ECLI:NL:RBROT:2025:10353 - Rechtbank Rotterdam - 4 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [rekestnummer 1] - [rekestnummer 2] uitspraakdatum: 4 augustus 2025
[verzoekster], wonende te [adres] [postcode] [plaats] , verzoekster.
1 De procedure
Verzoekster heeft op 17 juli 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 17 juli 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 31 juli 2025.
Ter zitting van 31 juli 2025 zijn verschenen en gehoord:
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.
2 Het verzoek
Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 juni 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster wenst een oplossing voor haar schuldenproblematiek. Zij heeft zich daarom gemeld bij Geldplein voor schuldhulpverlening. De aanvraag voor schuldhulpverlening in combinatie met budgetbeheer is nog in behandeling. Schuldhulpverlening heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij de uitkeringsinstantie zal verzoeken de huur rechtstreeks naar verweerster over te maken totdat budgetbeheer is ingesteld. Daarmee wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig en volledig worden voldaan. Daarnaast heeft verzoekster voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen van € 693,59 te voldoen. Ze ontvangt een Participatiewet-uitkering en toeslagen van de Belastingdienst. Bovendien is de huur van augustus 2025 reeds voldaan.
3 Het verweer
Verweerster heeft ter zitting verklaard waarde te hechten aan het feit dat verzoekster hulp heeft gezocht. Verweerster heeft dan ook geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek, zolang de lopende huurtermijnen maar worden voldaan.
4 De beoordeling
Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 juni 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 2 juli 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 22 juli 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen. Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 6 juni 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft aangetoond dat zij voldoende inkomsten heeft om de lopende huurtermijnen te voldoen. Gebleken is verder dat de huur van augustus 2025 is betaald. Daarnaast is toegezegd dat de uitkeringsinstantie zal worden verzocht de huur rechtstreeks aan verweerster over te maken totdat budgetbeheer is ingesteld. Daarmee wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen voortaan tijdig en volledig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.
5 De beslissing
De rechtbank:
-
schort de tenuitvoerlegging op van het op 6 juni 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan [adres] te [plaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
-
bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
17 juli 2025;
-
bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig en volledig worden voldaan;
-
bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
-
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, rechter, en in aanwezigheid van mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025.