Artikel 10 (Woonplaats natuurlijk persoon en rechtspersoon)
1. De woonplaats van een natuurlijk persoon bevindt zich te zijner woonstede, en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf.
2. Een rechtspersoon heeft zijn woonplaats ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft.
Uitleg in duidelijke taal
1. De woonplaats van een natuurlijk persoon bevindt zich te zijner woonstede, en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf.
Dit lid bepaalt dat de woonplaats van een natuurlijk persoon is gelegen te zijner woonstede. Indien een woonstede ontbreekt (bij gebreke van woonstede), dan is de woonplaats gelegen ter plaatse van zijn werkelijk verblijf.
2. Een rechtspersoon heeft zijn woonplaats ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft.
Dit lid stelt dat een rechtspersoon zijn woonplaats heeft op de plaats waar hij, overeenkomstig een wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen, zijn zetel heeft gevestigd.