Uitspraak inhoud

Team insolventie

voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk

rekestnummers: [nummers]

uitspraakdatum: 25 juli 2025

[verzoeker] en [verzoekster], wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres te [plaatsnaam], verzoekers.

1 De procedure

Verzoekers hebben op 10 juli 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.

In het vonnis van deze rechtbank van 11 juli 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 18 juli 2025.

Ter zitting van 18 juli 2025 zijn verschenen en gehoord:

De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2 Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van vier maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 mei 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers ten uitvoer te leggen.

Verzoekers willen een oplossing voor hun schuldenproblematiek. Zij hebben zich daarom gemeld bij schuldhulpverlening. Verzoekers hebben de afgelopen jaren veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Deze gebeurtenissen hebben onder andere geleid tot ernstige gezondheidsproblemen bij [verzoeker]. Daarnaast heeft ook [verzoekster] te kampen gehad met de nodige gezondheidsproblemen. Dit alles heeft geleid tot, onder meer, deze huurachterstand. Op dit moment werkt [verzoekster] bij de ANWB. Zij werkt daar 36 uur in de week. Daarnaast ontvangt [verzoeker] een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Daarmee hebben zij voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. Onder meer de huur van juli 2025 is voldaan. Verder is inmiddels, sinds kort, sprake van beschermingsbewind. Verzoekers moeten nog eenmaal zelf de huur betalen, waarna het wordt overgenomen door de beschermingsbewindvoerder. Daarmee wordt gewaarborgd dat de vaste lasten tijdig en volledig worden voldaan.

Schuldhulpverlening heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de definitieve schuldenlast inmiddels in kaart is gebracht. Zij verwachten binnen twee weken voorstellen aan de schuldeisers te kunnen versturen. De verwachting is dat het traject binnen vier maanden geslaagd zal zijn.

3 Het verweer

Verweerster heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Verweerster is destijds met verzoekers een tijdelijke huurovereenkomst aangegaan. Omdat er problemen waren met het gezin waren daar voorwaarden aan verbonden, zoals dat er geen achterstanden mochten otstaan en dat er begeleiding kwam vanuit schuldhulpverlening. De achterstand van de huur is inmiddels acht maanden. Inclusief proceskosten staat er ruim € 6.000,00 open. Daarnaast is er weliswaar vanaf april vorig jaar begeleiding vanuit schuldhulpverlening, maar is het onduidelijk wat de stand van zaken is ten opzichte van het schuldhulpverleningstraject. Voor zover bekend is er nog niks van de grond gekomen. Verweerster heeft er dan ook geen vertrouwen in.

4 De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekers een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 mei 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers en een kopie van het exploot van 27 juni 2025 hebben overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 15 juli 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekers, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.

De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.

Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekers enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.

Het belang van verzoekers bestaat erin dat zij in de huurwoning kunnen blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekers kan worden doorlopen.

Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 9 mei 2025 ten uitvoer kan leggen.

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. [verzoekster] heeft inkomsten uit arbeid. [verzoeker] heeft inkomsten uit een ZW-uitkering. Verzoekers hebben daarmee voldoende inkomsten om de huur te voldoen. Verder is onder meer de huur van juli 2025 voldaan. Verzoekers staan inmiddels ook onder beschermingsbewind. Hiermee wordt gewaarborgd dat de vaste lasten, waaronder de verschuldigde huurtermijnen, tijdig en volledig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekers zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.

De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.

Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zullen verzoekers gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kunnen verzoekers te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5 De beslissing

De rechtbank:

  • schort de tenuitvoerlegging op van het op 9 mei 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekers te Maassluis, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;

  • bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van vier maanden vanaf 11 juli 2025;

  • bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;

  • bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekers de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;

  • verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.P. Pot, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2025.