ECLI:NL:RBDHA:2025:17553 - Vrijspraak voor ontucht bij gelijkwaardige relatie, veroordeling voor kinderporno - 18 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank spreekt een verdachte vrij van ontucht (art. 245 Sr) omdat de seksuele handelingen plaatsvonden in een gelijkwaardige relatie. Het ontuchtig karakter ontbrak. Wel volgt een veroordeling voor het vervaardigen en verspreiden van kinderporno (art. 240b Sr), omdat het wraakmotief hiervoor juridisch niet relevant is.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-094114-24 en 16-168863-23 (tul) Datum uitspraak: 18 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte] (hierna: de verdachte), geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 4 september 2025.
De officier van justitie in deze zaak is mr. H.E.G. van den Eijnden en de raadsvrouw van de verdachte is mr. B. Veenstra te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1 hij in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 31 mei 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (meermalen):
-
betasten van de borsten en/of billen,
-
brengen, duwen, houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
-
brengen, duwen, houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] ;
2 hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 januari 2024 te Almere en/of 's Gravenhage in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens
-
afbeeldingen, te weten foto's en/of video's en/of
-
gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een iPhone 8
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid, vervaardigd, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het door een persoon, te weten [slachtoffer] die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
-
met een vinger vaginaal penetreren van het eigen lichaam,
-
met een voorwerp, te weten een kwast, anaal peneteren van het eigen lichaam,
(proces verbaal pagina 77 en 164/165);
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Almere en/of 's Gravenhage, althans in Nederland, een afbeelding van seksuele aard, van een persoon, [slachtoffer] , te weten een of meerdere video's, waarop te zien is dat die [slachtoffer] :
-
met een vinger haar eigen lichaam penetreert en/of
-
met een voorwerp, te weten een kwast, haar vagina penetreert,
openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn.
3 De bewijsbeslissing
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard.
3.3 Vrijspraak feit 1
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij met [slachtoffer] ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De verdachte heeft erkend dat hij seksuele handelingen bij [slachtoffer] heeft verricht, maar dat dit heeft plaatsgevonden toen zij een gelijkwaardige relatie met elkaar hadden.
Het juridisch kader Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zoals dat gold ten tijde van de tenlastegelegde feiten, stelt seksueel contact met een jongere tussen de twaalf en zestien jaar oud strafbaar. Uitgangspunt is dat seksueel contact met iemand van die leeftijd een ontuchtig karakter heeft. Bovendien is de leeftijd hierbij geobjectiveerd, wat betekent dat het voor de strafbaarheid niet uitmaakt of de verdachte weet dat een jongere nog geen zestien jaar oud is. Zelfs als een jongere heeft gezegd ouder dan zestien jaar te zijn terwijl dat in werkelijkheid niet zo is, is sprake van een strafbaar feit waarvoor een veroordeling kan volgen. De wetgever is ervan uitgegaan dat jongeren beneden de leeftijd van zestien jaren in het algemeen onvoldoende in staat zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de gevolgen van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt echter dat er zich omstandigheden kunnen voordoen waaronder seksueel contact tussen jongeren niet als ontuchtig kan worden gekwalificeerd. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in zijn algemeenheid niet te geven. De wetgever heeft bij de totstandkoming van artikel 245 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard. Uit de relevante rechtspraak volgt dat in ieder geval sprake moet zijn van een bepaalde mate van gelijkwaardigheid tussen de betrokken personen. Of sprake is van zulke gelijkwaardigheid komt aan op de weging en waardering van de omstandigheden van het geval.
Weging en waardering van de omstandigheden Uit het dossier volgt dat de verdachte en [slachtoffer] elkaar online hebben leren kennen. Zij hebben gedurende circa een jaar veelvuldig online contact hebben gehad en hebben elkaar fysiek vier of vijf keer gezien in de Mall of the Netherlands in Leidschendam. Elke keer dat zij elkaar zagen werden er seksuele handelingen in een toilet verricht. De aard van de seksuele handelingen veranderde gradueel en nam ook in intensiteit toe. De seksuele handelingen vonden, zo begrijpt de rechtbank, plaats in de context van een liefdesrelatie tussen twee jonge mensen die op dat moment op voet van gelijkwaardigheid met elkaar omgingen en vrijwillig seksueel contact met elkaar hadden. Het leeftijdsverschil tussen de verdachte en [slachtoffer] is daarbij beperkt (drie jaren). De verdachte was op dat moment respectievelijk zeventien/achttien jaar oud en [slachtoffer] was veertien/vijftien jaar oud.
De verdachte en [slachtoffer] verschillen alleen over de laatste ontmoeting van mening. [slachtoffer] benoemt in haar verklaring dat tijdens die ontmoeting verdergaande seksuele handelingen zijn verricht die niet allemaal met haar instemming waren. De verdachte ontkent dit.
Nu [slachtoffer] over de omstandigheden rond dit laatste contact niet geheel consequent heeft verklaard over de seksuele handelingen die zij zou hebben moeten plegen of ondergaan, kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen of haar verklaringen op dat punt betrouwbaar zijn. Het is bovendien de vraag of haar verklaringen, zo deze al als voldoende betrouwbaar zouden kunnen worden aangemerkt, worden ondersteund door ander bewijs in het dossier. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. In het dossier bevinden zich geen camerabeelden van het moment dat [slachtoffer] het herentoilet in de Mall is uitgekomen. Evenmin bevat het dossier verklaringen van getuigen aan wie [slachtoffer] meteen na het voorval over het gebeuren zou hebben verteld. [slachtoffer] heeft daarover pas maanden later aan haar vader en zus verteld, nadat zij werd geconfronteerd met de naaktbeelden die van haar waren verspreid. De rechtbank is daarom van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] de aan verdachte verweten seksuele handelingen tegen haar wil heeft verricht dan wel heeft moeten ondergaan.
De genoemde omstandigheden, in samenhang gezien, zijn voor de rechtbank voldoende voor de conclusie dat het ontuchtig karakter van de seksuele handelingen ontbreekt. Verder bevat het dossier geen steunbewijs voor hetgeen er bij het laatste contact zou zijn voorgevallen.De tenlastegelegde ontucht is daarom niet wettig en overtuigend bewezen en de rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 aan hem ten laste gelegde.
3.4 Gebruikte bewijsmiddelen feit 2
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.5 Bewijsoverwegingen feit 2
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. De verdediging betwist niet dat het beeldmateriaal voldoet aan de definitie van kinderpornografie. Wel wordt betwist dat artikel 240b Sr het passende juridische kader is in deze specifieke context. Het doel van de verdachte was om wraak te nemen op het slachtoffer. Het subsidiair ten laste gelegde zou daarom volgens de verdediging passender zijn en ook bewezen kunnen worden.
De rechtbank overweegt als volgt. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] afbeeldingen en video’s van haar naakte lichaam naar de verdachte heeft gestuurd. Deze naaktbeelden zijn op de telefoon van de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft ook bekend dat hij aan [slachtoffer] (dwingend en dreigend) heeft gevraagd om de videobeelden met vergaande seksuele handelingen voor hem te maken en naar hem te sturen. Nadat de verdachte de videobeelden van [slachtoffer] heeft gekregen, heeft hij deze videobeelden zelf gefilmd en verstuurd naar de familie van [slachtoffer] en naar een vriend van hem. De naaktbeelden van [slachtoffer] zijn vervolgens op Telegram gezet. [slachtoffer] is hiermee geconfronteerd. [slachtoffer] was op dat moment minderjarig.
Deze genoemde omstandigheden, in samenhang gezien, zijn voor de rechtbank voldoende voor de conclusie dat de naaktbeelden die de verdachte van [slachtoffer] heeft ontvangen, voldoen aan de criteria van kinderpornografisch materiaal. Het zijn afbeeldingen van een minderjarige van seksuele aard. Dat de verdachte de naaktbeelden uit wraak zou hebben verspreid, is voor de beoordeling of sprake is van kinderporno niet van belang. De verdachte heeft zich door aldus te handelen schuldig gemaakt aan het vervaardigen, verwerven, in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografisch materiaal.
Conclusie De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde feiten van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.6 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 1 januari 2023 tot en met 11 januari 2024 te Almere en 's Gravenhage, meermalen
-
afbeeldingen, te weten foto's en video's en
-
gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een iPhone 8
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid, vervaardigd, verworven, in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het door een persoon, te weten [slachtoffer] die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
-
met een vinger vaginaal penetreren van het eigen lichaam,
-
met een voorwerp, te weten een kwast, anaal peneteren van het eigen lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5 De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6 De op te leggen straffen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - met toepassing van het jeugdstrafrecht en rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 61 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich moet houden aan een meldplicht, dat de verdachte moet mee werken aan een ambulante behandeling bij de Waag en dat de verdachte zich moet houden aan een contactverbod met het slachtoffer. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 200 uren gevorderd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte heeft de gesprekken met de reclassering als waardevol ervaren en heeft dan ook geen bezwaar tegen de geadviseerde voorwaarden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit De verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2023 tot en met 11 januari 2024 schuldig gemaakt aan het vervaardigen, het verwerven, het in bezit hebben en het verspreiden van kinderporno. De verdachte en het slachtoffer hadden een affectieve relatie met elkaar. Deze relatie ging uit en de verdachte kon daar niet goed mee omgaan. De verdachte dreigde daarbij om hun relatie, die vanwege de culturele achtergrond van het slachtoffer verborgen was gebleven, aan haar familie bekend te maken. Onder deze dreiging heeft de verdachte het slachtoffer vervolgens gedwongen om naaktbeelden met daarop vergaande seksuele handelingen van zichzelf te maken. Het slachtoffer heeft deze beelden via Whatsapp naar de verdachte moeten sturen en de verdachte heeft deze naaktbeelden vervolgens gefilmd met het doel om deze te kunnen opslaan om ze daarna te verspreiden. Daarbij wist hij – zo heeft hij zelf verklaard – op dat moment al dat hij de afbeeldingen en de video’s niet alleen aan de familie van het slachtoffer zou sturen, maar ook naar een vriend van hem. De naaktbeelden van het slachtoffer zijn uiteindelijk op Telegram terecht gekomen met vermelding van de naam, het adres en telefoonnummer van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van het verspreiden van naaktbeelden vaak jaren later nog geconfronteerd kunnen worden met dergelijke beelden. Dit is een grote en voortdurende inbreuk op hun privacy van de ernstigste soort, vooral omdat deze beelden nooit meer van het internet kunnen worden verwijderd. De verdachte heeft kennelijk nooit stilgestaan bij het verdriet en de angst die dit bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort feiten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Deze gevolgen hebben zich bij het slachtoffer ook voorgedaan, zoals blijkt uit haar slachtofferverklaring.
Strafblad De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 5 september 2025. De verdachte is eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging. Persoon van de verdachte De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 15 april 2025. Daaruit volgt – kort samengevat – dat wordt geadviseerd om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De ontwikkeling van de verdachte stond mogelijk ten tijde van het ten laste gelegde wat stil door de moeilijke thuissituatie. Hij is getuige geweest van huiselijk geweld en dat kan de ontwikkeling negatief beïnvloeden. Bovendien leek de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde ondoordachte keuzes te maken waardoor hij in de problemen raakte en hij de gevolgen van zijn keuzes onvoldoende overzag. De reclassering adviseert om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken Volgens artikel 77c Sr, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage, het gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
Redelijke termijn Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige omstandigheid worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 31 januari 2024 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn aangevangen en op grond daarvan is die termijn thans met drie maanden overschreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen.
Strafmodaliteit en strafmaat De rechtbank heeft, naast het hiervoor overwogene, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Gezien de ernst van het bewezen verklaarde feit zou een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie in beginsel passend zijn. De rechtbank zal echter een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk opleggen en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van de straffen houdt de rechtbank in het nadeel van de verdachte rekening met het feit dat de verdachte het slachtoffer gedwongen heeft om de naaktbeelden te maken. Zij was ook nog maar vijftien, respectievelijk zestien jaar oud, ten tijde van het feit. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en oprecht spijt heeft betuigd van zijn handelen.
Op grond van het voorgaande, in samenhang bezien met de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat in deze specifieke situatie een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 61 dagen en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 75 uren, de pedagogisch juiste interventie is. De voorwaardelijke jeugddetentie zal worden opgelegd als stevige waarschuwing en zodat de verdachte zich met behulp van toezicht en begeleiding zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen die de reclassering adviseert, kortgezegd inhoudende een meldplicht, een ambulante behandeling bij de Waag en een contactverbod met het slachtoffer.
7 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] , ter terechtzitting bijgestaan door mr. J. Klein Molekamp, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 23.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 10.000,- aan immateriële schade voor het ontuchtig handelen, € 8.000,- voor de wraakporno en € 5.000,- voor de verhogende factor van epilepsie. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Door de benadeelde partij is ook verzocht om door middel van een 38v maatregel een contact- en locatieverbod op te leggen voor de periode van drie jaren, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard moet worden.
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 18.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voorts vordert de officier van justitie dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag € 18.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, ten behoeve van het slachtoffer.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de gevorderde schade voor het ontucht bepleit dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde schade voor de wraakporno aangesloten bij de officier van justitie. Er wordt niet betwist dat de benadeelde partij schade heeft opgelopen. Ten aanzien van de verhogende factor voor de epilepsie is de verdediging van mening dat daar geen rechtstreekse schade voor kan worden vastgesteld. De benadeelde partij was al bekend met epilepsie. In de vordering is niet terug te lezen dat het handelen van de verdachte de epilepsie heeft verergerd. Dit deel van de vordering moet dan ook worden afgewezen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De schade voor het ontuchtig handelen De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op het ontuchtig handelen van de verdachte, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het feit waarop dat gedeelte van de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
De verhogende factor epilepsie De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post verhogende factor epilepsie, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte ten aanzien van het causaal verband (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Vast staat dat er sprake was van epilepsie bij de benadeelde partij, maar niet is komen vast te staan dat het bewezen verklaarde feit de epilepsie heeft verergerd. Daar komt bij dat de door het slachtoffer overgelegde medische stukken vermelden dat het slachtoffer sinds september 2022, zijnde voor de tenlastegelegde periode, last heeft van schokken in haar armen en in haar hele lichaam en dat zij heel veel stress heeft van school en van haar examens en dat zij altijd stress heeft gehad. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De schade voor de wraakporno Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 primair bewezenverklaarde feit. Deze schade is ook niet betwist door de verdediging. De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 8.000,-, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 januari 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel Nu de verdachte ten opzichte van het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag € 8.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] . Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Vrijheidsbeperkende maatregel Anders dan de benadeelde partij is de rechtbank de noodzaak tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contact- en locatieverbod met het slachtoffer, onvoldoende gebleken. De rechtbank overweegt daarbij dat een contactverbod binnen de bijzondere voorwaarden afdoende is te meer nu de verdachte woonachtig is in [geboorteplaats] en zowel tijdens als na afloop van de termijn van de aan hem opgelegde gedragsaanwijzing geen contact heeft gezocht met de benadeelde partij. De rechtbank zal deze maatregel dan ook niet opleggen.
8 De inbeslaggenomen voorwerpen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 1 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 primair bewezenverklaarde feit is begaan.
9 De vordering tot tenuitvoerlegging
9.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot afwijzing van de vordering.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De verdachte is op 29 december 2023 veroordeeld door de politierechter, welk vonnis op 13 januari 2024 onherroepelijk is geworden. De verdachte heeft op 11 januari 2024 zijn telefoon moeten inleveren. Dit betekent dat de proeftijd van de verdachte nog niet was ingegaan en dat de verdachte daarom niet de algemene voorwaarde horende bij de voorwaardelijk opgelegde straf heeft overtreden. De vordering zal daarom worden afgewezen.
10 De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 36f, 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
11 De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.6 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 2 primair: een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, vervaardigen, verwerven en in bezit hebben;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen veroordeelt de verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 61 (eenenzestig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht (1 dag), bij de eventuele tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, 60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
-
zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 te Lelystad op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
-
gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2007) zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Forensische polikliniek de Waag te [geboorteplaats] of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De behandeling omvat in ieder geval diagnostiek. De verdachte houdt zich
aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 75 (vijfenzeventig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 37 (zevenendertig) dagen;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 8.000,- en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag van € 8.000,- bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 8.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
de inbeslaggenomen goederen verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1. STK Telefoontoestel (omschrijving: Zwart, merk: Apple), 3078164;
de vordering tenuitvoerlegging wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 29 december 2023 van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland aan de veroordeelde opgelegde taakstraf. Dit vonnis is gewezen door: mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter, mr. drs. W.G. de Boer, kinderrechter, en mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 september 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.