ECLI:NL:RBROT:2025:10845 - Rechtbank Rotterdam - 21 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287, vierde lid, Faillissementswet
[rekestnummer] uitspraakdatum: 21 augustus 2025
[verzoeker], [adres] [postcode] [plaats] , hierna: verzoeker.
1 De procedure
Verzoeker heeft op 24 juli 2025 met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (hierna: Fw), een verzoekschrift ex artikel 287, vierde lid, Fw ingediend waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift ex artikel 287, vierde lid, Fw bepaald op 18 augustus 2025.
GGN Mastering Credit B.V. (hierna: GGN) heeft namens [verhuurder] (hierna: [verhuurder] ) de rechtbank op 15 augustus 2025 bericht dat niemand ter zitting zal verschijnen en dat [verhuurder] kan instemmen met het verzoek op voorwaarde dat indien de lopende huur niet of niet tijdig wordt voldaan, de voorlopige voorziening vervalt en het gehuurde ontruimd kan worden.
Ter zitting van 18 augustus 2025 zijn verschenen en gehoord:
De uitspraak is bepaald op heden.
2 Het verzoek
Het verzoek strekt ertoe om [verhuurder] , gevestigd te [plaats] , vertegenwoordigd door GGN, te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 augustus 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen, totdat op het door verzoeker ingediende verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is beslist.
De huur van de woning bedroeg € 944,94 en bedraagt thans per juli 2025 € 982,57. Verzoeker ontvangt € 3.490,62 aan inkomsten uit arbeid en pensioen. Daarmee kan hij de lopende huurtermijnen voldoen. Dat blijkt eveneens uit het overgelegde budgetplan. Daarnaast staat verzoeker onder beschermingsbewind. Zijn beschermingsbewindvoerder draagt vanaf februari 2025 zorg voor betaling van de vaste lasten, waaronder de huur. Ook heeft de beschermingsbewindvoerder de huur van januari 2025 alsnog in februari 2025 voldaan.
3 Het verweer
[verhuurder] heeft ter zitting toegelicht waarom zij toch ter zitting is verschenen en heeft voorts verklaard dat zij het onbegrijpelijk vindt dat verzoeker het schuldhulpverleningstraject na een jaar nog steeds niet heeft afgerond.
4 De beoordeling
Voor toewijsbaarheid van het verzoek is allereerst vereist dat door verzoeker is aangetoond dat sprake is van een spoedeisende situatie.
De spoedeisendheid van het verzoek is aangetoond, nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 augustus 2023 tot ontruiming van zijn woonruimte heeft overgelegd. Tevens is door verzoeker een kopie van het exploot van 17 juli 2025 overgelegd waarin wordt aangekondigd dat [verhuurder] op 26 augustus 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning.
Met betrekking tot de verzochte voorlopige voorziening dient de rechtbank een belangenafweging te maken tussen de belangen van verzoeker enerzijds en de belangen van [verhuurder] anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat eruit dat hij in afwachting van een beslissing van deze rechtbank op het door hem ingediende verzoekschrift ex artikel 284 Fw in zijn huurwoning kan blijven wonen.
Het belang van [verhuurder] bestaat eruit dat zij het vonnis van 1 augustus 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende huurtermijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker ontvangt inkomsten uit arbeid en pensioen en heeft daarmee voldoende inkomsten om de lopende huur van thans € 982,57 te voldoen. Verzoeker heeft dit ook aangetoond door een overzicht te verstrekken waarop staat dat hij de lopende huur vanaf februari 2025 heeft voldaan. Daarnaast staat verzoeker onder beschermingsbewind. Daarmee wordt gewaarborgd dat hij de lopende huurtermijnen blijft voldoen.
Weliswaar is op dit moment nog geen schuldregelingstraject doorlopen; op voorhand kan niet worden uitgesloten dat dit alsnog versneld kan worden doorlopen met behulp van beschermingsbewind. Daarbij betrekt de rechtbank dat ex artikel 285, eerste lid, onder f, Fw onder omstandigheden ook gemotiveerd kan worden afgezien van het doen van een minnelijk aanbod voorafgaand aan de behandeling van het Wsnp-verzoek. Daarnaast geldt dat artikel 287, tweede lid, Fw als uitgangspunt neemt dat bij het ontbreken van bepaalde gegevens of een bepaalde toelichting in het Wsnp-verzoek, in beginsel een termijn van een maand wordt gegund om het verzoek alsnog compleet te maken. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet op voorhand worden vastgesteld dat het onaannemelijk is dat verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten, althans dat het verzoek niet-ontvankelijk zal (moeten) worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank dient tegen deze achtergrond het belang van verzoeker op dit moment zwaarder te wegen dan het belang van [verhuurder] .
Het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal bovendien op 30 september 2025 te 12:00 uur– en derhalve op korte termijn – worden behandeld, zodat voor partijen snel duidelijkheid zal ontstaan over de vraag of toepassing van de schuldsaneringsregeling in de weg zal staan aan ontruiming conform artikel 305, tweede lid, Fw.
De verzochte voorziening zal verder worden toegewezen onder de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan. De voorziening zal gelden totdat op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling onherroepelijk zal zijn beslist of totdat het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wordt ingetrokken.
Verzoeker dient het verzoekschrift ex artikel 284 Fw te completeren en de opgevraagde aan te leveren. Onder meer zal er dan een verklaring ex artikel 285 lid 1 onder f Fw moeten worden aangeleverd.
5 De beslissing
De rechtbank:
- verbiedt [verhuurder] , voor de duur van deze voorziening, over te gaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, gelegen aan:
[adres] [postcode] [plaats] ;
-
bepaalt dat de genoemde voorziening slechts geldt zolang de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan;
-
bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt op het moment dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt ingetrokken, dan wel de beslissing daarop in kracht van gewijsde is gegaan;
-
bepaalt dat het door verzoeker ingediende verzoekschrift ex artikel 284 Fw wordt behandeld op 30 september 2025 te 12:00 uur.
Deze beschikking is op 21 augustus 2025 gegeven door mr. M. Aukema, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Hulsegge, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende drie maanden na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.