ECLI:NL:RBDHA:2025:17719 - Rechtbank Den Haag - 26 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team handel - voorzieningenrechter
Zaak- / rolnummer: C/09/689716 / KG ZA 25-788
Vonnis in kort geding van 26 september 2025
in de zaak van
MEVROUW [partij A ] H.O.D.N. [handelsnaam] te [woonplaats] , eiseres in conventie, verweerster in reconventie, advocaat mr. W. Boeters te Rotterdam,
tegen:
EICHHOLTZ B.V. te Noordwijk, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat mr. D.E. Stols en mr. L.M. van Schuylenburch te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [partij A ] ’ en ‘Eichholtz’. Eiseres in conventie tevens verweerster in reconventie in dit geding is mevrouw [partij A ] (hierna: mevrouw [partij A ] ) handelend onder de naam [handelsnaam] (hierna: [handelsnaam] ). [handelsnaam] is een eenmanszaak. De heer [naam] is de partner van mevrouw [partij A ] en zij werken samen voor [handelsnaam] . De heer [naam] heeft al het contact met Eichholtz onderhouden en de door hem gestelde afspraken met Eichholtz, namens [handelsnaam] , gemaakt. De heer [naam] is formeel zelf geen partij in dit kort geding. Bij de zitting was alleen de heer [naam] aanwezig en hij was namens mevrouw [partij A ] en [handelsnaam] gemachtigd om namens hen op te treden. Gelet op het voorgaande wordt de eisende partij in conventie en verwerende partij in reconventie (verder) aangeduid als [partij A ] in mannelijk enkelvoud.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties 1 tot en met 10;- de conclusie van antwoord, tevens houdende een eis in reconventie met producties 1 tot en met 25;
-
de aanvullende producties 11 tot en met 14 van [partij A ] ;- de op 10 september gehouden mondelinge behandeling, waarbij namens beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2. Tijdens de zitting is de datum voor vonnis bepaald op vandaag.
2 De feiten in conventie en reconventie
2.1. Eichholtz is een Nederlands bedrijf dat zich heeft gespecialiseerd in de productie en groothandel van luxe designmeubelen, verlichting en woonaccessoires. Eichholtz levert haar producten wereldwijd aan particulieren en bedrijven via ongeveer 2.000 zelfstandige wederverkopers. Eichholtz heeft geen eigen winkels en werkt uitsluitend met zelfstandige wederverkopers. In Noordwijkerhout is een showroom met de meest actuele producten uit het Eichholtz-assortiment.
2.2. [partij A ] runde voorheen een interieurwinkel in Antwerpen waar hij (onder andere) Eichholtz-producten verkocht. De B.V. achter die winkel is op 28 juli 2022 failliet verklaard. In 2023 hebben [partij A ] en Eichholtz gesproken over een samenwerking waarbij [partij A ] in Nederland een winkel zou exploiteren.
2.3. Partijen spraken uiteindelijk mondeling af dat [partij A ] in een pand in [woonplaats] outletproducten van Eichholtz zou gaan verkopen. Het zou gaan om nieuwe producten die weliswaar in bruikbare conditie verkeren, maar niet aan de hoge standaarden van Eichholtz voldoen (retouren, producten met kleine productiefouten, producten met (kleine) sporen van schade, producten die uit het assortiment zijn gehaald, en restvoorraad van modellen uit niet-courante collecties).
2.4. De outletproducten van Eichholtz worden opgeslagen in een outletmagazijn op een industrieterrein in Noordwijkerhout. [partij A ] mocht de producten in het outletmagazijn selecteren, inkopen en in de winkel in [woonplaats] doorverkopen. Later spraken partijen af dat [partij A ] ook met klanten een bezoek mocht brengen aan het outletmagazijn, waarbij [partij A ] dit bezoek van te voren bij Eichholtz moest aankondigen.
2.5. Op 11 oktober 2023 heeft [partij A ] een huurovereenkomst per 1 november 2023 voor het pand in [woonplaats] gesloten en daarna het pand laten verbouwen en inrichten.
2.6. [partij A ] plaatste orders bij Eichholtz door te mailen naar het salesteam Benelux/Scandinavië van Eichholtz. Eichholtz bevestigde de bestelling door middel van het terugsturen van een pro forma factuur.
2.7. In de periode van mei 2024 tot en met oktober 2024 hebben Eichholtz en [partij A ] diverse e-mails naar elkaar gestuurd over openstaande facturen van Eichholtz aan [partij A ] en de betaling daarvan. Eichholtz heeft ook diverse overzichten van de openstaande facturen aan [partij A ] verstrekt. [partij A ] heeft deze openstaande facturen tot op heden niet betaald.
2.8. Omdat betaling uitbleef heeft Eichholtz [partij A ] eind 2024 laten weten dat [partij A ] niet meer welkom was in de bedrijfsruimten van Eichholtz, waaronder het outletmagazijn. In maart 2025 hebben partijen nog mailcontact gehad over het voortzetten van de samenwerking, onder voorwaarde dat er een betaalplan zou worden opgesteld. Na overleg kwamen partijen niet tot een nader vergelijk.
2.9. Eichholtz heeft [partij A ] in een e-mail van 14 mei 2025 gewezen op een openstaande vordering op [partij A ] van in totaal € 95.962,70. Eichholtz gaf [partij A ] – kort gezegd – de optie (1) om de samenwerking voort zetten waarbij partijen de bij de e-mail gevoegde schriftelijke outletdistributieovereenkomst zouden aangaan en waarbij de openstaande facturen per ommegaande werden betaald; en de optie (2) om de samenwerking te beëindigen waarbij Eichholtz alle niet betaalde outletartikelen bij [partij A ] zou ophalen en waarna [partij A ] niet langer gerechtigd zou zijn outletartikelen van Eichholtz te verkopen.
2.10. DAS reageerde namens [partij A ] op 3 juni 2025 per brief waarin onder meer staat:
“Het door u opgestelde conceptcontract is voor cliënt onder de gegeven omstandigheden niet aanvaardbaar. (…) Op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst, alsmede op grond van artikel 6:248 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek, bent u gehouden uw contractuele verplichtingen na te komen. Dit betekent concreet dat u cliënt opnieuw toegang dient te verlenen tot uw showroom, onder de oorspronkelijke voorwaarden, en dat u zorg draagt voor aanvulling van de voorraad outletartikelen die door cliënt worden afgenomen. Pas wanneer u deze verplichtingen weer daadwerkelijk en structureel bent nagekomen, zal cliënt in staat zijn om de openstaande vorderingen aan uw zijde (gedeeltelijk dan wel volledig) te voldoen. (…)”
2.11. Op 5 juni 2025 stuurde Eichholtz een e-mail naar [partij A ] waarin onder meer staat:
“Hierbij stellen wij u in gebreke en sommeren wij u binnen 5 dagen alsnog de facturen te voldoen. Het gaat om een totaalbedrag van € 95.962,70 inclusief BTW.”
2.12. Omdat betaling uitbleef heeft Eichholtz per e-mail van 11 juni 2025 de overeenkomst met [partij A ] ontbonden. Partijen hebben daarna nog contact gehad over een mogelijke oplossing, maar kwamen niet tot een nader vergelijk. [partij A ] is daarna tot dagvaarden in kort geding overgegaan. Op 28 augustus 2025 heeft [partij A ] voor € 325.000,00 conservatoir derdenbeslag doen leggen ten laste van Eichholtz op bankrekeningen van Eichholtz.
3 Het geschil
in conventie
3.1. [partij A ] vordert de voorzieningenrechter, zakelijk weergegeven, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- Eichholtz te veroordelen om binnen 24 uur de samenwerkingsovereenkomst van
19 mei 2025 na te komen, en alle verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst volledig en naar behoren uit te voeren;
- Eichholtz te verbieden om de samenwerkingsovereenkomst / Non-exclusive Outlet Distribution overeenkomst eenzijdig op te zeggen zonder inachtneming van de contractueel overeengekomen opzegtermijn en voorwaarden;
beide vorderingen op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag waarop Eichholtz met het gevorderde in gebreke blijft, met een maximum van € 250.000,00;
- Eichholtz te veroordelen in de proceskosten.
3.2. Daartoe voert [partij A ] – samengevat – het volgende aan. Tussen [partij A ] en Eichholtz bestond een duurzame distributieovereenkomst die partijen verplichtte tot wederzijdse samenwerking en loyaliteit. [partij A ] heeft structureel uitvoering gegeven aan deze samenwerking. Partijen kwamen overeen – althans uit de gang van zaken en de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan de samenwerking volgt – dat [partij A ] de openstaande betaalverplichtingen jegens Eichholtz gefaseerd mocht voldoen, in lijn met de gerealiseerde omzet uit de nieuwe winkel. Er was in feite sprake van een zogenaamde kredietregeling of opschorting van betaling waar Eichholtz mee het ingestemd. [partij A ] heeft zich gehouden aan de afspraken, investeringen gedaan, personeel aangenomen en promotionele activiteiten uitgevoerd, in gerechtvaardigd vertrouwen dat Eichholtz zich ook aan de gemaakte afspraken zou houden. Eichholtz heeft daarentegen in strijd met de redelijkheid en billijkheid eenzijdig en plotseling de samenwerking beëindigd zonder geldige grond, een redelijke opzegtermijn of compensatie. De door Eichholtz gestelde gronden zijn door [partij A ] gemotiveerd betwist en zijn noch eerder kenbaar gemaakt, noch met concrete waarschuwingen of ingebrekestellingen onderbouwd. Hierdoor heeft Eichholtz het vertrouwensbeginsel geschonden en is zij toerekenbaar tekortgeschoten. Conform artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (BW) is Eichholtz voor de toerekenbare tekortkoming schadeplichtig jegens [partij A ] . De schade van [partij A ] bestaat uit reeds gedane investeringen (verbouwingskosten, inrichting, displays en marketing), het verlies aan verwachte exploitatie-inkomsten en de doorlopende verplichtingen zoals de huur en het personeel die zonder de samenwerking zinledig zijn geworden. [partij A ] begroot de schade voorlopig op minimaal € 250.000,00. Voor zover Eichholtz zich op het standpunt stelt dat geen bindende overeenkomst tot stand is gekomen, stelt [partij A ] zich subsidiair op het standpunt dat Eichholtz onrechtmatig jegens [partij A ] heeft gehandeld in de precontractuele fase. Ook in dat geval is Eichholtz op grond van artikel 6:162 BW gehouden tot een schadevergoeding, waarbij de schade ook wordt begroot op € 250.000,00.
3.3. Eichholtz voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4. Eichholtz vordert de voorzieningenrechter, zakelijk weergegeven, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
A. primair: [partij A ] te gebieden alle derdenbeslagen, gelegd met verlof van de rechtbank Den Haag op grond van de beschikking met rekestnummer C/09/689480 KG-RK 25-100 op te heffen;
subsidiair: [partij A ] te gebieden die beslagen binnen 24 uur na betekening van het vonnis op te heffen door de betreffende banken schriftelijk te berichten dat de beslagen zijn opgeheven;
[partij A ] te verbieden opnieuw derdenbeslag te leggen (onder wie dan ook) ter zake van de vordering zoals omschreven in het beslagrekest van 6 augustus 2025; [partij A ] te gebieden binnen 72 uur na betekening van het vonnis alle outletproducten waarvan Eichholtz heeft vastgesteld dat de koopprijs voor het betreffende product niet voldaan is, ter beschikking te stellen aan Eichholtz op grond van het tussen partijen overeengekomen eigendomsvoorbehoud, zulks door Eichholtz tijdens kantooruren toegang te (doen) verlenen tot haar winkelpand en opslagruimte, en voor het overige alles te doen wat nodig is om het eigendomsvoorbehoud uit te oefenen en de beschikkingsmacht over de betreffende producten weer aan Eichholtz te (doen) laten; [partij A ] te gebieden binnen 72 uur na betekening van het vonnis ieder gebruik van het foto- en videomateriaal afkomstig van Eichholtz (waaronder fotomateriaal gepubliceerd met de url eichholtz.com en op sociale media van Eichholtz) te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder door dat materiaal integraal te verwijderen van door [partij A ] geëxploiteerde website(s) en socialemediakanalen waaronder de Instagrampagina met de handle @depontointerieur; [partij A ] te gebieden binnen 72 uur na betekening van het vonnis te staken en gestaakt te houden iedere oneerlijke handelspraktijk bestaande uit mondelinge en/of schriftelijke uitingen waarin de indruk wordt gewekt als zou [partij A ] de gehele en/of de meest recente Eichholtz-collectie voeren; [partij A ] te gebieden binnen 72 uur na betekening van het vonnis te staken en gestaakt te houden iedere oneerlijke handelspraktijk bestaande uit het vermelden van van-/voorprijzen voor outletproducten van Eichholtz; te bepalen dat [partij A ] in reconventie een dwangsom verbeurt van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [partij A ] in strijd handelt met de onder A (subsidiair), B, C, D, E, en/of F gevorderde geboden;
een en ander met veroordeling van [partij A ] in de proceskosten, in reconventie en conventie.
3.5. Daartoe voert Eichholtz – samengevat – het volgende aan. Er bestaat geen juridische grondslag voor vergoeding van de beweerdelijk door [partij A ] geleden schade. Voor zover [partij A ] schade geleden zou hebben, is die voor zijn eigen rekening en risico. Om deze reden vordert Eichholtz opheffing van de beslagen, alsmede een verbod op repeterend beslag. Verder is sprake van een rechtsgeldig overeengekomen eigendomsvoorbehoud en Eichholtz wenst dit uit te oefenen, mede omdat het maar zeer de vraag is of [partij A ] verhaal biedt voor de openstaande geldvorderingen. [partij A ] dient bovendien de aan hem uitgeleende display-items te retourneren. Eichholtz voert verder aan dat er op de website van [partij A ] fotomateriaal van Eichholtz is te vinden. Eichholtz werkt met eigen fotografen die bij haar in dienst zijn. In de digital brand policy zijn de voorwaarden voor het gebruik van fotomateriaal opgenomen. Daarin staat onder andere dat het aan partners van Eichholtz niet is toegestaan om logo’s, afbeeldingen, visuals of designs op hun eigen website te plaatsen zonder toestemming van Eichholtz. Eichholtz heeft [partij A ] er meermaals op gewezen dat het kopiëren van sfeerfoto’s van Eichholtz-producten niet is toegestaan. Uit niets blijkt dat Eichholtz toestemming heeft gegeven. Het gebruik van het materiaal kwalificeert bovendien als misleidende handelspraktijk zoals bedoeld in artikel 6:193c onder d BW, omdat [partij A ] het doet voorkomen alsof hij een compleet assortiment aan relatief nieuwe Eichholtz-producten in zijn collectie voert en deze met korting aanbiedt.
3.6. [partij A ] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4 De beoordeling
in conventie
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat zij een mondelinge overeenkomst hebben gesloten op basis waarvan [partij A ] als wederverkoper outletproducten van Eichholtz zou gaan verkopen in de winkel in [woonplaats] .
Kwalificatie overeenkomst
4.2. Partijen verschillen wel van mening hoe de overeenkomst moet worden gekwalificeerd. Volgens [partij A ] betreft het een duurzame distributieovereenkomst, dan wel samenwerkingsovereenkomst, die partijen verplichtte tot wederzijdse samenwerking en loyaliteit. Volgens Eichholtz betreft het een in de retail gebruikelijke inkoop-/verkooprelatie, waarbij de retailer voor eigen rekening en risico producten inkoopt en doorverkoopt. Het was hooguit een mondelinge raamovereenkomst waarbinnen telkens verkooptransacties werden gesloten. Er was ook geen sprake van een minimum-afnamevolume of van een zekere mate van exclusiviteit, aldus Eichholtz. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.3. Ter onderbouwing van zijn stelling(en) voert [partij A ] aan dat Eichholtz actief heeft ingestemd met de locatiekeuze voor de winkel in [woonplaats] , het aangaan van een langdurige huurovereenkomst voor het winkelpand, de verbouwing van het winkelpand conform het Eichholtz-concept en levering van meubels en showroomitems, deels op kredietbasis. [partij A ] heeft vervolgens in volledig vertrouwen aanzienlijke investeringen gedaan. Eichholtz heeft voorgaande gemotiveerd betwist en aangevoerd dat [partij A ] zelf de locatie voor het winkelpand heeft aangedragen en op eigen rekening en risico voor dat pand een huurovereenkomst heeft gesloten en dat het hem eveneens vrij stond om in dat pand andere merkproducten te verkopen. Eichholtz heeft naar eigen zeggen geen opdracht gegeven voor verbouwingen en/of investeringen, maar uitsluitend de richtlijnen meegegeven voor het verkopen van haar producten.
4.4. Het is de voorzieningenrechter niet genoegzaam gebleken dat sprake is van een duurzame distributieovereenkomst dan wel samenwerkingsovereenkomst zoals door [partij A ] gesteld. Er zijn geen schriftelijke afspraken die daarop wijzen en bovendien blijkt het evenmin uit de door [partij A ] overgelegde correspondentie tussen partijen. Daaruit blijkt weliswaar dat er contact is geweest over hoe het logo van Eichholtz gevoerd moest worden, maar bijvoorbeeld niet dat [partij A ] in opdracht van Eichholtz dit betreffende winkelpand moest huren en verbouwen om daar vervolgens uitsluitend Eichholtz producten te verkopen. Het argument dat er later wel door Eichholtz een conceptovereenkomst is opgestuurd en dat dat heeft te gelden als vastlegging van de door [partij A ] gestelde afspraken kan [partij A ] niet baten. Immers is die overeenkomst pas gestuurd nadat het geschil tussen partijen al was ontstaan en in die overeenkomst is (onder andere) juist opgenomen dat het gaat om een niet-exclusieve outlet distributieovereenkomst en dat de retailer handelt in eigen naam en op eigen rekening. Bovendien heeft [partij A ] deze overeenkomst expliciet van de hand gewezen.
De kredietregeling
4.5. Eichholtz brengt naar voren dat [partij A ] geen nakoming van de overeenkomst meer kan vorderen omdat zij die overeenkomst op 11 juni 2025 rechtsgeldig heeft ontbonden als gevolg van een forse betaalachterstand van [partij A ] . [partij A ] stelt zich op het standpunt dat Eichholtz de overeenkomst, in strijd met de redelijkheid en billijkheid, eenzijdig plotseling heeft beëindigd zonder geldige grond en zonder redelijke opzegtermijn of compensatie. In dat kader voert hij aan dat partijen een zogenaamde kredietregeling overeen waren gekomen, wat betekende dat hij outletartikelen kon inkopen en de facturen daarvan pas hoefde te betalen als zijn winkel winstgevend zou zijn. Eichholtz betwist dat deze afspraak is gemaakt.
4.6. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW heeft Eichholtz het recht de overeenkomst te ontbinden wanneer [partij A ] tekort is geschoten in de nakoming van een verplichting uit de overeenkomst, tenzij die tekortkoming de ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigt. Dit laatste kan het geval zijn wanneer de tekortkoming van bijzondere aard of van geringe betekenis is. Verder bepaalt lid 2 van artikel 6:265 BW dat voor het inroepen van ontbinding vereist is dat [partij A ] in verzuim verkeert.
4.7. Volgens [partij A ] is geen sprake van een tekortkoming en/of verzuim, omdat er simpelweg was afgesproken dat [partij A ] de facturen pas hoefde te betalen als er winst zou worden gemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat partijen een kredietregeling overeen zijn gekomen. Een dergelijke afspraak is immers niet schriftelijk vastgelegd en het blijkt ook niet, anders dan [partij A ] aanvoert, uit de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst en/of andere stukken. De voorzieningenrechter overweegt dat [partij A ] er vanaf 10 mei 2024 per e-mail herhaaldelijk op is gewezen dat er een betaalachterstand bestond en dat hem ook telkens is gevraagd wanneer hij daarop zou inlossen. [partij A ] heeft er in diezelfde correspondentie nooit op gewezen dat er een dergelijke kredietregeling zou bestaan, maar wel telkens gezegd (deels) te willen en/of zullen betalen. Dat Eichholtz in een e-mail van 28 maart 2025 de verdere samenwerking met [partij A ] koppelde aan een betalingsschema, leidt – anders dan [partij A ] betoogt – niet zonder meer tot de conclusie dat betalingsregelingen tussen partijen gebruikelijk waren en dat de kredietregeling daarvoor al bestond. In dat kader merkt de voorzieningenrechter ook op dat de betreffende e-mail is verstuurd nadat partijen al in discussie waren geraakt over voortzetting van de samenwerking als gevolg van de toen al bestaande betaalachterstand.
4.8. Nu niet kan worden aangenomen dat partijen en kredietregeling overeen waren gekomen bestond voor [partij A ] de verplichting om de facturen binnen de door Eichholtz genoemde en door [partij A ] onweersproken betaaltermijn van dertig dagen te voldoen. Niet in geschil is dat [partij A ] de betreffende facturen tot op heden niet heeft betaald. Ook op 5 juni 2025, toen Eichholtz een officiële ingebrekestelling stuurde ten aanzien van de openstaande facturen waren de betreffende betaaltermijnen ruimschoots verstreken. [partij A ] heeft vervolgens niet binnen de in de ingebrekestelling gestelde termijn alsnog betaald, waardoor hij in verzuim is komen te verkeren.
Schuldeisersverzuim
4.9. Ter zitting heeft [partij A ] het subsidiaire standpunt ingenomen, althans zo begrijpt de voorzieningenrechter, dat geen sprake is van verzuim zijnerzijds, omdat sprake is van schuldeisersverzuim van Eichholtz aangezien Eichholtz regelmatig te laat leverde, lijsten van artikelen niet volledig of actueel waren en/of orders werden geblokkeerd. Ingevolge artikel 6:58 jo. 6:61 lid 2 BW treedt het verzuim van [partij A ] niet in wanneer nakoming door [partij A ] wordt gehinderd doordat Eichholtz noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel aan de zijde van Eichholtz opkomt. [partij A ] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende concreet uitgelegd waarom de door hem gestelde gang van zaken hem daadwerkelijk heeft belet om de openstaande facturen te betalen. Het beroep op schuldeisersverzuim slaagt dan ook niet. Voor zover [partij A ] stelt dat hij zijn betalingsverplichting ten aanzien van alle facturen kon opschorten, overweegt de voorzieningenrechter dat [partij A ] geenszins heeft gemotiveerd dat en waarom dat in redelijke verhouding staat tot de door hem gestelde en door Eicholtz betwiste tekortkomingen van Eichholtz. [partij A ] heeft overigens ook nooit daadwerkelijk een beroep op opschorting gedaan.
Ontbinding
4.10. Aangezien [partij A ] in verzuim verkeerde kon Eichholtz in beginsel de overeenkomst ontbinden. Dat zou anders zijn wanneer de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt. [partij A ] heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat de vastgestelde tekortkoming, het onbetaald laten van diverse facturen, van bijzondere aard of geringe betekenis is. Dat [partij A ] naar eigen zeggen zelf in april 2025 nog bestellingen plaatste en die bestellingen wel betaalde en dat Eichholtz ook leverde, maakt dat niet anders. Het laat onverlet dat [partij A ] in de tussentijd een forse betaalachterstand had en dat er, ondanks diverse gesprekken tussen partijen daarover, nog niets op was ingelost.
4.11. De voorzieningenrechter gaat ook niet mee in het betoog van [partij A ] dat de ontbinding in dit geval disproportioneel is. [partij A ] had meerdere facturen onbetaald gelaten en daarmee een totale betaalachterstand van € 95.962,70. Dat is een aanzienlijk bedrag en Eichholtz heeft meerdere malen aangedrongen op betaling, desnoods deelbetaling en het opstellen van een betaalplan. Hoewel [partij A ] ter zitting aanvoerde dat een betaalplan tot de mogelijkheden behoorde, blijkt uit niets dat er vanuit hem ook daadwerkelijk een voorstel tot een dergelijk plan is gedaan en/of dat hij ook daadwerkelijk een (deel)betaling zou gaan doen of heeft gedaan.
4.12. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is verder geen sprake van een abrupt einde van de samenwerking met de ontbindingsverklaring van 11 juni 2025. Eichholtz heeft [partij A ] immers daarvoor al herhaaldelijk gewezen op de betaalachterstand, er is overleg geweest om te bekijken of samenwerking kon worden voortgezet waarbij ook betaalplan zou worden gemaakt en daarna is [partij A ] nog formeel in gebreke gesteld. Dat Eichholtz de samenwerking niet wilde voortzetten als niet aan bepaalde voorwaarden werd voldaan, had [partij A ] allang duidelijk kunnen en moeten zijn. De ontbindingsverklaring kwam wat dat betreft niet uit het niets.
4.13. Het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter luidt dat aan alle voorwaarden voor ontbinding van de overeenkomst is voldaan en Eichholtz heeft, anders dan [partij A ] meent, rechtmatige gronden gehad om de overeenkomst te ontbinden. Daarmee heeft Eichholtz niet in strijd gehandeld met haar verplichten jegens [partij A ] uit de tussen hen gesloten overeenkomst of de redelijkheid en billijkheid die de overeenkomst tussen partijen beheerst. De stelling van [partij A ] dat Eichholtz jegens hem schadeplichtig is wegens de ontbinding volgt de voorzieningenrechter niet.
Conclusie in conventie
4.14. Voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [partij A ] moeten worden afgewezen. Nu de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden kan er geen nakoming meer worden gevorderd en een ook verbod om de overeenkomst op te zeggen is niet aan de orde.
4.15. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat er destijds wel een (mondelinge) overeenkomst tot stand is gekomen, komt de voorzieningenrechter niet toe aan de stellingnamen van [partij A ] over de pre-contractuele fase. Die zijn immers gebaseerd op de hypothetische situatie dat er géén overeenkomst tot stand zou zijn gekomen.
Proceskosten in conventie
4.16. [partij A ] is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Eichholtz in conventie worden begroot op:
4.17. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
Opheffen conservatoire beslagen
4.18. Eichholtz vordert in reconventie de ten laste van haar gelegde conservatoire beslagen op te heffen en tevens een verbod op repeterend beslag.
4.19. Conform artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt een gelegd conservatoir beslag onder meer opgeven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Volgens vaste rechtspraak ligt het op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert om aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd.
4.20. Gelet op het hiervoor in conventie overwogene, moet thans worden aangenomen dat het door [partij A ] ingeroepen recht ondeugdelijk is, althans dat Eichholtz de ondeugdelijkheid daarvan aannemelijk heeft gemaakt. De primaire vordering strekkende tot opheffing van het beslag zal daarom worden toegewezen.
4.21. De vordering om [partij A ] te verbieden opnieuw beslag te doen leggen zal worden afgewezen. Het staat [partij A ] in beginsel vrij om verzoeken tot het leggen van conservatoire beslagen te doen. [partij A ] moet daarbij de beslagrechter informeren over de eerdere beslagen en dit vonnis. Het is dan aan de beslagrechter om te beoordelen of een beslag al dan niet gerechtvaardigd is.
Het eigendomsvoorbehoud
4.22. Onder verwijzing naar een overeengekomen eigendomsvoorbehoud vordert Eichholtz dat [partij A ] alle outletproducten waar [partij A ] Eichholtz niet voor betaald heeft ter beschikking te stellen door Eichholtz toegang te verschaffen tot het winkelpand en de opslagruimte van [partij A ] . Dat het eigendomsvoorbehoud overeen is gekomen en dat [partij A ] voor de betreffende producten niet heeft betaald, staat niet ter discussie. Nu in conventie al is overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat partijen een kredietregeling hadden afgesproken, kan Eichholtz het betreffende eigendomsvoorbehoud inroepen ten aanzien van de niet betaalde outletproducten. Ter zitting heeft Eichholtz onweersproken toegelicht dat het gaat om de producten op de facturen zoals opgenomen in het overzicht bij de e-mail van 5 juni 2025. [partij A ] zal de daarop vermelde niet betaalde outletproducten aan Eichholtz ter beschikking moeten stellen. De voorzieningenrechter wijst de vordering van Eichholtz zodoende toe.
Het foto- en videomateriaal
4.23. Ter zitting heeft [partij A ] desgevraagd bevestigd dat er momenteel nog steeds fotomateriaal van Eichholtz op zijn website te zien is. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het fotomateriaal afkomstig is van (de website van) Eichholtz. [partij A ] betoogt echter dat hij het fotomateriaal met toestemming van Eichholtz gebruikt. Eichholtz bestrijdt dat er toestemming is gegeven en zegt [partij A ] al herhaaldelijk te hebben gewezen op het feit dat het gebruik van het fotomateriaal niet toegestaan is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [partij A ] onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen die erop wijzen dat de benodigde toestemming voor het gebruik van het fotomateriaal door Eichholtz is gegeven. Dat Eichholtz, zoals [partij A ] stelt, zelf aan [partij A ] heeft gevraagd om de tekst op Instagram aan te passen en aanwijzingen gaf voor het logo en de huisstijl, maakt niet dat Eichholtz daarmee toestemming heeft gegeven aan [partij A ] om zelf foto’s van de website van Eichholtz te kopiëren en op zijn eigen website en/of socialemediakanalen te gebruiken.
4.24. Ten aanzien van het fotomateriaal heeft [partij A ] zich ter zitting beroepen op rechtsverwerking. Eichholtz zou jarenlang hebben toegestaan dat [partij A ] fotomateriaal van Eichholtz gebruikte. Voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking is enkel tijdsverloop niet voldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan bij [partij A ] het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat Eichholtz haar aanspraak niet (meer) geldend zal maken, of de positie van [partij A ] onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval Eichholtz haar aanspraak alsnog geldend zou maken.
4.25. Voorgaande leidt tot de conclusie dat [partij A ] het video- en fotomateriaal moet verwijderen en dat de vordering van Eichholtz op dit punt wordt toegewezen. Dit oordeel is ook in lijn met het onder 4.13 gegeven voorlopige oordeel dat de overeenkomst tussen partijen terecht ontbonden is.
Gebod om geen uitingen meer te doen
4.26. Tot slot vordert Eichholtz dat [partij A ] een gebod wordt opgelegd om geen mondelinge of schriftelijke uitingen meer te doen waarmee hij de indruk wekt de gehele collectie van Eichholtz te verkopen en een gebod om geen van-/voorprijzen bij de outletproducten te vermelden. Tussen partijen is niet in geschil dat [partij A ] uitsluitend outletproducten van Eichholtz zou verkopen en dus niet de gehele collectie. Het is [partij A ] dus niet toegestaan om de indruk te wekken dat hij de gehele collectie van van Eichholtz verkoopt en deze met korting (door middel van het vermelden van van-/voorprijzen) aanbiedt, zeker niet nu de overeenkomst tussen partijen terecht is ontbonden. In het midden kan blijven of (ook) sprake is van oneerlijke handelspraktijken. Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van Eichholtz worden toegewezen.
Conclusie in reconventie
4.27. De conclusie is dat de vorderingen van Eichholtz in reconventie worden toegewezen. Oplegging van een dwangsom als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gemaximeerd zoals in de beslissing vermeld.
Proceskosten in reconventie
4.28. [partij A ] is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Eichholtz in reconventie worden begroot op:
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
5.1. wijst de vorderingen [partij A ] af;
5.2. veroordeelt [partij A ] in de proceskosten van € 1.960,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [partij A ] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3. veroordeelt [partij A ] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.4. verklaart de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.5. gebiedt [partij A ] alle derdenbeslagen, gelegd met verlof van de rechtbank Den Haag op grond van de beschikking met rekestnummer C/09/689480 KG-RK 25-100, op te heffen;
5.6. gebiedt [partij A ] om binnen 72 uren na betekening van dit vonnis, alle outletproducten waarvan Eichholtz heeft vastgesteld dat de koopprijs voor het betreffende product niet voldaan is ter beschikking te stellen aan Eichholtz op grond van het tussen partijen overeengekomen eigendomsvoorbehoud, zulks door Eichholtz tijdens kantooruren toegang te (doen) verlenen tot haar winkelpand en opslagruimte, en voor het overige alles te doen wat nodig is om het eigendomsvoorbehoud uit te oefenen en de beschikkingsmacht over de betreffende producten weer aan Eichholtz te (doen) laten;
5.7. gebiedt [partij A ] om binnen 72 uren na betekening van dit vonnis ieder gebruik van het foto- en videomateriaal afkomstig van Eichholtz (waaronder fotomateriaal gepubliceerd op de url Eichholtz.com en op sociale media van Eichholtz) te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder door dat materiaal integraal te verwijderden van door [partij A ] geëxploiteerde website(s) en socialemediakanalen waaronder de Instagrampagina met handle @depontointerieur;
5.8. gebiedt [partij A ] om binnen 72 uren na betekening van dit vonnis iedere mondelinge en/of schriftelijke uiting waarin de indruk wordt gewekt als zou [partij A ] de gehele en/of meest recente Eichholtz-collectie voeren te staken;
5.9. gebiedt [partij A ] om binnen 72 uren na betekening van dit vonnis het vermelden van van-/voorprijzen voor outletproducten van Eichholtz te staken en gestaakt te houden;
5.10. bepaalt dat [partij A ] een dwangsom van € 5.000,00 verbeurt voor iedere dag of gedeelte daarvan waarop [partij A ] in strijd handelt met de onder 5.6 tot en met 5.9 opgenomen geboden, met een maximum van € 150.000,00;
5.11. veroordeelt [partij A ] in de proceskosten van € 692,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [partij A ] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.12. verklaart de veroordelingen onder 5.5 tot en met 5.11 uitvoerbaar bij voorraad;
5.13. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2025.
lp
HR 29 september 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1827.