Artikel 287 (Procedure rechterlijke uitspraak schuldsanering)
1. De rechtbank zal met de meeste spoed op het verzoek uitspraak doen. De uitspraak geschiedt bij vonnis. Artikel 6, eerste lid, derde zin, en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. De toepassing van de schuldsaneringsregeling gaat in bij de aanvang van de dag waarop de rechter die toepassing heeft uitgesproken.
2. Indien in of bij het verzoekschrift gegevens als bedoeld in artikel 285, eerste lid, ontbreken, kan de rechtbank de schuldenaar een termijn van ten hoogste een maand gunnen om de ontbrekende gegevens te verstrekken. De griffier brengt het orgaan of de persoon, bedoeld in artikel 285, tweede lid, hiervan onverwijld op de hoogte. Indien na deze termijn nog steeds gegevens ontbreken, wordt de schuldenaar niet-ontvankelijk verklaard.
3. Het vonnis, bedoeld in het eerste lid houdt in de benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder. De rechtbank benoemt een bewindvoerder die adequaat is opgeleid en over de voor zijn taken vereiste deskundigheid beschikt. Bij de aanstelling:
a. houdt de rechtbank rekening met de specifieke kenmerken van de zaak, waaronder eventuele grensoverschrijdende elementen, en de ervaring en deskundigheid van de bewindvoerder; en b. hanteert de rechtbank een procedure en voorwaarden die duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn.
4. De rechtbank is in spoedeisende zaken bevoegd, gelet op de belangen van partijen, een voorlopige voorziening bij voorraad te geven. De voorlopige voorziening wordt gevraagd in het verzoek of, indien dit al is ingediend, door indiening van een afzonderlijk verzoek daartoe. De artikelen 256, 257 en 258 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing. Op hoger beroep zijn de artikelen 358 tot en met 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.
5. De rechtbank geeft in het vonnis, bedoeld in het eerste lid, last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen gedurende een termijn van dertien maanden. De bewindvoerder kan gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling de rechter-commissaris verzoeken om wijziging van de termijn of om een nieuwe last gedurende een bepaalde termijn.
6. Indien het verzoek op de voet van artikel 284, vierde lid, door burgemeester en wethouders is ingediend, wordt het verzoek niet toegewezen dan nadat de schuldenaar is opgeroepen om te worden gehoord. Dit geldt niet voor zover het verzoek strekt tot het geven van een voorlopige voorziening bij voorraad.
7. Indien het verzoek op de voet van artikel 284, vierde lid, door burgemeester en wethouders is ingediend en in het verzoek of in een daarbij gevoegde bijlage gegevens als bedoeld in artikel 285, eerste lid, ontbreken, stelt de rechtbank burgemeester en wethouders in de gelegenheid om binnen een termijn van een maand de ontbrekende gegevens te verstrekken.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechtbank zal met de meeste spoed op het verzoek uitspraak doen. De uitspraak geschiedt bij vonnis. Artikel 6, eerste lid, derde zin, en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. De toepassing van de schuldsaneringsregeling gaat in bij de aanvang van de dag waarop de rechter die toepassing heeft uitgesproken.
Dit lid bepaalt dat de rechtbank zo snel mogelijk een beslissing (uitspraak) moet nemen over het ingediende verzoek. Deze beslissing wordt vastgelegd in een officieel document, een vonnis. De bepalingen uit artikel 6, specifiek het eerste lid, derde zin, en het vierde lid, zijn hierop ook van toepassing. De schuldsaneringsregeling wordt van kracht (gaat in) vanaf het begin van de dag waarop de rechter de toepassing ervan heeft uitgesproken.
2. Indien in of bij het verzoekschrift gegevens als bedoeld in artikel 285, eerste lid, ontbreken, kan de rechtbank de schuldenaar een termijn van ten hoogste een maand gunnen om de ontbrekende gegevens te verstrekken. De griffier brengt het orgaan of de persoon, bedoeld in artikel 285, tweede lid, hiervan onverwijld op de hoogte. Indien na deze termijn nog steeds gegevens ontbreken, wordt de schuldenaar niet-ontvankelijk verklaard.
Dit lid beschrijft wat er gebeurt als er in het verzoekschrift, of in documenten die bij het verzoekschrift horen, informatie (gegevens) mist die volgens artikel 285, eerste lid, vereist is. In dat geval kan de rechtbank de schuldenaar maximaal een maand de tijd geven om deze ontbrekende informatie alsnog aan te leveren (verstrekken). De griffier (administratief medewerker van de rechtbank) moet de instantie of persoon die genoemd wordt in artikel 285, tweede lid, hier direct (onverwijld) van op de hoogte stellen. Als na het verstrijken van deze termijn de gegevens nog steeds niet zijn aangeleverd, dan zal het verzoek van de schuldenaar niet in behandeling worden genomen (niet-ontvankelijk verklaard).
3. Het vonnis, bedoeld in het eerste lid houdt in de benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder. De rechtbank benoemt een bewindvoerder die adequaat is opgeleid en over de voor zijn taken vereiste deskundigheid beschikt. Bij de aanstelling:
Dit lid stelt dat het vonnis, waarover in het eerste lid wordt gesproken, de aanwijzing (benoeming) van een rechter-commissaris en een bewindvoerder omvat. De rechtbank wijst een bewindvoerder aan die passend (adequaat) is opgeleid en de noodzakelijke kennis en vaardigheden (deskundigheid) bezit voor de taken die hij moet uitvoeren. Bij deze aanstelling (het benoemen van de bewindvoerder) gelden de volgende punten:
a. houdt de rechtbank rekening met de specifieke kenmerken van de zaak, waaronder eventuele grensoverschrijdende elementen, en de ervaring en deskundigheid van de bewindvoerder; en
Dit betekent dat de rechtbank bij de aanstelling van de bewindvoerder let op de bijzondere eigenschappen (specifieke kenmerken) van de betreffende zaak, inclusief mogelijke internationale aspecten (grensoverschrijdende elementen), en ook kijkt naar de ervaring en de specifieke kennis (deskundigheid) die de bewindvoerder heeft.
b. hanteert de rechtbank een procedure en voorwaarden die duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn.
Dit houdt in dat de rechtbank een werkwijze (procedure) en eisen (voorwaarden) gebruikt die helder (duidelijk), open en controleerbaar (transparant) en eerlijk (rechtvaardig) zijn.
4. De rechtbank is in spoedeisende zaken bevoegd, gelet op de belangen van partijen, een voorlopige voorziening bij voorraad te geven. De voorlopige voorziening wordt gevraagd in het verzoek of, indien dit al is ingediend, door indiening van een afzonderlijk verzoek daartoe. De artikelen 256, 257 en 258 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing. Op hoger beroep zijn de artikelen 358 tot en met 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.
Dit lid bepaalt dat de rechtbank in urgente gevallen (spoedeisende zaken) de bevoegdheid heeft om, rekening houdend met de belangen van alle betrokkenen (partijen), een directe, tijdelijke maatregel (voorlopige voorziening bij voorraad) te treffen. Zo'n voorlopige voorziening kan worden aangevraagd als onderdeel van het oorspronkelijke verzoek, of, als het verzoek al is ingediend, via een apart verzoek daarvoor. De regels uit de artikelen 256, 257 en 258 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelden hierbij ook (zijn van overeenkomstige toepassing). Als men in hoger beroep gaat tegen deze beslissing, dan zijn de artikelen 358 tot en met 362 van hetzelfde wetboek van toepassing.
5. De rechtbank geeft in het vonnis, bedoeld in het eerste lid, last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen gedurende een termijn van dertien maanden. De bewindvoerder kan gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling de rechter-commissaris verzoeken om wijziging van de termijn of om een nieuwe last gedurende een bepaalde termijn.
Dit lid stelt dat de rechtbank in het vonnis (zoals genoemd in het eerste lid) de bewindvoerder de opdracht (last) geeft om poststukken (brieven en telegrammen) die voor de schuldenaar bestemd zijn, te openen. Dit mag gedurende een periode (termijn) van dertien maanden. Zolang de schuldsaneringsregeling loopt, kan de bewindvoerder de rechter-commissaris vragen om deze termijn aan te passen (wijziging) of om een nieuwe opdracht voor het openen van post te geven voor een specifieke periode.
6. Indien het verzoek op de voet van artikel 284, vierde lid, door burgemeester en wethouders is ingediend, wordt het verzoek niet toegewezen dan nadat de schuldenaar is opgeroepen om te worden gehoord. Dit geldt niet voor zover het verzoek strekt tot het geven van een voorlopige voorziening bij voorraad.
Dit lid regelt dat als het verzoek voor de schuldsanering is ingediend door burgemeester en wethouders (op basis van artikel 284, vierde lid), dit verzoek pas wordt goedgekeurd (toegewezen) nadat de schuldenaar is uitgenodigd (opgeroepen) om zijn of haar kant van het verhaal te doen (te worden gehoord). Deze regel geldt echter niet als het verzoek van burgemeester en wethouders specifiek gericht is op het verkrijgen van een directe, tijdelijke maatregel (voorlopige voorziening bij voorraad).
7. Indien het verzoek op de voet van artikel 284, vierde lid, door burgemeester en wethouders is ingediend en in het verzoek of in een daarbij gevoegde bijlage gegevens als bedoeld in artikel 285, eerste lid, ontbreken, stelt de rechtbank burgemeester en wethouders in de gelegenheid om binnen een termijn van een maand de ontbrekende gegevens te verstrekken.
Dit lid bepaalt dat als het verzoek voor de schuldsanering is ingediend door burgemeester en wethouders (op basis van artikel 284, vierde lid), en er in dit verzoek of in een bijgevoegd document (bijlage) informatie (gegevens) mist die volgens artikel 285, eerste lid, vereist is, de rechtbank burgemeester en wethouders de kans (gelegenheid) geeft om deze missende informatie binnen een periode van een maand alsnog aan te leveren (verstrekken).
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBROT:2025:10845 - Rechtbank Rotterdam - 21 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11160 - Moratorium toegewezen bij dreigende ontruiming door belangenafweging - 19 september 2025
De rechtbank Rotterdam wijst een moratorium op grond van artikel 287b Faillissementswet toe bij een dreigende woningontruiming. Bij de belangenafweging weegt het belang van de schuldenaar om het minnelijk traject te doorlopen zwaarder, omdat door beschermingsbewind en voldoende inkomen aannemelijk is dat de lopende huurtermijnen worden voldaan.
ECLI:NL:RBROT:2025:11051 - Moratorium toegewezen bij dreigende huisuitzetting na belangenafweging - 15 september 2025
De rechtbank wijst een moratorium ex artikel 287b Fw toe om een huisuitzetting te voorkomen. Na een belangenafweging, analoog aan artikel 287 lid 4 Fw, weegt het belang van de schuldenaar zwaarder, omdat aannemelijk is dat de lopende huurtermijnen worden voldaan door recente betalingen en opstartend budgetbeheer.