Artikel 58 (Schuldeisersverzuim door niet-medewerking of beletsel)
De schuldeiser komt in verzuim, wanneer nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat hij de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt, tenzij de oorzaak van verhindering hem niet kan worden toegerekend.
Uitleg in duidelijke taal
De schuldeiser komt in verzuim, wanneer nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat hij de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt, tenzij de oorzaak van verhindering hem niet kan worden toegerekend.
Dit artikel bepaalt dat de schuldeiser in verzuim komt op het moment dat de nakoming van de verbintenis wordt verhinderd. Deze verhindering kan ontstaan doordat de schuldeiser de daarvoor noodzakelijke medewerking niet verleent. De verhindering kan ook ontstaan doordat een ander beletsel van de zijde van de schuldeiser opkomt. De schuldeiser komt echter niet in verzuim indien de oorzaak van de verhindering hem niet kan worden toegerekend.