ECLI:NL:RBGEL:2025:6860 - Rechtbank Gelderland - 2 juli 2025
Uitspraak
Formele relaties
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10895931 \ CV EXPL 24-737
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
[eiser], wonende te [woonplaats] ( [land] ) , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , gemachtigde: mr. L.M. Bischof,
tegen
[gedaagde], gevestigd te [vestigingsplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , gemachtigde: mr. F.H. Hoogink.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het tussenvonnis van 11 december 2024
-
de conclusie van antwoord met producties 2 tot en met 9
-
de akte wijziging van eis en aanvullende producties 22 tot en met 25 namens [eiser]
-
de aanvullende producties 10 en 11 namens [gedaagde] .
1.2. De zaak is behandeld op de zitting van 13 mei 2025. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken en mr. Bischof heeft een nieuw plan van aanpak overgelegd, waarover partijen nog in onderhandeling waren. Na de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter, op verzoek van partijen, de zaak aangehouden teneinde een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven.
1.3. Nadat beide partijen op 3 juni 2025 te kennen hebben gegeven dat zij geen overeenstemming hebben bereikt, heeft de kantonrechter een datum voor vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. In het kader van de beoordeling van de hoofdzaak zijn de volgende feiten van belang.
2.2. Op 25 mei 2019 hebben partijen twee koopovereenkomsten met elkaar gesloten op basis waarvan [eiser] een perceel met chalet van [gedaagde] heeft gekocht. Het chalet staat op [adres] .
2.3. Op 22 februari 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] een bericht gestuurd waarin hij een aantal gebreken aan het chalet meldt.
2.4. [eiser] heeft op 16 januari 2022 een brief van [gedaagde] ontvangen waarin [gedaagde] te kennen geeft dat zij de gebreken heeft doorgeleid naar [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) en dat [bedrijf 1] met [eiser] in contact zal treden.
2.5. Op 24 januari 2022 heeft [eiser] nadere schade aan het chalet aan [bedrijf 1] gemeld.
2.6. Bij brief van 24 november 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de gebreken aan het chalet en herstel van die gebreken gevorderd.
2.7. Op 16 december 2022 heeft [eiser] een reactie van [gedaagde] ontvangen waarin [gedaagde] haar excuses aanbiedt voor het uitblijven van haar reactie. Verder is te kennen gegeven dat er een plan van aanpak komt nadat een schouw heeft plaatsgevonden door [bedrijf 1] en een aannemer.
2.8. Na de schouw op 16 februari 2023 heeft [bedrijf 1] in haar bouwkundige rapportage een aantal gebreken aan het chalet geconstateerd en een plan van aanpak opgesteld om deze gebreken te verhelpen.
2.9. [eiser] heeft vervolgens zelf ook een deskundige ingeschakeld, [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [naam 1] is gevraagd de gebreken te onderzoeken en de herstelwerkzaamheden te bepalen. Uit het rapport van [naam 1] van 30 juni 2023 volgt een indicatie van de herstelkosten tussen € 45.000,00 en € 65.000,00.
2.10. Op 24 juli 2023 volgt een tweede rapport van [naam 1] waarin de herstelkosten worden vastgesteld op € 65.000,00. Nadat [gedaagde] bij brief van 18 augustus 2023 heeft gereageerd op het rapport van [naam 1] , heeft [naam 1] op 19 oktober 2023 nog een derde rapport opgeleverd met daarin zijn reactie.
2.11. Tijdens een gesprek op locatie op 4 september 2024, geïnitieerd naar aanleiding van de mondelinge behandeling van het bevoegdheidsincident, hebben partijen afgesproken dat [eiser] bij twee aannemers offertes voor herstelwerkzaamheden zal laten opstellen. Op 1 november 2024 heeft [gedaagde] de betreffende offertes, die sloten op € 92.181,60 respectievelijk € 96.102,21, ontvangen.
2.12. Vervolgens heeft [gedaagde] op 16 december 2024 een nieuw plan van aanpak voorgelegd aan [eiser] . Hiermee is [eiser] niet akkoord gegaan.
3 Het geschil in de hoofdzaak
3.1. Na wijziging van zijn eis vordert [eiser] kort gezegd dat de kantonrechter bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: I. [gedaagde] veroordeelt tot uitvoering van de herstelwerkzaamheden zoals beschreven in het deskundigenoordeel van [naam 1] , te beginnen binnen veertien dagen nadat het vonnis is gewezen en te voltooien binnen zes weken na begin van de werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 2.500,00 per dag of gedeelte daarvan dat hieraan niet wordt voldaan, met een maximum van € 200.000,00;
Subsidiair: II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van € 96.102,21 (inclusief btw), althans € 92.181,60 (inclusief btw), althans € 65.000,00 (exclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der in gebreke zijn, dan wel de dag der dagvaarding, dan wel de dag van het vonnis, tot aan de dag van algehele voldoening;
In alle gevallen: III. voor recht verklaart dat [gedaagde] contractueel en/of buitencontractueel aansprakelijk is voor alle door [eiser] geleden en nog te lijden schade; IV. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, de kosten voor het deskundigenrapport van € 1.388,48, de kosten van het beslag, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.736,02, te vermeerderen met de eventueel verschuldigde wettelijke rente.
3.2. Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiser] kort gezegd dat het door hem van [gedaagde] gekochte chalet ernstige gebreken vertoont. Aangezien deze gebreken het normale gebruik van het chalet belemmeren, voldoet het chalet niet aan de tussen partijen gesloten koopovereenkomst en is sprake van een tekortkoming in de nakoming van die overeenkomst aan de zijde van [gedaagde] . [eiser] vordert op grond van artikel 7:21 van het Burgerlijk Wetboek (BW) primair herstel van het chalet door [gedaagde] zoals [naam 1] heeft beschreven in zijn rapport en subsidiair een vervangende schadevergoeding ter hoogte van de door [eiser] opgevraagde offertes voor de herstelwerkzaamheden.
3.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. [gedaagde] erkent weliswaar dat het chalet een aantal gebreken vertoont die verholpen moeten worden, maar voert aan dat de herstelwerkzaamheden zoals [eiser] vordert veel verder gaan dan waartoe [gedaagde] rechtens gehouden is. Bovendien is sprake van schuldeisersverzuim (artikel 6:58 BW), omdat [eiser] zijn medewerking aan het herstel niet verleent. Dit betekent dat [gedaagde] niet langer in verzuim verkeert (artikel 6:61 BW) en de vorderingen ook op die grond moeten worden afgewezen.
3.4. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang bij de beoordeling van de vorderingen, nader worden ingegaan.
4 De beoordeling in de hoofdzaak
Er is sprake van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde]
4.1. [eiser] stelt dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomst. Volgens hem bestaat de tekortkoming daaruit dat het chalet dat [gedaagde] aan hem heeft verkocht niet aan de overeenkomst beantwoordt. [gedaagde] erkent dat sprake is van een aantal gebreken aan het chalet en dat zij gehouden is deze te herstellen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het chalet dat [eiser] van [gedaagde] heeft gekocht niet de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn. Dit betekent dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen als verkoper en dat [eiser] herstel van de gebreken kan eisen.
Er is geen sprake van schuldeisersverzuim
4.2. [gedaagde] wordt niet gevolgd in haar verweer dat sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiser] . Een schuldeiser komt in verzuim wanneer nakoming van de verbintenis door hem verhinderd wordt omdat hij de daartoe noodzakelijk medewerking niet verleent (artikel 6:58 BW). Uit de processtukken blijkt weliswaar dat de communicatie tussen partijen moeizaam is verlopen en het lastig is gebleken afspraken te maken, maar dat betekent niet dat sprake is van schuldeisersverzuim. De discussie tussen partijen is pas na lange tijd op gang gekomen omdat [gedaagde] nalatig is geweest bij de afhandeling van de klachten van [eiser] . Nadat partijen in overleg zijn getreden heeft de discussie vooral gezien op de wijze van herstel. In die discussie hebben beide partijen zich laten voorlichten door een eigen deskundige. Dat [eiser] op voorhand duidelijkheid wil hebben over een totaalaanpak van de gebreken, acht de kantonrechter begrijpelijk. Gezien het lange tijdsverloop is immers een zeker wantrouwen aan de zijde van [eiser] ontstaan. Daarbij komt verder dat [eiser] in [land] woonachtig is en de Nederlandse taal niet machtig is. Dat [eiser] onder die omstandigheden (nog) geen medewerking heeft verleend aan het herstel van gebreken waarover tussen partijen geen discussie bestaat, maakt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat hij in schuldeisersverzuim is komen te verkeren.
De gebreken en wijze van herstel waarover partijen het eens zijn
4.3. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 mei 2025 heeft de kantonrechter vastgesteld dat partijen het eens zijn over de volgende gebreken en de wijze waarop ieder gebrek dient te worden hersteld
Algemeen:
Opbouw chalet:
o het rottingsproces stoppen / het aangetaste deel verwijderen en hier een nieuw balk langs schroeven o indien nodig wordt de gehele balk vervangen dan wel geïmpregneerd. Welke oplossing het meest geschikt is, zal beoordeeld worden aan de hand van beeldmateriaal dat gemaakt gaat worden zodra de onderkant van het chalet is geïnspecteerd.
Waterpassing:
- Nakijken waterpassing gehele onderzijde chalet: Nabij het kruipgat is een waterpassing uitgevoerd op het stalen frame. Hierbij zijn geen afwijkingen geconstateerd. Zoals eerder beschreven zal het chalet bij het plaatsen van de nieuwe ondervulling middels een waterpas worden gesteld.
Overige bevindingen:
[gedaagde] heeft verder toegezegd dat het gehele object bij aanvang van de werkzaamheden gefotografeerd zal worden, om zo eventuele bestaande scheuren en gebreken vast te leggen. De eventueel ontstane schades als gevolg van het stellen zullen nadien gerepareerd worden. Daarnaast zullen de werkzaamheden daar waar het kan van buitenaf worden uitgevoerd, zodat aan de binnenzijde zo min mogelijk overlast wordt veroorzaakt. Ook zal zorg worden gedragen voor een veilige toegang van medewerkers onder het chalet middels het wegnemen van grond als ook voldoende ruimte voor het wegnemen van materialen en het inbrengen van nieuwe isolatiemiddelen.
4.4. De kantonrechter zal [gedaagde] daarom veroordelen de gebreken als opgenomen in rov. 4.3 te herstellen op de tussen partijen overeengekomen wijze van herstel.
De resterende discussiepunten tussen partijen
4.5. Partijen zijn echter nog verdeeld ten aanzien van drie onderwerpen. Bij die onderwerpen speelt de vraag of sprake is van een gebrek, hetgeen [eiser] stelt en [gedaagde] betwist. Verder zijn partijen verdeeld over de wijze van herstel met betrekking tot de vermeende gebreken. Concreet gaat het om de volgende drie punten:
4.6. De kantonrechter overweegt in dit kader inleidend het volgende. Een afgeleverde zaak, in dit geval het chalet, moet op grond van de wet aan de overeenkomst beantwoorden (artikel 7:17 lid 1 BW). Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. In beginsel mag een koper in ieder geval verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien (artikel 7:17 lid 2 BW).
4.7. Voor de uitleg van het begrip normaal gebruik moet volgens vaste rechtspraak worden aangesloten bij wat daaronder naar gangbaar spraakgebruik wordt verstaan. Dit betekent concreet, zo overweegt de kantonrechter, dat in het chalet moet kunnen worden verbleven en gerecreëerd op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast. Verder moet bij de beantwoording van de vraag welk ‘normaal gebruik’ [eiser] precies mocht verwachten worden gekeken naar alle relevante omstandigheden van het geval.
De kruipruimte
4.8. Wat betreft de kruipruimte stelt [eiser] dat de gehele kruipruimte 50 centimeter moet worden uitgegraven. [gedaagde] huldigt daarentegen de opvatting dat alleen hoeft te worden uitgegraven op een wijze zodat bij alle essentiële punten kan worden gekomen. [eiser] zet op zijn beurt vraagtekens bij de wijze waarop [gedaagde] de kruipruimte wil uitgraven. Hij vreest dat in de toekomst toch weer zand in de kruipruimte-gangen terecht zal komen waardoor de gangen niet meer bereikbaar zijn en er geen, althans niet op een veilige manier, noodzakelijke werkzaamheden kunnen worden verricht onder het chalet. [gedaagde] heeft op haar beurt weer gewezen op de risico’s van verzakking van het chalet vanwege de kleigrond in Zeeland indien de volledige kruipruimte zou worden uitgegraven.
4.9. Naar het oordeel van de kantonrechter is voor normaal gebruik van het chalet, zonder nadere onderbouwing, niet nodig dat de gehele kruipruimte 50 centimeter wordt uitgegraven zoals [eiser] wenst. [naam 1] heeft in zijn e-mail van 10 maart 2025 aan [gedaagde] ook geschreven dat er geen wettelijke eisen zijn gesteld aan een diepte van de kruipruimte van een chalet. Ook met een gedeeltelijk uitgegraven kruipruimte (daar waar aansluitpunten aanwezig zijn) is het mogelijk het chalet normaal te gebruiken.
4.10. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter [gedaagde] veroordelen om de kruipruimte uit te graven zoals in de meest recente versie van het plan van aanpak is opgenomen. Dat betekent dat [gedaagde] onder het chalet een pad dient te creëren door middel van tegels, dat zal leiden naar cruciale aansluitpunten van/in het chalet (badkamers/keuken en toilet). Hierbij zal acht moeten worden geslagen op de waterstand. Wanneer deze te hoog is, zal er eerst water worden uitgepompt. Namens [gedaagde] is tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij kruipruimte-gangen van circa 50 centimeter diep zal aanhouden. Dit zodat werklieden fatsoenlijk en veilig kunnen werken.
De isolatie
4.11. Het tweede discussiepunt betreft de isolatie onder het chalet. [eiser] vordert dat het gehele chalet wordt geïsoleerd met XPS-isolatie, terwijl [gedaagde] het standpunt inneemt dat zij alleen de delen waar de isolatie is aangetast door vocht hoeft te vervangen en dan door hetzelfde materiaal als wat er nu in zit.
4.12. Niet gebleken is dat hoogwaardiger isolatiemateriaal noodzakelijk is voor normaal gebruik van het chalet. [eiser] stelt dat, maar onderbouwt dit niet. Uit de rapportages van [naam 1] en de e-mailcorrespondentie van [naam 1] richting [gedaagde] volgt dat dit in feite een verzoek is en geen noodzakelijke aanpassing. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat XPS-isolatie noodzakelijk is voor recreatiewoningen. Wol-isolering als toegepast is gebruikelijk. Dat het chalet niet normaal gebruikt zou kunnen worden bij wol-isolering is aldus niet gebleken, zodat geen sprake is ven non-conformiteit. De kantonrechter gaat ervan uit dat, nadat de vochtproblemen zijn opgelost, met de huidige, dan wel de door hetzelfde materiaal vervangen isolatie kan worden volstaan. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot vervanging van het door vocht aangetaste isolatiemateriaal.
De bielzen
4.13. Het laatste punt waarover beslist moet worden betreft de bielzen. Het stalen frame van het chalet rust op een fundering van betonplaten met daartussen houten bielzen en opvulblokken. [eiser] vordert dat alle houten vulblokken worden vervangen door betonplex of een ander waterafstotend materiaal en dat alle houten balken worden geïmpregneerd. Ook wil hij dat niet alleen de vulblokken, maar ook alle bielzen worden vervangen. Volgens [gedaagde] is zij tot dat laatste rechtens niet gehouden. Alleen indien de bielzen zijn aangetast, wil zij deze vervangen.
4.14. Naar het oordeel van de kantonrechter is voor normaal gebruik niet noodzakelijk dat alle bielzen, dus ook de niet-aangetaste, worden vervangen. [gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd dat houten bielzen en balken die niet zijn geïmpregneerd zolang deze niet (structureel) worden blootgesteld aan vocht, voldoen. Voor zover de houten delen verrot blijken te zijn door het vochtprobleem, is [gedaagde] gehouden die te herstellen. Die bereidheid bestaat ook bij [gedaagde] .
4.15. De kantonrechter zal [gedaagde] daarom veroordelen om de vulblokken-constructie te herstellen zoals in de meest recente versie van het plan van aanpak is opgenomen. Dat houdt in dat de ondervulling van het frame tot op de biels wordt vervangen door stelmaterialen van kunststof stelblokken zoals:
Indien geconstateerd wordt dat de bielzen zelf ook daadwerkelijk zijn aangetast zal [gedaagde] deze ook moeten vervangen. Bij vervanging van de ondervulling zal [gedaagde] daarnaast moeten waarborgen dat het chalet waterpas staat.
Termijn herstelwerkzaamheden
4.16. De kantonrechter zal [gedaagde] veroordelen om uiterlijk binnen veertien dagen na de datum van betekening van dit vonnis te starten met de herstelwerkzaamheden. [eiser] heeft gevorderd dat de werkzaamheden binnen zes weken na aanvang daarvan afgerond moeten zijn. Aangezien sprake is van aannemingswerkzaamheden, waarbij met meerdere onderaannemers gewerkt moet worden en men afhankelijk is van weersomstandigheden, is de kans op executieproblemen reëel indien een einddatum voor de afronding van de werkzaamheden wordt bepaald. Om dergelijke problemen te voorkomen zal dit deel van de vordering daarom worden afgewezen. De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] de herstelwerkzaamheden voortvarend ter hand neemt en deze zo spoedig mogelijk afrondt, waarbij [eiser] [gedaagde] uiteraard ook in de gelegenheid moet stellen de werkzaamheden te (laten) verrichten.
4.17. De kantonrechter ziet onvoldoende reden om aan de veroordeling een dwangsom te verbinden zoals [eiser] heeft gevorderd, omdat hij ervan uitgaat dat [gedaagde] zal handelen conform de beslissing in dit vonnis. Ter zitting is door [gedaagde] die bereidheid ook uitdrukkelijk bevestigd.
4.18. Aangezien de kantonrechter de primaire vordering van [eiser] zal toewijzen, behoeft de subsidiaire vordering geen bespreking.
De gevorderde verklaring voor recht betreffende aansprakelijkheid wordt afgewezen
4.19. [eiser] heeft een verklaring voor recht gevorderd inhoudende dat [gedaagde] contractueel en/of buitencontractueel aansprakelijk is voor alle door [eiser] geleden en nog te lijden schade. Hiertoe stelt hij dat sprake is van een onrechtmatige daad van [gedaagde] jegens hem, omdat [gedaagde] niet aan haar zorgplicht heeft voldaan door niet eerlijk te communiceren en heeft nagelaten hem over de gebreken te informeren en deze te herstellen. De schade van [eiser] bestaat uit de stress die bij hem is ontstaan, de kosten die hij heeft moeten maken en gederfde vakantievreugde en de kosten van juridische bijstand.
4.20. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst wist van de gebreken van het chalet. [gedaagde] heeft aangeboden de gebreken te herstellen, maar partijen konden het niet eens worden over de wijze van herstel. Daarnaast heeft de kantonrechter in dit vonnis geoordeeld dat niet alle gebreken hersteld dienen te worden op de wijze zoals [eiser] wenst. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde] jegens [eiser] niet onrechtmatig heeft gehandeld. [eiser] heeft zijn stelling dat hij schade heeft geleden bovendien niet concreet onderbouwd. De door hem gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.21. De gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 1.425,00 worden toegewezen omdat voldoende is onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en het bedrag in overeenstemming met de daarvoor geldende regelgeving is. [gedaagde] heeft, buiten een algemene betwisting, bovendien geen concreet verweer gevoerd tegen deze nevenvordering.
De beslagkosten
4.22. Bij beschikking van 29 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verlof verleend aan [eiser] om beslag te leggen op de bankrekening van [gedaagde] bij de Coöperatieve Rabobank U.A. [eiser] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de beslagkosten.
4.23. Gelet op artikel 706 Rv worden de beslagkosten toegewezen. Niet is gebleken dat het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Aldus zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.520,60, bestaande uit griffierecht (€ 320,00), kosten beslagrekest (€ 815,00) en deurwaarderskosten beslaglegging en overbetekening (€ 385,60).
[gedaagde] moet de proceskosten dragen
4.24. Omdat [gedaagde] grotendeels ongelijk krijgt, moet zij de proceskosten (inclusief nakosten) dragen. Ingevolge artikel 11 Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt op het griffierecht van de onderhavige procedure het griffierecht van het beslagrekest in mindering gebracht, zodat het griffierecht nihil bedraagt.
4.25. De proceskosten van [eiser] worden dan begroot op:
-
kosten dagvaarding € 139,42
-
griffierecht € -
-
salaris gemachtigde € 2.037,50 (2,5 punten x € 815,00)
- nakosten € 135,00
Totaal € 2.311,92.
4.26. De proceskosten worden vermeerderd met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.27. Tot slot dient [gedaagde] zoals gevorderd door [eiser] de kosten voor het deskundigenrapport van [naam 1] van € 1.388,48 aan [eiser] te vergoeden.
5 De beslissing in de hoofdzaak
De kantonrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] tot uitvoering van de herstelwerkzaamheden als beschreven in de overwegingen 4.3, 4.10, 4.12 en 4.15, te beginnen binnen veertien dagen na de datum van betekening van dit vonnis,
5.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.425,00 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.520,60 aan beslagkosten,
5.4. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de kosten voor het deskundigenrapport van [naam 1] van € 1.388,48,
5.5. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.311,92, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
41245 \ 51588
Als opgenomen in het tijdens de mondelinge behandeling overgelegde nieuwste plan van aanpak.