Uitspraak inhoud

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/010353-25

Datum uitspraak: 12 augustus 2025

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats 1] , op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 juli 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. van Rookhuizen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.G.P. Glas naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking is dat de verdachte zich, kort en zakelijk weergegeven, schuldig zou hebben gemaakt aan:

feit 1: het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, in de periode van 23 december 2024 tot en met 25 december 2024 in Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Leidschendam en/of Barendrecht, dan wel (subsidiair) het opzettelijk uitlokken van die voorbereidingshandelingen;

feit 2: het medeplegen van brandstichting van een auto, met gemeen gevaar voor goederen, op 24 december 2024 in Hoek van Holland, dan wel (subsidiair) het opzettelijk uitlokken van die brandstichting;

feit 3: het medeplegen van mensenhandel van [medeverdachte 1] (geboren [geboortedatum 2] -2008 te [geboorteplaats 2] ), terwijl hij de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, door hem onder meer de opdracht te geven een voertuig in brand te steken en explosieven in een auto en voor een woning te plaatsen en hem daarvoor een geldbedrag in het vooruitzicht te stellen, in de periode van 24 december 2024 tot en met 25 december 2024 in Rotterdam en/of Hoek van Holland en/of Zoetermeer.

3 De bewijsbeslissing

3.1. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde.

3.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Verdere standpunten van de verdediging komen hierna aan de orde voor zover relevant voor enige te nemen beslissing.

3.3. Gebruikte bewijsmiddelen

De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

3.4. Bewijsoverwegingen

Ter terechtzitting hebben de volgende feiten en omstandigheden niet ter discussie gestaan en deze feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.

In de nacht van 24 op 25 december 2024 trof de politie een voertuig aan in Zoetermeer, waarvan het kenteken was afgedekt met een handdoek. Medeverdachte [medeverdachte 2] was de bestuurder van dat voertuig en naast hem zat de minderjarige medeverdachte [medeverdachte 1] met een balaclava over zijn hoofd getrokken. Tussen de benen van [medeverdachte 1] , deels onder de bijrijdersstoel, bleken twee geïmproviseerde explosieven gevuld met flitspoeder te liggen, die tot grote explosies konden leiden. Volgens de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut hadden de explosies gevaar voor goederen, zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar kunnen veroorzaken. In de telefoons van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vond de politie een snapchatgroep waaraan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en drie anderen, waaronder de verdachte, hadden deelgenomen. In deze chatgroep werden opdrachten gegeven om een woning en een auto in Zoetermeer tot ontploffing te brengen. De uitvoerders kregen onder andere de instructie mee dat het grote pakket voor de woning is en het kleine pakket voor in de auto is.

Op de telefoon van [medeverdachte 2] is ook een video aangetroffen van een voertuig dat in brand staat. Uit onderzoek is gebleken dat dit een auto betreft die eerder die avond in Hoek van Holland in brand was gestoken. [medeverdachte 1] heeft deze brandstichting bekend. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] ter plaatse heeft gebracht, de brandstichting heeft gefilmd en vervolgens [medeverdachte 1] weer thuis heeft afgezet. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn op 15 mei 2025 door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld voor hun bijdrage aan de brandstichting in Hoek van Holland en de voorbereiding tot het veroorzaken van een ontploffing in Zoetermeer.

Uit het onderzoek ter terechtzitting en de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten het volgende af.

Feit 2: brandstichting in Hoek van Holland [medeverdachte 2] heeft in zijn verhoor verklaard dat hij tijdens zijn werk, op 24 december 2024, werd gebeld door de verdachte met de opdracht om iemand op te halen en te brengen naar Hoek van Holland. [medeverdachte 2] zou dat in eerste instantie hebben geweigerd, maar de verdachte bleef aandringen door hem meerdere keren te bellen, waarna hij de opdracht heeft geaccepteerd.

In tegenstelling tot hetgeen de verdediging daarover heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 2] kan worden gebezigd voor het bewijs, omdat deze op relevante onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Zo volgt uit het onderzoek naar de telefoongegevens van de verdachte dat hij op 24 december 2024 twaalf keer telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 2] . Deze hoge intensiteit van het contact past naar het oordeel van de rechtbank bij de verklaring van [medeverdachte 2] . Ook gelet op de momenten van het contact, waaronder om 21.18 en 21.30 uur, is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat deze gesprekken verband hielden met de brandstichting in Hoek van Holland, die plaatsvond rond 21.25 uur.

De verklaring ter terechtzitting van de verdachte over dit belcontact, inhoudende dat [medeverdachte 2] een goede vriend is die hij bijna dagelijks zag en met wie hij ook die avond probeerde af te spreken, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. De rechtbank neemt daartoe in aanmerking dat het onlogisch is om twaalf keer telefonisch contact te hebben, alleen over de vraag of je die avond gaat afspreken met elkaar. Bovendien vond een aantal telefonische contactmomenten pas plaats kort voor, of na middernacht. Daar komt bij dat uit de getapte telefoongesprekken van de verdachte in de penitentiaire inrichting blijkt dat het de verdachte, nadat [medeverdachte 2] een belastende verklaring over hem had afgelegd, veel moeite kostte om achter het woonadres van [medeverdachte 2] te komen en hoe hij met hem in contact moest komen. In de getapte telefoongesprekken heeft de verdachte verschillende mensen de opdracht gegeven om dit uit te zoeken en heeft hij op enig moment gezegd dat hij pas achter zijn adres kwam als hij het strafdossier in de onderhavige zaak had ontvangen. Dit alles ziet de rechtbank als ondersteuning van de verklaring van [medeverdachte 2] dat zij elkaar slechts via-via kennen en dat zij geen goede vrienden van elkaar zijn.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, gezien zijn rol als opdrachtgever, kan worden aangemerkt als medepleger van de brandstichting in Hoek van Holland. De rechtbank zal het onder 2 primair ten laste gelegde daarom bewezen verklaren.

Feit 1: voorbereiding van ontploffing teweegbrengen in Zoetermeer [medeverdachte 2] heeft verder in zijn verhoor verklaard dat hij door de verdachte werd gebeld op het moment dat hij onderweg was naar huis vanaf Hoek van Holland. Volgens [medeverdachte 2] gaf de verdachte hem de opdracht om eerst naar Rotterdam te rijden, om daar een pakket op te halen. Vervolgens moest hij [medeverdachte 1] weer thuis ophalen en naar de [straatnaam 1] in Zoetermeer brengen. Volgens [medeverdachte 2] zou hij deze opdrachten ofwel via de groepschat hebben ontvangen, ofwel telefonisch van de verdachte zelf.

Naar het oordeel van de rechtbank kan ook deze verklaring van [medeverdachte 2] worden gebezigd voor het bewijs, omdat deze op relevante onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen.

Uit het onderzoek naar de snapchatgroep volgt namelijk dat de verdachte op 24 december 2024 om 22.09 uur het eerste bericht stuurde, te weten een komma. Vervolgens vond er om 22.15 uur een “groepscall” plaats, een telefoongesprek via snapchat. Het gesprek duurde ongeveer twee minuten en de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [accountnaam] namen hieraan deel. Kort nadat het telefoongesprek was geëindigd, werd in het chatgesprek gesproken over het ophalen van een pakket en een “speler”, oftewel een uitvoerder. Ook ging het over een “waggie” en een “osso”, ofwel een voertuig en een huis. Uit de berichten die de verdachte in deze groep heeft gestuurd, leidt de rechtbank af dat hij moeiteloos met de anderen meepraatte en zich bewust was van de onderlinge rolverdeling. Op het moment dat [medeverdachte 2] het explosief ging ophalen in Rotterdam en [accountnaam] vroeg hoe ver [medeverdachte 2] was, reageerde de verdachte met: “hij is er”. De verdachte heeft als reden voor het sturen van dit bericht gegeven dat hij de locatie van [medeverdachte 2] kon zien en dat [medeverdachte 2] zelf niet reageerde. Die verklaring rijmt echter niet met het gegeven dat de verdachte dit bericht vrijwel direct, namelijk uiterlijk na 9 seconden, heeft verstuurd. Nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kort voor middernacht in Zoetermeer waren aangekomen en het betreffende huis en voertuig niet meteen konden vinden, heeft de verdachte in het chatgesprek gezegd dat zij even op een afstand moesten wachten op antwoord van [accountnaam] . Op datzelfde moment, om 23.56 uur, had de verdachte telefonisch contact met [medeverdachte 2] , zo blijkt uit de telefoongegevens van de verdachte.

De verklaring van de verdachte dat hij slechts aan deze groep was toegevoegd, en geen – wezenlijke – bijdrage heeft geleverd, vindt naar het oordeel van de rechtbank echter geen steun in de bewijsmiddelen. Het groepsgesprek, de snapchatberichten en de telefooncontacten met [medeverdachte 2] geven steun voor de verklaring van [medeverdachte 2] dat het – onder meer – de verdachte is geweest die hem de opdracht heeft gegeven om de ontploffingen te veroorzaken.

Nu is vastgesteld dat de verdachte een van de opdrachtgevers was, dat hij actief heeft deelgenomen aan de snapchat-groep en dat hij op relevante momenten telefonisch contact onderhield met [medeverdachte 2] , is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De verdachte heeft voor en tijdens de uitvoering een coördinerende en leidinggevende rol gehad en hij is in zodanige mate betrokken geweest bij de voorbereiding van de ontploffing dat hij als medepleger daarvan kan worden aangemerkt.

De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.

Feit 3: criminele uitbuiting Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr. stelt uitbuiting van minderjarigen strafbaar. Voor een bewezenverklaring van mensenhandel in de zin van dit artikel, dient te zijn voldaan aan een drietal elementen. Ten eerste moet sprake zijn van een minderjarige, ten tweede moet worden vastgesteld dat er sprake is van feitelijke handelingen en ten derde moet worden vastgesteld of verdachte hierbij het oogmerk van uitbuiting had. Dwangmiddelen zijn in dit geval niet vereist. De overtuiging van de wetgever is namelijk dat aan de exploitatie van minderjarigen ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ inherent is. Bij minderjarigen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen.

Uit het procesdossier volgt afdoende dat [medeverdachte 1] minderjarig was toen hij gevraagd werd voor het plegen van strafbare feiten. De leeftijd van het slachtoffer is door de wetgever geobjectiveerd, opzet of schuld daaromtrent is niet vereist.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de minderjarige [medeverdachte 1] voor de brandstichting in Hoek van Holland (feit 2) en de ontploffing in Zoetermeer (feit 1) via Snapchat is geworven en door [medeverdachte 2] is vervoerd. Voor de uitvoering van deze diensten is [medeverdachte 1] de ontvangst van een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld.

Het oogmerk van uitbuiting bestaat in dit geval uit de verdeling van risico, dat voor uitvoerders zoals [medeverdachte 1] over het algemeen veel groter is. Van [medeverdachte 1] werd immers verlangd dat hij meerdere zware strafbare feiten zou plegen, namelijk brandstichting en het tot ontploffing brengen van explosieven bij een woning en een voertuig, met levensgevaar voor zichzelf en andere personen. Daarnaast was de kans dat [medeverdachte 1] zou worden aangehouden door de politie aanzienlijk groter.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minderjarige [medeverdachte 1] is geworven en vervoerd, voor het plegen van strafbare feiten, met het oogmerk van uitbuiting. Gelet op de leidinggevende rol van de verdachte bij het werven en het regelen van het vervoeren van [medeverdachte 1] , kan hij worden aangemerkt als medepleger van de criminele uitbuiting van [medeverdachte 1] .

Op basis van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.

3.5. De bewezenverklaring

De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

  1. primair

hij in de periode van 23 tot en met 25 december 2024 te Zoetermeer en Rotterdam en Leidschendam, tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing terwijl daar levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen, te weten twee Improvised Explosive Devices (bestaande uit een container met flitspoeder en visco lont) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, en voorhanden heeft gehad, en appgesprekken in een chatgroep heeft gevoerd met mededaders over het plegen van een aanslag op een voertuig en woning (met behulp van genoemde explosieven) en over de voorbereidingen daarvan en zich met gezichtsvermomming en eenvoertuig met afgedekte kentekenplaten naar de directe omgeving van die beoogde woning en voertuig heeft begeven;

2 primair

hij op 24 december 2024 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur en een brandstof in aanraking te brengen met een auto, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de nabij die auto staande bomen en geparkeerde voertuigen te duchten was;

3 hij in de periode tussen 24 december 2024 en 25 december 2024 te Hoek van Holland en Zoetermeer, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, [medeverdachte 1] (geboren [geboortedatum 2] -2008 te Leiden),

  • telkens heeft geworven en vervoerd met het oogmerk van uitbuiting van die [medeverdachte 1] , terwijl die [medeverdachte 1] de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):

  • die [medeverdachte 1] de opdracht gegeven een voertuig in brand te steken en hem de ontvangst van enig geldbedrag in het vooruitzicht gesteld voor het succesvol uitvoeren van de opdracht;

  • die [medeverdachte 1] via Snapchat verteld dat hij explosieven in een auto en voor een woning moest plaatsen en hem de ontvangst van enig geldbedrag in het vooruitzicht gesteld voor het succesvol uitvoeren van de opdracht;

  • die [medeverdachte 1] vervoerd van en naar de locatie van de brandstichting aan de [straatnaam 2] in Hoek van Holland;

  • die [medeverdachte 1] vervoerd van en naar de locatie voor het plaatsen van de explosieven aan de [straatnaam 1] in Zoetermeer.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om bij eventuele strafoplegging rekening te houden met de jeugdige ontwikkeling van de verdachte en een gevangenisstraf op te leggen conform de duur van zijn voorlopige hechtenis.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Ernst van de feiten

De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het in brand steken van een voertuig en aan het voorbereiden van het veroorzaken van een ontploffing. Daarbij nam de verdachte een leidinggevende rol aan en bleef hij zelf vrij van risico’s. Voor de voornoemde feiten hebben de verdachte en zijn medeverdachten onder meer een minderjarige uitvoerder geregeld, die de feiten met gevaar voor eigen leven moest plegen, terwijl de verdachte hem op veilige afstand aanstuurde middels berichten via de telefoon. Daarmee heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan criminele uitbuiting van een minderjarige.

De verdachte heeft door de opdracht te geven tot het in brand steken van het voertuig en tot het veroorzaken van een ontploffing bij een woning en in een auto, geen enkel respect getoond voor andermans eigendom. Door zijn handelen heeft de verdachte er verder blijk van gegeven er niet voor terug te deinzen anderen, zowel de uitvoerders als mogelijke slachtoffers, ernstig in gevaar te brengen. Uit het onderzoek van het NFI is gebleken dat de explosieve constructies een aanzienlijke hoeveelheid flitspoeder bevatten en dat deze stof gevoelig is ook voor onbedoelde ontsteking, bijvoorbeeld door wrijving of hitte. Als het pakket onbedoeld tot ontploffing was gekomen in het voertuig waarin de uitvoerders zaten, is het volgens het NFI een gegeven dat zij overleden zouden zijn. Bij ontploffing van het explosief voor een woning, zoals door de verdachte en zijn medeverdachten was gepland, had dit zeer ernstige gevolgen kunnen hebben voor die bewoners en van de bewoners van omringende woningen. Het teweegbrengen van ontploffingen is tegenwoordig aan de orde van de dag en heeft kennelijk tot doel personen te intimideren. Het stichten van brand en teweegbrengen van ontploffingen raken daarom niet alleen de veiligheid van de direct betrokkenen, maar veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.

Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en daarmee geen verantwoordelijk neemt voor zijn daden.

Strafblad De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 1 juli 2025, waaruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.

Persoon van de verdachte De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 28 juli 2025, waaruit volgt dat sprake is van problematiek op verschillende leefgebieden, waaronder het ontbreken van dagbesteding en inkomen, schulden, het negatieve sociale netwerk en het psychosociaal functioneren van de verdachte. De reclassering heeft verder overwogen dat de houding van de verdachte ook onderdeel vormt van de problematiek. Dat blijkt uit de omstandigheden dat de verdachte in zijn eerste reclasseringstoezicht is gerecidiveerd en in een volgend toezicht hulp door hem werd afgehouden en beperkt sprake was van gedragsverandering. In het gesprek waarop deze reclasseringsrapportage is gebaseerd kwam de verdachte ook niet erg gemotiveerd over om mee te werken aan hulpverlening volgens de rapporteur.

Door de reclassering is een gemiddeld recidiverisico vastgesteld, waardoor de reclassering bij veroordeling van de verdachte hulpverlening wel geïndiceerd acht. Zij adviseren bij veroordeling het volwassenenstrafrecht toe te passen en op te leggen aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:

Ter terechtzitting heeft de verdachte zich bereid en gemotiveerd getoond om mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.

Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.

De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.

De rechtbank acht alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd, met uitzondering van het locatieverbod.

7 De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 46, 47, 57, 157, 273f van het Wetboek van Strafrecht;

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8 De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

ten aanzien van feit 1 primair:

medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;

ten aanzien van feit 2 primair:

medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

ten aanzien van feit 3:

medeplegen van mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 2º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;

verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 (VIER) JAREN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, namelijk tot op heden 121 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 1 (EEN) JAAR, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

  • zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 Rotterdam. De veroordeelde blijft zich gedurende de proeftijd melden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;

  • zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van een de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling vindt plaats op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, en de behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;

  • gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met zijn medeverdachten: [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2004); [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2008) en [medeverdachte 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2005), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;

  • zich inspant voor het volgen van een opleiding en/of het vinden en behouden van betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;

  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat hij meewerkt aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;

  • meewerkt aan gesprekken met de reclassering teneinde inzicht te krijgen in zijn sociaal netwerk, zowel online als offline.

geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Balfoort, voorzitter, mr. M.L. Harmsen rechter, mr. L.C. Bannink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Claessens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 augustus 2025.

Bijlage I: de tekst van de tenlastelegging

1 hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 tot en met 25 december 2024 te Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Leidschendam en/of Barendrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing terwijl daar levensgevaar en/of gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten twee Improvised Explosive Devices (bestaande uit een container met flitspoeder en visco lont) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad, en/of appgesprekken in een chatgroep heeft gevoerd met mededader(s) over het plegen van een aanslag op een voertuig en/of woning (met behulp van genoemde explosieven) en/of over de voorbereidingen daarvan en/of zich met gezichtsvermomming en/of voertuig met afgedekte kentekenplaten naar de directe omgeving van die beoogde woning en/of voertuig heeft begeven

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 tot en met 25 december 2024 te Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Leidschendam en/of Barendrecht, in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing terwijl daar levensgevaar en/of gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van te duchten is opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten twee Improvised Explosive Devices (bestaande uit een container met flitspoeder en visco lont) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, en/of appgesprekken in een chatgroep heeft/hebben gevoerd met mededader(s) over het plegen van een aanslag op een voertuig en/of woning (met behulp van genoemde explosieven) en/of over de voorbereidingen daarvan en/of zich met gezichtsvermomming en/of voertuig met afgedekte kentekenplaten naar de directe omgeving van die beoogde woning en/of voertuig heeft/hebben begeven welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 23 tot en met 25 december 2024 te Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Leidschendam en/of Barendrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door enig geldbedrag in het vooruitzicht te stellen en/of die Improvised Explosive Devices te verschaffen

2 hij op of omstreeks 24 december 2024 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur en/of een brandstof in aanraking te brengen met een auto, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de nabij die auto staande bomen en/of geparkeerde voertuigen te duchten was

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op of omstreeks 24 december 2024 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door open vuur en/of een brandstof in aanraking te brengen met een auto, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de nabij die auto staande bomen en/of geparkeerde voertuigen te duchten was welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 23 tot en met 25 december 2024 te Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Leidschendam en/of Barendrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door enig geldbedrag in het vooruitzicht te stellen

3 hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 24 december 2024 en 25 december 2024 te Rotterdam en/of Hoek van Holland en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [medeverdachte 1] (geboren [geboortedatum 2] -2008 te [geboorteplaats 2] ),

  • ( telkens) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk van uitbuiting van die [medeverdachte 1] , terwijl die [medeverdachte 1] de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft

bereikt (sub 2), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):

  • die [medeverdachte 1] de opdracht gegeven een voertuig in brand te steken en hem de ontvangst van enig geldbedrag in het vooruitzicht gesteld voor het succesvol uitvoeren van de opdracht;

  • die [medeverdachte 1] via Snapchat verteld dat hij explosieven in een auto en voor een woning moest plaatsen en hem de ontvangst van enig geldbedrag in het vooruitzicht gesteld voor het succesvol uitvoeren van de opdracht;

  • die [medeverdachte 1] vervoerd van en naar de locatie van de brandstichting aan de [straatnaam 2] in Hoek van Holland;

  • die [medeverdachte 1] vervoerd van en naar de locatie voor het plaatsen van de explosieven aan de [straatnaam 1] in Zoetermeer