ECLI:NL:RBROT:2025:10889 - Rechtbank Rotterdam - 3 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2] [nummer 3] – [nummer 4] uitspraakdatum: 3 september 2025
[verzoeker] en [verzoekster] , wonende te [adres] [postcode] [woonplaats] , verzoekers.
1 De procedure
Verzoekers hebben op 25 juli 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 25 juli 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 27 augustus 2025.
Ter zitting van 27 augustus 2025 zijn verschenen en gehoord:
Verzoekster kon vanwege privéomstandigheden niet ter zitting verschijnen.
Hafkamp Groenenwegen heeft namens Stichting Havensteder (hierna: verweerster) voorafgaand aan de zitting, op 20 augustus 2025, aan de rechtbank een brief toegezonden. Verweerster heeft hierin aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
De advocaat van verzoekers heeft na de zitting, op 27 augustus 2025, de rechtbank nog aanvullende stukken toegezonden.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.
2 Het verzoek
Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 januari 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers ten uitvoer te leggen.
Verzoeker is zelfstandig ondernemer en zijn echtgenote werkt in zijn bedrijf. Verzoekers hebben zich gemeld voor een oplossing voor hun schuldenproblematiek bij Zuidweg & Partners. De schuldhulpverlener is op dit moment bezig met het inventariseren van de schulden en de levensvatbaarheid van de onderneming wordt onderzocht. Verzoekers hebben op 8 september 2025 een vervolgafspraak met hun schuldhulpverlener. Verzoekers zullen worden verplicht om hun inkomen over te maken op een betaalrekening van Zuidweg & Partners. De hoogte van het inkomen van verzoekers is afhankelijk van het aantal opdrachten. Zij ontvangen daarnaast zorg- en huurtoeslag en kindgebonden budget. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat de ontvangen toeslagen voldoende zijn om de lopende huurbetalingen mee te voldoen. Verzoekers hebben de huur van augustus 2025 voldaan op 24 juli 2025 en de huur van september 2025 is voldaan op 27 augustus 2025.
3 Het verweer
Verweerster heeft bij brief van 20 augustus 2025 aangegeven dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
4 De beoordeling
Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekers een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 januari 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers en een kopie van het exploot van 27 juni 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 4 augustus 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekers, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekers enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekers bestaat erin dat zij in de huurwoning kunnen blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekers kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 22 januari 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekers hebben de huur over augustus en september 2025 tijdig voldaan. Zij ontvangen voldoende inkomsten om de lopende huurbetalingen tijdig te kunnen voldoen. Daarnaast zullen zij worden verplicht hun inkomen over te maken op een betaalrekening van Zuidweg & Partners waardoor voldoende wordt gewaarborgd dat de huurbetalingen tijdig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekers zwaarder te wegen dan het belang van verweerster. De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zullen verzoekers gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kunnen verzoekers te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.
5 De beslissing
De rechtbank:
-
schort de tenuitvoerlegging op van het op 22 januari 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekers gelegen aan de [adres] te Rotterdam, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
-
bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
25 juli 2025;
-
bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
-
bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekers de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
-
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van
I. van Gemerde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.