Artikel 16
1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 kan worden afgewezen indien:
a. de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd; b. de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding; c. de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan dan wel, indien de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan; d. de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid; e. de vreemdeling niet bereid is om medewerking te verlenen aan een medisch onderzoek naar een ziekte aangewezen bij of krachtens de Wet publieke gezondheid, ter bescherming van de volksgezondheid of een medische behandeling tegen een dergelijke ziekte te ondergaan; f. de vreemdeling voor een werkgever arbeid verricht, zonder dat aan de Wet arbeid vreemdelingen is voldaan; g. de vreemdeling niet voldoet aan de beperking, verband houdende met het doel waarvoor hij wil verblijven; h. de vreemdeling, die niet behoort tot een der categorieën, bedoeld in artikel 17, eerste lid, na verkrijging van rechtmatig verblijf in Nederland inburgeringsplichtig zou zijn op grond van de artikelen 3 en 4 van de Wet inburgering 2021 en niet beschikt over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij; i. de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van een eerdere aanvraag tot het verlenen, verlengen of wijzigen van een visum of een verblijfsvergunning hebben geleid of zouden hebben geleid; j. de vreemdeling in Nederland verblijf heeft gehouden, anders dan op grond van artikel 8. k. ten behoeve van het verblijf van de vreemdeling geen verklaring van een referent is overgelegd als bedoeld in artikel 2a, tweede lid.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van de gronden, bedoeld in het eerste lid.
3. Het eerste lid, onder h, is niet van toepassing op de vreemdeling die de Surinaamse nationaliteit bezit en die met bij ministeriële regeling vastgestelde bescheiden heeft aangetoond in Suriname of Nederland lager onderwijs in de Nederlandse taal te hebben gevolgd.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:11572 - Rechtbank Den Haag - 1 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17057 - Rechtbank Den Haag - 9 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14301 - Rechtbank Den Haag - 31 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:2935 - Raad van State - 1 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18269 - Rechtbank Den Haag - 3 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18300 - Rechtbank Den Haag - 25 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17600 - Zwaarwegend openbare orde prevaleert boven het privéleven bij afwijzing verblijfsvergunning - 24 september 2025
De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag voor een verblijfsvergunning en de vrijstelling van het mvv-vereiste terecht heeft afgewezen. Ernstige misdrijven en een actueel recidivegevaar vormen een zwaarwegend belang van de openbare orde dat zwaarder weegt dan het recht op privéleven van de eiser.
ECLI:NL:RBDHA:2025:17376 - Onvoldoende motivering bij medische verblijfsvergunning hersteld met aanvullend BMA-advies - 22 september 2025
De rechtbank vernietigt een besluit wegens een motiveringsgebrek, omdat het Bureau Medische Advisering (BMA) de rol van mantelzorg onvoldoende had onderzocht. De rechtsgevolgen blijven echter in stand, omdat de minister dit gebrek in de beroepsfase heeft hersteld met een aanvullend BMA-advies.
ECLI:NL:RBDHA:2025:15920 - Rechtbank Den Haag - 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12160 - Rechtbank Den Haag - 9 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12173 - Rechtbank Den Haag - 9 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12053 - Rechtbank Den Haag - 8 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17586 - Geen spoedeisend belang bij voorlopige voorziening ondanks dreigende uitzetting - 24 september 2025
De voorzieningenrechter wijst een verzoek om een voorlopige voorziening af wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. De enkele omstandigheid dat de verzoeker geen rechtmatig verblijf heeft en uitzetbaar is, levert volgens vaste rechtspraak geen spoedeisend belang op zolang uitzetting niet op korte termijn dreigt.