal 120 liter: bevat fosforzuur; SIN AAIY4817NL/G6/G6-A, restant gele olieachtige vloeistof met crèmekleurig bezinksel, volgens opgave afkomstig uit 110 liter wit vat met rode dop: de olieachtige vloeistof bevat PMK; het bezinksel heeft een onbekende samenstelling; SIN AAIY4818NL/G10/G-10A, lichtgele vloeistof, volgens opgave afkomstig uit 6 jerrycans, totaal 130 liter: bevat methylamine en een lage concentratie MDMA in methanol; SIN AAIY4819NL/G12/G12-A, gele olieachtige vloeistof, volgens opgave afkomstig uit 1 zwarte jerrycan opdruk Ketel OL, geheel gevuld met 10 liter gele vloeistof: bevat PMK; SIN AAIY4899NL/G15/G15-A, donkerbruine olieachtige vloeistof met geel bezinksel, volgens opgave afkomstig uit 4 stalen elektrisch te verwarmen ketels, allen sterk vervuild. Van de restanten in de ketel werd een monster genomen: de olieachtige vloeistof bevat PMK en vermoedelijk piperonal, het bezinksel heeft een onbekende samenstelling; SIN AAIY4898NL/G23/G23-A, crèmekleurige poeder en brokjes, volgens opgave afkomstig uit 1 vuilniszak: bevat de ethylester van 'PMK-glycidezuur' en een lage concentratie van vermoedelijk een zout van 'PMK- glycidezuur'; SIN AAIY4897NL/G25/G25-A, bruine olieachtige vloeistof, volgens opgave afkomstig uit 1 witte 25 liter jerrycan: bevat MDMA en een lage concentratie PMK.

Conclusie Vraagstelling 1 In het onderzoeksmateriaal is MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) aangetoond. MDMA is vermeld op lijst I van de Opiumwet.

Vraagstelling 2 In het onderzoeksmateriaal zijn PMK (piperonylmethylketon), de ethylester van 'PMK-glycidezuur', methylamine, methanol, aceton, fosforzuur en vermoedelijk piperonal en een zout van 'PMK-glycidezuur' aangetoond. In relatie tot drugs is PMK een grondstof voor MDMA. In relatie tot drugs zijn zouten en esters van 'PMK-glycidezuur' (3-(l,3-benzodioxol-5-yl)-2-methyloxiraan-2-carbonzuur) grondstoffen voor PMK. Methylamine (in methanol) wordt in relatie tot drugs gebruikt als grondstof voor de vervaardiging van MDMA (uit PMK) of metamfetamine (uit BMK) met een reductieve aminering. Methanol, aceton en fosforzuur worden in de chemische industrie veelvuldig toegepast. In relatie tot drugs kunnen deze stoffen worden gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van diverse drugs. Piperonal is een grondstof voor PMK en MDA (tenamfetamine).[5]

Bewijsoverwegingen Bij de doorzoeking van het perceel gelegen aan de [adres 1] in Heerlen zijn diverse goederen en chemicaliën aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van (synthetische) drugs en precursoren. Ter plaatse zijn diverse monsters genomen die vervolgens door het NFI zijn onderzocht. Het NFI heeft de gestelde onderzoeksvragen aldus beantwoord dat met betrekking tot vraag 1 de aanwezigheid van MDMA in het onderzoeksmateriaal is aangetoond en met betrekking tot vraag 2 in het onderzoeksmateriaal PMK, de ethylester van 'PMK-glycidezuur', methylamine, methanol, aceton, fosforzuur en vermoedelijk piperonal en een zout van 'PMK-glycidezuur' zijn aangetoond. Deze stoffen worden omschreven als hetzij grondstoffen voor de productie van MDMA (PMK, zouten en esters van ‘PMK-glycidezuur en methylamine) hetzij stoffen (methanol, aceton en fosforzuur) die kunnen worden gebruikt bij de vervaardiging of bewerking van diverse drugs.

Het kan niet anders dan dat de aanwezigheid van al deze goederen en chemicaliën, met name gezien de combinatie daarvan, bedoeld is voor toekomstige productie van MDMA. Het verweer van de zijde van de verdediging dat de aangetroffen voorwerpen louter overblijfselen zijn van een oude productielocatie, dat het bewijs ontbreekt dat de goederen bestemd waren voor toekomstige productie en dat bij de verdachte de criminele intentie op een toekomstig productieproces ontbrak, kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Dat geen sprake is van enkel restafval blijkt alleen al uit het feit dat vele volledig gevulde jerrycans met schone grondstoffen en gevulde, ongeopende, waterstofflessen zijn aangetroffen. Bovendien is de voorraad aan chemicaliën nagenoeg compleet om een productie te kunnen starten én is een deel van de benodigde hardware aanwezig. De opzet van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank derhalve evident gericht op de toekomstige productie van MDMA.

De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad voor het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en/of vervaardigen van MDMA en dat hij een hoeveelheid MDMA aanwezig heeft gehad. Die MDMA heeft de verdachte ook opzettelijk aanwezig gehad. Immers, door het aanwezig hebben van goederen die (voor een deel) gebruikt zijn bij een productieproces van synthetische drugs, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat daarin ook (sporen van) synthetische drugs (in dit geval MDMA) aanwezig zijn.

Feit 3: Aangezien de verdachte dit feit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:

03/342211-24 [6] Bewijsmiddelen Aangever [slachtoffer] heeft - zakelijk weergegeven - in zijn aangifte van 12 juni 2024 het volgende verklaard: Op vrijdag 17 mei 2024 bevond ik mij in café ‘ [naam 8] ’ gelegen aan de [adres 3] in Heerlen. Omstreeks 21:10 uur, zag ik dat [verdachte] het café binnen liep. Hij sprak mij aan en vroeg of ik even naar het toilet wilde komen. We liepen samen richting het herentoilet. Eenmaal op het herentoilet hoorde ik hem zeggen: “nu effe de hoek in". En toen voelde ik dat [verdachte] mij een flinke duw gaf. Dit was echt nabij het toilet zelf. Als je binnen komt heb je eerst twee urinoirs daarna krijg je het toilet zelf. Dit toilet is vrij klein en derhalve kon ik geen kant meer uit. Ik zag dat [verdachte] zelf op nog geen halve meter van mij vandaan stond nabij de wasbak. Ik had maar een ruimte van ongeveer 80 centimeter. Ik kwam toen terecht in de hoek van het heren toilet met mijn rug naar de muur. Daarna heb ik een aantal flinke klappen moeten incasseren. Ik zag dat [verdachte] zijn vuisten balde en dat hij met enige kracht in de linkerhelft van mijn gezicht sloeg. Ik voelde meteen een sterke pijnprikkel ter hoogte van mijn linkerwang. Daarna zag ik dat hij nogmaals met enige kracht met gebalde vuist op mijn neus sloeg waar ik wederom een sterke pijnprikkel voelde. Hij heeft toen achter elkaar met zijn linker en rechter gebalde vuist geslagen. Dat ging allemaal heel snel. Ik riep een paar keer "stop hiermee" echter [verdachte] bleef maar doorgaan. Hij sloeg zelfs met een gebalde vuist onder mijn kaak met enige kracht en aan de rechterzijkant van mijn lichaam. Dit deed allemaal heel erg veel pijn. Dit heeft hij een paar keer herhaald. Ik heb zelf niet gezien dat ik op dat moment al heel heftig aan het bloeden was. Nadien lag overal op de wc ruimte bloed van mij op de grond en tegen de muren. Mijn kaak doet nu nog steeds heel veel pijn. Ik kan nog steeds niet goed eten en mijn mond niet ver openen. Ik ben daags nadien naar het ziekenhuis in Heerlen gegaan bij de huisartsenpost. Ik had overal zichtbare zwellingen in mijn gezicht met name bij mijn onderste kaak en kin.

Verbalisant [naam 9] heeft bij het opnemen van de aangifte het volgende verklaard: Ik zie dat meneer nog steeds een soort abces aan de linkerzijde van zijn kin heeft. En tevens zie ik dat meneer zijn mond wat scheef staat als hij praat. Meneer vertelt ook dat hij dit voor het incident niet had.[7]

Naar aanleiding van een telefoongesprek met [slachtoffer] op 15 juni 2024 heeft verbalisant [naam 10] - zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd: [slachtoffer] deelde mij mede dat hij gisteren een gesprek heeft gehad met zijn arts. [slachtoffer] gaf te kennen dat zijn onderkaak gebroken is en dat de aanhechting van de boven- naar de onderkaak gebroken is. Hij zal op 20 juni 2024 geopereerd worden. Op dit moment is de kaak ontstoken. Het herstel duurt normaal 6 tot 8 weken, maar de arts verwacht dat het langer zal duren, ongeveer 12 weken. [slachtoffer] gaf te kennen dat hij lange tijd na de operatie niet mag en kan praten en dat hij lange tijd gepureerd voedsel zal moeten eten.[8]

De medische gegevens met betrekking tot [slachtoffer] , opgemaakt door [naam 11] , arts, bevatten de volgende passages: 18-05-2024: P ingekomen, medisch Huisartsenpost - OZL (huisartsenpost OZL), MEDVRY, Trauma/letsel (P) Overleg SEH arts: geen indicatie voor CT cerebrum. In overleg met dhr: foto van de kaak mag, maar ik voel nu geen fractuur. Wellicht geluxeerd geweest. Of nu foto, of naar huis met pijnstilling en indien klachten, zorgen, toename pijn etc: retour. Dhr. kiest voor het laatste.

22-05-2024: S Is in elkaar geslagen. Geslagen op hoofd, kaak links en ribben rechts. Niet buiten bewustzijn geweest, niet gebraakt. neemt pcm en ibuprofen voor de pijn. KAn niet goed slapen vanwege de pijn. Kortademig- O Brilhaematoom bdz, zwelling kaak en mond links, haematomen thorax rechts.VAG alle velden, compressiepijn thorax E diverse kneuzingen P pijnmedicatie geoptimaliseerd; promethazine tijdelijk voor de nacht . Gesprek over mishandeling

29-05-2024: S Ziet slechter sinds klap tegen kaak. Mn dichtbij heeft hij meer moeite. Hij merkt dit aan de telefoon. Geen vlekken of flitsen. Geen dubbelbeelden. O ODS; bdz arcus lipoides. E hypermetropie P su B. [naam 12] ivm hypermetropie, mi niet agv klap tegen het hoofd. lab CVRM gezien cholsterolemie in VG bij hypertensie. Bij afwijkende labwaardne mn verhoogd cholesterol ed; inplannen poh-somatiek voor evaluatie S Zwelling kaak was flink dikker geworden en is in het weekend ontlast. Bruin vocht en wondvocht/pus. Nu gestopt. De wond zelf is nog wat rood, kaak eronder geen fluctuerende zwelling wel nog wat hard. E impetigo kin P MED: Apotheek Hoensbroek 29-05-2024 FUSIDINEZUUR CF CREME 20MG/G 3D CR ABR 15 gram (Inv: EVS) (Aut: EVS) S [naam 13] tel; Dhr belt nav onderstaande. Valt hem nu op dat hij minder goed ziet. geeft verder aan dat kin nog beetje blijft etteren, zwelling is wel minder. HV: Wat moet ik hier verder mee doen? E trauma P iom drs. van Steenbergen: vandaag even na laten kijken

12-06-2024: S veel last van tanden en kaak. Gevoel dat er iets niet klopt in de onderkaak. Komt retour su vrijdag zn beeldvorming. Wil graag een uitdraai van de consulten na het mishandeling incident. E trauma

14-06-2024: S [naam 15] tel: is zwaar mishandeld geworden. is doorgestuurd voor een foto van de kaak. kaak is op 2 plekken gebroken. aankomende donderdag wordt hij geopereerd E pijn onderkaak P doorgegeven aan drs. van steenbergen S wond blijft pus/bloed produceren heeft veel pijn thv ondertanden en mondbodem. Destijds na mishandeling geen scan gemaakt. Zwelling is een stuk minder. O Wond/zwelling thv van de kin links, riekt. Ondertanden staan iet in een rechter rij. Drukpjn bij palp voorste tandenrij. E pijn onderkaak P fractuur onderkaak? ontsteking thv wond? iom kaak chir 13 uur poli P Zorgdomeinverwijzing, [dossiernummer] , zh:Zuyderland, Medisch Centrum, spe: Mondziekten en kaakchirurgie, reden:Trauma aangezichtspathologie[9]

Drs. M. Timmermans, MKA-chirurg, heeft naar aanleiding van het consult van [slachtoffer] op 14 juni 2024 het volgende aan diens huisarts bericht: Diagnose Trauma capites (betrokkenheid met handgemeen) op 17-05-2024 waarbij een verplaatste & geinfecteerde paramediane mandibula fractuur links en niet- verplaatste fractuur collum mandibula rechts is ontstaan.

Beleid Noodzaak voor open reductie met interne fixatie van de paramediane mandibulafractuur links, aanbrengen van intermaxillaire fixatie ter stabilitatie van de fractuurdelen in narcose. Nu starten met augmentin 625 3dd1 om de infectie te beteugelen.[10]

De verdachte heeft ter terechtzitting van 3 september 2025 - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard: Ik ben op 17 mei 2024 in café ‘ [naam 8] ’ in Heerlen geweest. Ik heb aangever in het café aangesproken en ben vervolgens met hem naar het herentoilet gelopen. Daar heb ik gezegd dat hij van mijn ex-vrouw af moest blijven. Ik was zo boos dat ik aangever klappen in het gezicht heb gegeven.

Bewijsoverwegingen De verdachte heeft bekend dat hij op 17 mei 2024 in de toiletruimte van café ‘ [naam 8] ’ in Heerlen meerdere klappen in het gezicht heeft uitgedeeld aan [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft een uitgebreide verklaring afgelegd hoe een en ander zich heeft afgespeeld. De verdachte heeft [slachtoffer] onder meer meermaals met gebalde vuisten in het gezicht, in het bijzonder op zijn kaak, geslagen. [slachtoffer] heeft verklaard dat het flinke klappen waren en dat de verdachte maar bleef doorgaan met slaan. [slachtoffer] heeft na afloop meerdere artsen geconsulteerd die hun bevindingen hebben vastgelegd.

De rechtbank begrijpt de medische informatie aldus dat het letsel van [slachtoffer] op 18 mei 2024 bij de huisartsenpost is gezien. Op dat moment is geen fractuur geconstateerd, maar is de inschatting gemaakt dat het kaakgewricht wellicht geluxeerd was geweest. Uit de aantekeningen in het verslag van de huisarts leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] zich vervolgens meermaals met pijnklachten aan zijn kaak is blijven melden en dat er op enig moment ook sprake was van een ontsteking. Nadat is besloten om [slachtoffer] te verwijzen naar de kaakchirurg, heeft op 14 juni 2024 een consult plaatsgevonden waarbij is geconstateerd dat er sprake was van een verplaatste geïnfecteerde fractuur aan de linkerzijde van de kaak en van een niet verplaatste fractuur aan de rechter zijde van de kaak. Toen is gebleken dat een operatie om de kaak vast te zetten en een behandeling om de infectie te beteugelen noodzakelijk was.

De rechtbank kan de verdediging niet volgen voor zover het causale verband tussen de door de verdachte gegeven klappen en het letsel van [slachtoffer] wordt betwist. De verbalisant die de aangifte van [slachtoffer] heeft opgenomen, heeft al geconstateerd dat [slachtoffer] een zwelling op zijn gezicht had en zijn mond scheef stond als hij praatte. Vervolgens is uit de aangifte en de medische informatie gebleken dat [slachtoffer] van meet af aan klachten aan zijn kaak bleef houden die uiteindelijk het gevolg bleken te zijn van twee breuken in de kaak. Het kan niet anders dan dat die breuken het gevolg zijn van de klappen op het gezicht van [slachtoffer] . Voor zover de verdediging heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wordt dit verweer evenmin door de rechtbank gevolgd. Uit de medische gegevens kan worden afgeleid dat de verdachte [slachtoffer] met behoorlijke kracht in zijn gezicht moet hebben geslagen. Hij heeft met die klappen immers twee breuken veroorzaakt en aangever heeft ook verklaard dat het flinke klappen waren. Uit de aangifte leidt de rechtbank bovendien af dat de verdachte aangever zeer veelvuldig met zijn beide vuisten in het gezicht en ook meermaals aan de onderzijde van de kaak heeft geslagen. Aangever heeft verklaard dat de verdachte maar bleef doorgaan met slaan, ondanks een smeekbede aan de zijde van de aangever om te stoppen. Door met behoorlijke kracht zeer veelvuldig met gebalde vuisten in het gezicht en aan de onderzijde van de kaak te slaan, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan, welke kans zich ook heeft verwezenlijkt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een gebroken kaak.

03/261273-23 [11] Aangezien de verdachte dit feit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:

3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

03/344200-24

1 op 24 oktober 2024 te Heerlen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten - het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en/of vervaardigen van MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, te weten - één of meerdere (waterstof)gasflessen, - één of meerdere waterstofflessen, - één of meerdere (gebruikte en/of vervuilde) jerrycans (in verschillende formaten), - één of meerdere elektrisch te verwarmen ketels, - één of meerdere emmers, - één of meerdere vaten, - één of meerdere koolstoffilters met slakkenhuis, - een vuilniszak met aluminium precursorzakken bevattende de ethylester van PMK-glycidezuur, - diverse (laboratorium)benodigdheden, te weten één of meerdere temperatuurmeters, schroefmachine, vacuümpompen, elektrische weegschaal, waterstofglas cilinderkop, maatbekers, vultrechters en/of glaswerk, en/of - chemicaliën en/of grondstoffen bestemd voor de productie van MDMA en/of PMK, in elk geval synthetische drugs en/of precursoren, te weten (grote hoeveelheden) caustic soda, methylamine in methanol, aceton, fosforzuur, methanol, PMK en/of zoutzuur, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;

2 op 24 oktober 2024 te Heerlen opzettelijk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten een hoeveelheid MDMA (al dan niet in aceton) aanwezig heeft gehad;

3 op 24 oktober 2024 te Heerlen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Mauser, kaliber 7.65 millimeter Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van pistool en (bijbehorende) munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;

03/342211-24 primair op 17 mei 2024 te Heerlen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht door die [slachtoffer] te slaan;

03/261273-23 op 29 juli 2023 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een café, toebehorend aan [naam 1] , heeft vernield.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

03/344200-24 Feit 1 om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit

Feit 2 opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod

Feit 3 handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III

03/342211-24 primair zware mishandeling

03/261273-23 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De straf en de maatregel

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden op te leggen, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij gevorderd aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] op te leggen en dit contactverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Nu de verdachte bereid is hieraan mee te werken, bepleit de verdediging oplegging van een deels voorwaardelijke straf met oplegging van de voorwaarden als door de reclassering geadviseerd in het rapport van 1 augustus 2025.

6.3 Het oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van de productie van MDMA en aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid MDMA, hij heeft een pistool en bijbehorende munitie voorhanden gehad en hij heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling en aan vernieling.

De eerste drie strafbare feiten wijzen erop dat de verdachte zich bevindt in het verdovende middelen milieu. Het voorbereiden van de productie van MDMA heeft schadelijke gevolgen voor de maatschappij en voor de gezondheid van de individuele gebruiker. Immers, de geproduceerde MDMA zal worden verhandeld en gebruikt. Bovendien werkt het verkeren in het criminele milieu andere strafbare feiten in de hand, zoals in het onderhavige geval het voorhanden hebben van een pistool, geladen en binnen handbereik. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder voor overtredingen van de Opiumwet en van de Wet wapens en munitie is veroordeeld. Dit heeft er niet toe geleid dat de verdachte hier lering uit heeft getrokken. Sterker nog, de verdachte geeft ook nu nauwelijks openheid van zaken.

De verdachte heeft bovendien op momenten die voor vertier zijn bedoeld, namelijk bij het bezoeken van een café, een strafbaar feit gepleegd. De verdachte heeft in het bijzijn van andere cafébezoekers de ruit van een café vernield. Een vervelend feit omdat hier schade uit is voortgevloeid. Veel zwaarder in de strafmaat weegt echter, dat hij [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld. De verdachte heeft [slachtoffer] zo hard en zo veelvuldig geslagen dat diens kaak op twee plekken gebroken is en dat operatief ingrijpen noodzakelijk is geweest. De pijn en het leed dat daarmee gepaard zijn gegaan, lijken verdachte niet te deren. Ondanks het feit dat hij zich ter terechtzitting van 3 september 2025 bereid heeft verklaard de schade die [slachtoffer] heeft geleden te vergoeden, heeft hij laten doorschemeren dat hij vindt dat [slachtoffer] overdrijft. Dat heeft geen pas, aangezien [slachtoffer] op dit moment, een jaar en vier maanden na het plegen van het feit, nog steeds klachten ervaart en in de nabije toekomst nog een tweede operatie aan zijn kaak zal moeten ondergaan. Of en in hoeverre volledig herstel zal optreden is daarmee nog ongewis. Uit het strafblad van verdachte blijkt bovendien dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een ernstig gewelddelict (poging zware mishandeling) in 2023 en dat hij ter zake nog in een proeftijd liep van een deels voorwaardelijke straf.

De rechtbank ziet evenmin reden om een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen, nu een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf de verdachte er niet van heeft weerhouden nu opnieuw strafbare feiten te plegen, waaronder wederom een ernstig geweldsdelict. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte - conform de eis van de officier van justitie - een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer] en bevelen dat die maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Gelet op het strafblad van de verdachte en op de bewezenverklaring van onderhavige feiten moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens [slachtoffer] .

Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7 De benadeelde partij [slachtoffer] (in parketnummer 03/342211-24)

7.1 De vordering van de benadeelde partij De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van in totaal € 8.535,00. Een bedrag van € 1.035,00 ziet op materiële schade, bestaande uit de posten ‘daggeldvergoeding’ ten bedrage van € 35,00 en ‘toekomstig’ ten bedrage van € 1.000,00. Voor immateriële schade wordt een bedrag van € 7.500,00 gevorderd.

De benadeelde partij heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar.

7.3 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair deze toe te wijzen tot een bedrag van maximaal € 2.500,00.

7.4 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de zware mishandeling materiële schade heeft geleden in de vorm van een daggeldvergoeding ter hoogte van € 35,00. Toekomstige schade acht de rechtbank niet toewijsbaar, met dien verstande dat wel voldoende is onderbouwd dat [slachtoffer] op 8 oktober 2025 een nieuwe operatie moet ondergaan, waarbij de eerder geplaatste schroeven in de onderkaak en plaatjes (onder en boven) moeten worden vervangen. Nu deze ingreep vaststaat en vaststaat dat de verdachte op die dag ten behoeve van die ingreep zal worden opgenomen in het ziekenhuis, zal hiervoor ook een dagvergoeding van € 35,00 ter zake toekomstige schade worden toegewezen. Nu de andere toekomstige materiële schade onbepaald is gebleven, zal de rechtbank [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering voor zover die ziet op de post “toekomstige schade”, zodat voor dat deel van de vordering de weg naar de burgerlijke rechter openstaat.

De wet regelt in artikel 6:106 BW de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens artikel 6:106 lid 1 BW komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel in aanmerking:

Op grond van de onderbouwing van de immateriële schade in het voegingsformulier, hetgeen ter terechtzitting door de benadeelde partij naar voren is gebracht én de bewezenverklaring van de zware mishandeling, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van lichamelijk letsel. De rechtbank zal de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 7.500,00 euro.

De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen en zal ook de gevorderde wettelijke rente toewijzen.

8 De vordering tenuitvoerlegging 03/265019-19

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van het bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 17 februari 2023 voorwaardelijk opgelegde strafdeel van een gevangenisstraf van 105 dagen.

8.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging toewijsbaar is aangezien de verdachte onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd.

8.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft primair verzocht om de proeftijd te verlengen zonder de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf te gelasten. Subsidiair heeft zij verzocht de gevangenisstraf van 105 dagen om te zetten in een taakstraf van 220 uren. Meer subsidiair heeft zij verzocht slechts een gedeelte van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel ten uitvoer te leggen.

8.3 Het oordeel van de rechtbank Nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op zijn plaats is. De rechtbank ziet geen aanleiding om de proeftijd te verlengen zonder tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf te gelasten en evenmin om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. De verdachte is tot drie keer toe in de fout gegaan, namelijk op 29 juli 2023, op 17 mei 2024 en op 24 oktober 2024. Er is kennelijk sprake van een patroon waarin de verdachte keer op keer strafbare feiten blijft plegen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte biedt voor een andere afdoening. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelasten.

9 Het beslag

Het onder parketnummer 03/344200-24, feit 3, in beslag genomen pistool en de bijbehorende munitie zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het feit hiermee is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 38v, 55, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11 De beslissing

De rechtbank: Vrijspraak

  • spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder parketnummer 03/344200-24, feit 4;

Bewezenverklaring

Strafbaarheid

Straf

Contactverbod ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht

  • gelast de tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 17 februari 2023 onder parketnummer 03/265019-19 voorwaardelijk opgelegde strafdeel, te weten een gevangenisstraf van 105 dagen;

Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel (parketnummer 03342211-24)

  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van een bedrag van € 7.570,00, bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 70,00 en immateriële schade ter hoogte van

€ 7.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;

Beslag (parketnummer 03/344200-24, feit 3)

  • onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:

  • wapen, voorwerpnummer G1750020;

  • munitie.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en mr. M. el Jerrari, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 september 2025.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

03/344200-24

1 hij, op of omstreeks 24 oktober 2024 te Heerlen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten - het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, vervaardigen en/of verstrekken en/of vervoeren van MDMA en/of amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, te weten - één of meerdere (waterstof)gasflessen, - één of meerdere waterstofflessen, - één of meerdere (gebruikte en/of vervuilde) jerrycans (in verschillende formaten), - één of meerdere elektrisch te verwarmen ketels, - één of meerdere emmers, - één of meerdere vaten, - één of meerdere koolstoffilters met slakkenhuis, - een vuilniszak met aluminium precursorzakken bevattende de ethylester van PMK-glycidezuur, - diverse (laboratorium)benodigdheden, te weten één of meerdere temperatuurmeters, schroefmachine, vacuümpompen, elektrische weegschaal, waterstofglas cilinderkop, maatbekers, vultrechters en/of glaswerk, en/of - chemicaliën en/of grondstoffen bestemd voor de productie van MDMA en/of PMK, in elk geval synthetische drugs en/of precursoren, te weten (grote hoeveelheden) caustic soda, methylamine in methanol, aceton, fosforzuur, methanol, PMK en/of zoutzuur, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit; ( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet )

2 hij, op of omstreeks 24 oktober 2024 te Heerlen al dan niet opzettelijk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten een hoeveelheid MDMA (al dan niet in aceton) aanwezig heeft gehad; ( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )

3 hij, op of omstreeks 24 oktober 2024 te Heerlen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Mauser, kaliber 7.65 millimeter Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of (bijbehorende) munitie van categorie III en/of een patroonmagazijn, althans een onderdeel het voornoemde vuurwapen voorhanden heeft gehad; ( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )

4 hij, op of omstreeks 24 oktober 2024 te Heerlen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] in elk geval een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking; ( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

03/342211-24 hij op of omstreeks 17 mei 2024 te Heerlen, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht door die [slachtoffer] te slaan; (Artikel art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij, op of omstreeks 17 mei 2024 te Heerlen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft hij die [slachtoffer] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij, op of omstreeks 17 mei 2024 te Heerlen, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak ten gevolge heeft gehad; (Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

03/261273-23 hij op of omstreeks 29 juli 2023 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een café, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LBRAA24223-11, gesloten op 8 januari 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 206.

Proces-verbaal van bevindingen van 24 oktober 2024, pagina 8.

Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 28 oktober 2024, pagina 23 en 24.

Proces-verbaal van bevindingen LFO van 19 november 2024, pagina 129 tot en met 134.

Rapport NFI van 17 januari 2025, pagina 1 tot en met 6 (aanvulling op het procesdossier, afzonderlijk opgemaakt).

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2024088747, gesloten op 31 oktober 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 38.

Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 12 juni 2024, pagina 5 en 6.

Proces-verbaal van bevindingen van 15 juni 2024, pagina 11.

Medische informatieverstrekking door Gezondheidscentrum Hoensbroek-Noord van 18 juni 2024, pagina 35 tot en met 37.

Medische informatie Zuyderland, Poli Kaakchirurgie, van 25 juni 2024, pagina 38.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2023118742, gesloten op 25 september 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 21.


Voetnoten

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LBRAA24223-11, gesloten op 8 januari 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 206.

Proces-verbaal van bevindingen van 24 oktober 2024, pagina 8.

Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 28 oktober 2024, pagina 23 en 24.

Proces-verbaal van bevindingen LFO van 19 november 2024, pagina 129 tot en met 134.

Rapport NFI van 17 januari 2025, pagina 1 tot en met 6 (aanvulling op het procesdossier, afzonderlijk opgemaakt).

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2024088747, gesloten op 31 oktober 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 38.

Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 12 juni 2024, pagina 5 en 6.

Proces-verbaal van bevindingen van 15 juni 2024, pagina 11.

Medische informatieverstrekking door Gezondheidscentrum Hoensbroek-Noord van 18 juni 2024, pagina 35 tot en met 37.

Medische informatie Zuyderland, Poli Kaakchirurgie, van 25 juni 2024, pagina 38.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2023118742, gesloten op 25 september 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 21.