Uitspraak inhoud

Civiel recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Zaaknummers: C/01/406294 / HA ZA 24-432 en C/01/415097 / HA ZA 25-292

Vonnis van 8 oktober 2025

in zaak C/01/406294 / HA ZA 24-432 (hierna zaak 432)

[eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292], te [woonplaats] , eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna te noemen: [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] , advocaat: mr. M.P. van Vroonhoven,

tegen

[gedaagde in HA ZA 24-432] B.V., te [vestigingsplaats] , gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, hierna te noemen: [gedaagde in HA ZA 24-432] , verschenen bij de kantonrechter, niet verschenen na verwijzing naar Handel,

en in zaak C/01/415097 / HA ZA 25-292 (hierna zaak 292)

[eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292], te [woonplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] , advocaat: mr. M.P. van Vroonhoven,

tegen

[gedaagde in HA ZA 25-292], te [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde in HA ZA 25-292] , niet verschenen.

1 De procedures

in zaak 432

1.1. Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 4 juli 2024, - de conclusie van antwoord in reconventie met productie 43,

  • de brief van 5 mei 2025 met 3 bijlagen zijdens [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] ,

  • de akte eiswijziging tevens overleggen productie 44 zijdens [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] ,

  • de mondelinge behandeling van 1 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

[eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] heeft daarbij een pleitnotitie overgelegd en voorgedragen. [gedaagde in HA ZA 24-432] was niet aanwezig.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

in zaak 292

1.3. Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 18 juni 2025; - de akte met toelichting tevens vermeerdering van eis met productie 21;

  • het tussenvonnis van 18 juni 2025;

  • de eiswijziging en de betekening aan [gedaagde in HA ZA 25-292] .

1.4. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

in zaken 432 en 292

2.1. [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] heeft op 28 april 2022 een overeenkomst gesloten tot de bouw van een Tiny House op [naam wijk] te Eindhoven, conform de offerte van 21 april 2022. Op de overeenkomst zijn de algemene leveringsvoorwaarden van [A] van toepassing.

2.2. De offerte van 21 april 2022 is gestuurd namens “[A] . / [B] B.V.” en in de offerte is (onder andere) opgenomen: “Dank u wel dat u voor [B] gekozen heeft voor de aanvraag van uw offerte.”

2.3. In de overeenkomst is opgenomen:

[B] , Juridisch vertegenwoordigd door [gedaagde in HA ZA 24-432] BV , Gevestigd te [vestigingsplaats] welke als contractspartij zal optreden, waarvan Mw. [gedaagde in HA ZA 25-292] als 1e contactpersoon zal optreden, hierna te noemen opdrachtnemer

en

“Zelfs indien er sprake zou zijn van een faillissement of surseance van betaling staat het moederbedrijf [A] . garant dat de werkzaamheden gewoon conform opdracht uitgevoerd zullen worden”

2.4. Bestuurder en eigenaar van [gedaagde in HA ZA 24-432] is mevrouw [gedaagde in HA ZA 25-292] (hierna: [gedaagde in HA ZA 25-292] ). [gedaagde in HA ZA 25-292] heeft de overeenkomst van 27 april 2022 namens [gedaagde in HA ZA 24-432] ondertekend.

2.5. In de periode van juni 2022 tot en met december 2022 hebben [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] en [gedaagde in HA ZA 25-292] veelvuldig contact met elkaar.

2.6. In december 2022 heeft [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] alle openstaande facturen van [gedaagde in HA ZA 24-432] en daarmee de gehele aanneemsom voor het Tiny House voldaan.

2.7. Vanaf januari 2023 reageert [gedaagde in HA ZA 25-292] steeds sporadischer op berichten van [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] . [gedaagde in HA ZA 25-292] wijt dit aan diverse, externe, omstandigheden. Afspraken worden afgezegd en de planning ten behoeve van de bouw van het Tiny House verschoven. [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] ontvangt in totaal 6 verschillende planningen van de bouw van het Tiny House.

2.8. Er zijn uiteindelijk geen, althans nauwelijks, werkzaamheden door [gedaagde in HA ZA 24-432] , enige andere entiteit of [gedaagde in HA ZA 25-292] verricht.

2.9. Op 30 december 2023 is er een artikel geplaatst in het Eindhovens Dagblad over het geschil tussen partijen en het uitblijven van de plaatsing van het Tiny House, waarbij [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] is geïnterviewd.

2.10. [gedaagde in HA ZA 24-432] is per 10 juli 2024 ontbonden.

2.11. De gemachtigde van [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] heeft namens hem op 28 november 2024 een brief naar [gedaagde in HA ZA 25-292] gestuurd waarbij hij de overeenkomst met [gedaagde in HA ZA 24-432] buitengerechtelijk ontbindt.

3 Het geschil

in zaak 432

in conventie

3.1. [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] vordert samengevat:* een verklaring voor recht dat [gedaagde in HA ZA 24-432] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van 27 april 2022

  • een verklaring voor recht dat deze overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden* veroordeling van [gedaagde in HA ZA 24-432] tot vergoeding van de proceskosten.

3.2. [gedaagde in HA ZA 24-432] voert verweer bij de kantonrechter, maar is niet verschenen na de verwijzing naar Handel. [gedaagde in HA ZA 24-432] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] , met veroordeling van [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] in de kosten van deze procedure.

in reconventie

3.3. [gedaagde in HA ZA 24-432] vordert – samengevat – dat [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] een rectificatie plaatst in alle media waar het artikel is geplaatst op straffe van een dwangsom, een schadevergoeding van € 22.500,00 en een excuusbrief aan [gedaagde in HA ZA 25-292] en de familieleden van [gedaagde in HA ZA 25-292] .

3.4. [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] voert verweer. [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde in HA ZA 24-432] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in HA ZA 24-432] , met veroordeling van [gedaagde in HA ZA 24-432] in de kosten van deze procedure.

in zaak 292

3.5. [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] vordert:* een verklaring voor recht dat [gedaagde in HA ZA 25-292] onrechtmatig jegens [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] heeft gehandeld en uit dien hoofde hoofdelijk aansprakelijk is voor de door [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] geleden schade * veroordeling van [gedaagde in HA ZA 25-292] tot betaling van een schadevergoeding van € 207.951,65 en voor buitengerechtelijke kosten € 2.800,75, te vermeerderen met rente en kosten* veroordeling van [gedaagde in HA ZA 25-292] in de kosten van deze procedure.

3.6. [gedaagde in HA ZA 25-292] is niet verschenen in de procedure.

4 De beoordeling

4.1. Gelet op de verbondenheid tussen beide procedures ziet de rechtbank aanleiding om de zaken te behandelen in één vonnis.

in zaak 432

De ontbinding van [gedaagde in HA ZA 24-432]

4.2. Het staat vast dat [gedaagde in HA ZA 24-432] per 10 juli 2024 is ontbonden. De procedure tegen [gedaagde in HA ZA 24-432] is op 28 september 2023 (met het betekenen van de inleidende dagvaarding van [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] ) en dus voor het tijdstip van de ontbinding van [gedaagde in HA ZA 24-432] aangevangen. Dat [gedaagde in HA ZA 24-432] tijdens de procedure is opgehouden te bestaan staat dus niet in de weg aan voortzetting van de procedure en aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil (zoals ook is bepaald in HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762, ro. 3.3.4).

in conventie

Betekening eiswijziging

4.3. De rechtbank stelt vast dat [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] haar eiswijziging van 1 augustus 2025, dus na ontbinding van [gedaagde in HA ZA 24-432] , aan de bestuurder ( [gedaagde in HA ZA 25-292] ) heeft betekend. De eiswijziging is meebetekend als productie in de procedure met betrekking tot de door [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] gestelde bestuurdersaansprakelijkheid tegen [gedaagde in HA ZA 25-292] in persoon (zaaknummer 415097 / HA ZA 25-292). Artikel 130 Rv is weliswaar niet van toepassing, nu [gedaagde in HA ZA 24-432] in de procedure is verschenen, maar vanuit de eisen van de goede procesorde moet de eiswijziging toch worden betekend. Op grond van artikelen 1:10 jo. 2:50 BW is de bestuurder van de vennootschap in ontbinding de vereffenaar. Dat is [gedaagde in HA ZA 25-292] in dit geval. Door de eiswijziging aan [gedaagde in HA ZA 25-292] te betekenen is aan de eisen van de goede procesorde voldaan.

Wie is de contractspartij bij de overeenkomst?

4.4. [gedaagde in HA ZA 24-432] betwist dat zij de contractspartij is bij de gesloten overeenkomst. De overeenkomst is volgens haar niet gesloten door [gedaagde in HA ZA 24-432] , maar door “ [B] ”. [gedaagde in HA ZA 24-432] is slechts de partij die de belangen van [B] behartigt en namens haar de facturering verzorgt, aldus [gedaagde in HA ZA 24-432] .

4.5. De rechtbank volgt het standpunt van [gedaagde in HA ZA 24-432] niet. Het volgende is daartoe redengevend. [gedaagde in HA ZA 24-432] betwist dat zij contractspartij is maar laat na om nader te onderbouwen wie volgens haar wél de contractspartij is. Zij voert daartoe aan dat “ [B] ” de contractspartij is, maar anders dan vermelding in de partijbepaling in de overeenkomst wordt niet duidelijk wie “ [B] ” is. Het is onduidelijk of deze naam betrekking heeft op een bepaalde natuurlijke persoon. Er is geen vennootschap die de naam “ [B] B.V.” gebruikt of heeft gebruikt, voor zover blijkt uit het dossier; er is geen Kamer van Koophandel-nummer opgenomen in de overeenkomst; en het in het contract opgenomen correspondentieadres is gelijk aan het postadres van [gedaagde in HA ZA 24-432] (zoals blijkt uit het handelsregister van de Kamer Van Koophandel).

4.6. Als [gedaagde in HA ZA 24-432] heeft bedoeld dat “ [B] ” een handelsnaam van [A] . zou betreffen, kan [A] niet worden aangemerkt als contractspartij. In de brochure en offerte wordt wellicht die suggestie gewekt door de afsluiting ‘met vriendelijke groet, [A] / [B] ’, al kan deze tekst ook betekenen dat er twee entiteiten zijn. Belangrijker nog, leidend is de inhoud van het contract. Daar staat duidelijk vermeld dat “ [B] ” de contractspartij is terwijl [A] in artikel 6.4 van de overeenkomst wordt genoemd als moederbedrijf van “ [B] ”.

4.7. Voor [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] is, gelet op het voorgaande, niet te achterhalen welke partij met “ [B] ” wordt bedoeld, anders dan [gedaagde in HA ZA 24-432] , die zich in de overeenkomst heeft gepresenteerd als vertegenwoordiger. [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] heeft onweersproken gesteld dat hij alleen contact met [gedaagde in HA ZA 25-292] heeft gehad gedurende het gehele project. [gedaagde in HA ZA 24-432] heeft haar betwisting van het standpunt van [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] , dat [gedaagde in HA ZA 24-432] de contractspartij is, niet voldoende onderbouwd. De rechtbank moet het ervoor houden dat [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] in dit geval redelijkerwijs uit de overeenkomst mocht begrijpen dat [gedaagde in HA ZA 24-432] de contractspartij is.

4.8. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat in algemene zin, indien niet duidelijk wordt namens welke entiteit een overeenkomst wordt gesloten, de natuurlijke persoon die de overeenkomst sluit (in dit geval mevrouw [gedaagde in HA ZA 25-292] ) op grond van vaste jurisprudentie ook kan worden geacht in privé hoedanigheid de overeenkomst te hebben gesloten. De rechtbank gaat hier verder niet op in omdat er verder geen gevolgen aan zijn verbonden in het dossier.

4.9. [gedaagde in HA ZA 24-432] heeft verder geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vorderingen van [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] . Daarmee komt als onweersproken in rechte vast te staan dat [gedaagde in HA ZA 24-432] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van 27 april 2022 en dat deze overeenkomst buitengerechtelijk door [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] is ontbonden. De vorderingen worden daarom toegewezen zoals gevorderd (na de laatste eiswijziging).

4.10. [gedaagde in HA ZA 24-432] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] worden begroot op:

4.11. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

in reconventie

4.12. De door [gedaagde in HA ZA 24-432] gestelde feiten zijn door [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] gemotiveerd betwist. Het had op de weg van [gedaagde in HA ZA 24-432] gelegen om haar vorderingen nader te onderbouwen, met name haar stelling dat [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] onrechtmatig heeft gehandeld en dat [gedaagde in HA ZA 24-432] daardoor schade heeft geleden. Dat heeft zij niet, althans onvoldoende gedaan, zodat niet is voldaan aan de stelplicht. [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] erkent dat hij is geïnterviewd door de krant, maar het is niet duidelijk dat hij de feiten onjuist heeft gepresenteerd of dat zijn klachten ongegrond waren, laat staan in een mate of op een wijze die onrechtmatig zou kunnen zijn. De vorderingen van [gedaagde in HA ZA 24-432] zullen daarom integraal worden afgewezen.

4.13. [gedaagde in HA ZA 24-432] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] worden begroot op:

4.14. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

in zaak 292

4.15. [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] heeft gevorderd zoals is vermeld in de dagvaarding waarmee deze procedure is ingeleid. De inhoud van deze dagvaarding moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.16. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 18 juni 2025 enkele vragen gesteld, welke door [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] afdoende zijn beantwoord.

4.17. [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] betoogt dat [gedaagde in HA ZA 25-292] als bestuurder namens [gedaagde in HA ZA 24-432] een overeenkomst is aangegaan terwijl zij op dat moment wist of behoorde te weten dat [gedaagde in HA ZA 24-432] haar verplichting (levering van de tiny house) niet zou nakomen en daartoe geen verhaal zou bieden (de Beklamel-norm).[1] Verder stelt [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] dat [gedaagde in HA ZA 25-292] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt conform Ontvanger/Roelofsen.[2] [gedaagde in HA ZA 25-292] heeft de volledige aanneemsom geïnd, heeft geen werkzaamheden verricht en is vervolgens verdwenen, aldus [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] onweersproken.

4.18. De vorderingen komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen worden toegewezen zoals omschreven in de beslissing.

4.19. [gedaagde in HA ZA 25-292] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] worden begroot op:

4.20. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1. verklaart voor recht: in zaak 432 in conventie

  • dat [gedaagde in HA ZA 24-432] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van 27 april 2022,
  • dat de tussen partijen op 27 april 2022 gesloten overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden,

in zaak 292

  • dat [gedaagde in HA ZA 25-292] onrechtmatig jegens [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] heeft gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk is voor de door [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] geleden schade als gevolg van de niet-nakoming door [gedaagde in HA ZA 24-432] van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst met [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] ,

5.2. veroordeelt [gedaagde in HA ZA 25-292] in zaak 292 € 207.951,65 en € 2.800,75 aan [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 11 december 2024 tot de dag van volledige betaling,

5.3. veroordeelt [gedaagde in HA ZA 24-432] in zaak 432 de schade te vergoeden die [eiser in HA ZA 24-432 en HA ZA 25-292] door de tekortkoming lijdt, nader op te maken bij staat,

5.4. wijst in zaak 432 in reconventie de vorderingen van [gedaagde in HA ZA 24-432] af,

5.5. veroordeelt de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten:* [gedaagde in HA ZA 24-432] voor € 1.733,42 (conventie zaak 432)

  • [gedaagde in HA ZA 24-432] voor € 753,00 (reconventie zaak 432)
  • [gedaagde in HA ZA 25-292] voor € 5.760,45 (zaak 292) telkens te betalen binnen veertien dagen na heden, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening het vonnis wordt betekend, veroordeelt [gedaagde in HA ZA 24-432] respectievelijk [gedaagde in HA ZA 25-292] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de respectievelijke proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn betaald, telkens tot de dag van volledige betaling,

5.6. verklaart dit vonnis in zaken 432 en 292 wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.

HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521.

HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758.


Voetnoten

HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521.

HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758.