Uitspraak inhoud

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 24/7616

(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),

en

(gemachtigde: mr. C. van Splunder).

1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van de bijstandsuitkering van eiser op grond van artikel 40 van de Participatiewet (Pw). Eiser is het hier niet mee eens en hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 14 november 2024 op het bezwaar van eiser (het bestreden besluit) heeft verweerder het besluit van 2 juli 2024 (het primaire besluit) – om de bijstandsuitkering te beëindigen en in te trekken per 1 juli 2024 – herzien. De bijstandsuitkering is nu beëindigd per 1 oktober 2024. Eiser heeft hierna een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij deze rechtbank. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 20 december 2024[1] bepaald dat aan eiser vanaf 26 december 2024 voorschotten moeten worden verstrekt naar de voor hem geldende bijstandsnorm tot zes weken na de bekendmaking van deze uitspraak op het beroep.

2.1. Eiser heeft naast het verzoek om een voorlopige voorziening ook beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

3. Met overeenkomstige toepassing van artikel 8:45, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank de gemeente Amsterdam verzocht schriftelijk inlichtingen te verschaffen. De gemeente Amsterdam heeft de stukken[2] die bij haar in het kader van de bijstandsaanvraag van eiser bekend zijn op 15 april 2025 aan de rechtbank overgelegd. Partijen zijn hierover geïnformeerd. De rechtbank heeft hierna geen reden gezien om de gemeente Amsterdam uit te nodigen voor de zitting.

3.1. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door mevrouw [naam] , klantmanager bij de gemeente Amstelveen.

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf

4. Op de zitting is besproken dat de vordering van verweerder op grond van de Tozo[3]-regeling en het verzoek van eiser om kwijtschelding daarvan, in deze procedure niet voorligt. De rechtbank laat dit onderwerp daarom verder onbesproken.

5. De rechtbank stelt vast dat de bijstandsuitkering van eiser is beëindigd omdat eiser volgens verweerder geen binding heeft met de gemeente Amstelveen en voornamelijk verblijf houdt buiten deze gemeente. De bijstandsuitkering is niet beëindigd omdat eiser geen recht heeft op een vangnetvoorziening als de bijstand. Op de zitting is besproken dat eiser verkeert in bijstand behoeftige omstandigheden: hij heeft nog steeds geen vaste verblijfplaats en geen (vast) werk. Daarnaast draagt hij (mede) de verantwoordelijkheid voor zijn minderjarige zoon. Eiser heeft daarom in beginsel recht op een bijstandsuitkering. Gelet op de in deze uitspraak genoemde uitspraken van de voorzieningenrechter, keert verweerder op dit moment voorschotten aan eiser uit. Op de zitting heeft verweerder toegezegd dat verweerder deze voorschotten – ongeacht de uitkomst van deze procedure – niet van hem zal terugvorderen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

6. Met het besluit van 12 februari 2024 (het toekenningsbesluit) heeft verweerder aan eiser vanaf 17 december 2023 een bijstandsuitkering toegekend naar de norm van een alleenstaande. Op de bijstandsuitkering wordt 20% in mindering gebracht omdat eiser geen woonlasten heeft.

7. Verweerder heeft aan het toekenningsbesluit een rapport aanvraag levensonderhoud van 12 februari 2024 ten grondslag gelegd. Hieruit volgt onder andere dat eiser dakloos is geraakt en zijn baan is kwijtgeraakt. Met eiser is afgesproken dat hij wekelijks zijn verblijfadressen per e-mail aan verweerder doorgeeft.

8. Met een e-mail van 25 juni 2024 heeft eiser aan de hand van formulieren zijn verblijfplaatsen over de periode van 27 mei 2024 tot en met 30 juni 2024 aan verweerder doorgegeven.[4] De klantmanager van de gemeente Amstelveen heeft in haar e-mail van 26 juni 2024 op basis van de overgelegde verblijfslijsten (en eerder ingeleverde verblijfslijsten) geconcludeerd dat eiser geen enkele binding heeft met de gemeente Amstelveen. De uitkering van eiser zal daarom per 1 juli 2024 worden beëindigd. Eiser is verwezen naar de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam.

9. Verweerder heeft zijn bevindingen vastgelegd in het rapport beëindiging uitkering van 2 juli 2024. In dit rapport is onder andere vermeld dat:

“In het verleden had betrokkene woonruimte in [plaats] . Betrokkene heeft geen vast woonadres meer, maar heeft een postadres in de gemeente [plaats] . Vanaf aanvang van de bijstandsuitkering had betrokkene naar aanleiding van de ingeleverde verblijflijsten (zie wp: 2671782) in feite niet het hoofdverblijf in de gemeente Amstelveen. De adressen waar betrokkene verblijft is grotendeels in [plaats] en 1 keer in de week in [plaats] .”

10. Met het primaire besluit heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser per heden (de rechtbank begrijpt: 2 juli 2024) beëindigd en vanaf 1 juli 2024 ingetrokken omdat eiser geen binding heeft met de gemeente Amstelveen en hij voornamelijk verblijf houdt buiten de gemeente Amstelveen. Verweerder heeft het primaire besluit gebaseerd op artikel 40 van de Pw en verstuurd naar het postadres van eiser aan de [postadres] .

11. Eiser bestrijdt dat hij geen binding heeft met de gemeente Amstelveen. Tijdens de bezwaarfase heeft eiser ook een verzoek om een voorlopige voorziening bij de rechtbank Amsterdam ingediend. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan en het verzoek toegewezen.[5]

12. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard voor wat betreft de intrekkings-/beëindigingsdatum. Het intrekken van de bijstandsuitkering per 1 juli 2024 vindt verweerder niet evenredig. Het primaire besluit is daarom herroepen wat betreft de intrekking-/ beëindigingsdatum en het recht op bijstand is vanaf 1 oktober 2024 beëindigd. Voor het overige blijft het primaire besluit in stand. Verweerder heeft aan het bestreden besluit het advies van de bezwaarschriftencommissie van 6 november 2024 ten grondslag gelegd.

Het standpunt van eiser

13. Eiser voert aan dat zijn uitkering ten onrechte is beëindigd vanaf 1 oktober 2024. Eiser heeft in geen enkele gemeente een vast feitelijk verblijfadres. Daarom zijn de opgegeven verblijfsadressen uiteenlopend. In samenspraak met de Regenbooggroep is het adres aan de [postadres] zijn postadres. Eiser stelt dat hij voldoende binding heeft met de gemeente Amstelveen en dat er geen sprake is van regiobinding met een andere gemeente en/of Amsterdam. Eiser heeft zich in juni 2024 gewend tot de gemeente Amsterdam om een bijstandsuitkering aan te vragen maar Amsterdam heeft hem terugverwezen naar Amstelveen omdat hij geen regiobinding heeft met de gemeente Amsterdam. Eiser betwist dat er een warme overdracht vanuit de gemeente Amstelveen heeft plaatsgevonden. Volgens eiser handelt verweerder in strijd met het evenredigheidsbeginsel door het opwerpen van de regiobinding en aan hem een uitkering te onthouden.

Het oordeel van de rechtbank

Juridisch kader

14. Verweerder heeft aan het primaire en het bestreden besluit artikel 40 van de Pw ten grondslag gelegd. Verweerder heeft dit desgevraagd op de zitting bevestigd.

15. Artikel 40 (Woonplaats en adresgegevens) is opgenomen in hoofdstuk 5 van de Participatiewet onder paragraaf 5.1 (De aanvraag). Het eerste lid, eerste volzin, luidt als volgt:

“Het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.”

Artikel 10, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt:

“De woonplaats van een natuurlijk persoon bevindt zich te zijner woonstede, en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf.

16. De rechtbank stelt vast dat het in deze zaak niet gaat om een aanvraagsituatie, maar om beëindiging van bijstand. Volgens vaste rechtspraak zijn de intrekking en beëindiging van bijstand voor de betrokkene belastende besluiten. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking en beëindiging is voldaan in beginsel op de bijstandsverlenende instantie. Deze bewijslast brengt in dit geval met zich dat verweerder aannemelijk moet maken dat eiser in de te beoordelen periode buiten de gemeente Amstelveen zijn woonplaats in de zin van artikel 1:10 van het BW had. Omdat vaststaat dat eiser geen woonadres had in Amstelveen, moet de rechtbank beoordelen of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser zijn werkelijk verblijf, in de zin van een vaste verblijfplaats, had buiten de gemeente Amstelveen.[6]

Is verweerder hierin geslaagd?

17. Het betoog van verweerder komt erop neer en uit zijn handelwijze volgt dat eiser niet werkelijk in Amstelveen verbleef en de meeste binding heeft met de gemeente Amsterdam. De rechtbank stelt vast dat verweerder heeft nagelaten hiernaar een deugdelijk onderzoek te verrichten, zoals bij een intrekking en beëindiging van een bijstandsuitkering gebruikelijk is. De rechtbank oordeelt dat verweerder dan ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser een vaste verblijfplaats had buiten de gemeente Amstelveen en licht dat hierna toe.

Uitspraak van de voorzieningenrechter

18. De rechtbank overweegt in de eerste plaats als volgt. De rechtbank heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden die maken dat moet worden afgeweken van het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter van 20 december 2024.[7] De rechtbank verwijst daarom naar de relevante feiten en omstandigheden, genoemd in overweging 4.5 van voornoemde uitspraak. Dit betekent dat de rechtbank als uitgangspunt neemt dat verweerder bij de beoordeling van de feitelijke woon- en leefsituatie moet onderzoeken of de eiser een vaste verblijfplaats heeft buiten de gemeente Amstelveen.

Amsterdam als centrumgemeente?

19. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser recht heeft op bijstand als dakloze van de aangewezen centrumgemeente, in dit geval Amsterdam. Het feit dat eiser een briefadres heeft in de gemeente Amstelveen maakt dat niet anders. De gemeente waar iemand een briefadres aanvraagt, hoeft namelijk niet de gemeente te zijn waar iemand op dat moment verblijft.

20. Naar het oordeel van de rechtbank houdt deze motivering geen stand. Op de zitting is besproken dat op grond van artikel 11 van het Besluit Participatiewet voor verlening van bijstand aan een belanghebbende die niet is ingeschreven als ingezetene met een woonadres of briefadres, een aantal gemeenten zijn aangewezen, de zogenoemde centrumgemeenten. Gelet op deze bepaling gaat verweerder er geheel aan voorbij dat deze regeling niet op eiser van toepassing is, nu hij wel een briefadres heeft binnen de gemeente Amstelveen. Dat was anders in de uitspraak waar verweerder naar verwijst, daar stond de betrokkene niet ingeschreven in (de voorloper van) de basisregistratie personen (brp).[8] Eiser is dus geen adresloze en voor bijstand is hij dan niet aangewezen op een centrumgemeente.

De overdracht aan de gemeente Amsterdam

21. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser – gelet op het feit dat hij merendeels in de gemeente Amsterdam verblijft/overnacht – terecht is doorverwezen naar deze gemeente. Volgens verweerder heeft daarbij een zogenoemde warme overdracht met de gemeente Amsterdam plaatsgevonden.

22. De rechtbank stelt in dit kader het volgende vast. Uit de e-mails die zijn overgelegd voorafgaand aan het primaire besluit volgt dat eiser door zijn klantmanager is verwezen naar de DWI Amsterdam voor het aanvragen van een daklozenuitkering. Daarop heeft een andere medewerker van de gemeente Amstelveen in een e-mail van 27 juni 2024 aan de klantmanager doorgegeven dat eiser zich in Amsterdam heeft gemeld maar dat hij weer is teruggestuurd naar Amstelveen. Uit een e-mail van 28 juni 2024 van een medewerker van de afdeling schuldhulpverlening van Amstelveen volgt dat de warme overdracht nog niet helemaal is geslaagd. Volgens de klantmanager mag de gemeente Amsterdam eiser niet wegsturen en zij heeft daarom contact opgenomen met de DWI Amsterdam. Volgens haar heeft eiser niet de juiste informatie aan Amsterdam doorgegeven. In overleg met de DWI Amsterdam moet eiser zich opnieuw melden en de informatie kenbaar maken zoals hij dat in Amstelveen heeft gedaan aan de hand van de ingeleverde verblijfslijsten. Als hij de juiste informatie opgeeft in Amsterdam, namelijk dat hij daar de meeste tijd verblijft, zal Amsterdam de aanvraag in behandeling nemen en wellicht komt hij dan wel voor een uitkering in aanmerking. Uit het voorgaande blijkt dat eiser in eerste instantie is teruggestuurd naar Amstelveen. Dit blijkt ook uit de brief van de gemeente Amsterdam van 27 juni 2024 met als onderwerp “melding screeningsbalie”.[9]

23. Uit de door de gemeente Amsterdam overgelegde stukken volgt daarnaast dat eiser zich opnieuw in Amsterdam heeft gemeld. Eiser is op 3 juli 2024 langs geweest voor een bijstandsaanvraag en een aanvraag voor een briefadres in de gemeente Amsterdam en hij heeft diezelfde dag een formulier aanmelding screening bijzondere doelgroepen ingevuld. Eiser heeft bankafschriften overgelegd, een akte van levering van aandelen en een bewijs dat zijn uitkering in Amstelveen is beëindigd (zijnde het primaire besluit).

24. Met de brieven van 10 juli en 29 juli 2024 heeft de gemeente Amsterdam informatie bij eiser opgevraagd. De rechtbank stelt vast dat deze brieven zijn verstuurd naar het adres [adres] . Eiser heeft op voornoemde brieven niet gereageerd en de gemeente Amsterdam heeft zijn aanvraag daarom met een besluit van 12 augustus 2024 buiten behandeling gesteld. Ook dit besluit is naar het adres op de [adres] gestuurd. Het is de rechtbank niet gebleken dat door de gemeente Amsterdam een postadres aan eiser in Amsterdam is toegekend.

25. Eiser heeft op de zitting aangevoerd dat hij de brieven van juli 2024 van de gemeente Amsterdam niet heeft ontvangen. Verweerder heeft dit niet bestreden. Onder deze omstandigheden kan het eiser naar het oordeel van de rechtbank niet worden verweten dat hij zijn aanvraag in Amsterdam niet heeft doorgezet dan wel tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag geen bezwaar heeft gemaakt. Deze brieven zijn immers niet naar zijn postadres aan de [postadres] gestuurd. De rechtbank stelt vast dat het besluit van 12 augustus 2024 over de afwijzing van het briefadres in Amsterdam wel naar het adres [postadres] is gestuurd. Hierdoor staat voldoende vast dat de gemeente Amsterdam wel op de hoogte was van het briefadres van eiser in [plaats] . Uit de genoemde correspondentie is niet gebleken dat de gemeente Amstelveen en Amsterdam contact hebben gehouden nadat eiser zich op opnieuw in Amsterdam heeft gemeld. Met de e-mail van 12 augustus 2024 heeft Amsterdam de gemeente Amstelveen uitsluitend geïnformeerd over de buiten behandeling stelling van de aanvraag.

26. Uit de bovengenoemde gang van zaken volgt niet dat de gemeente Amsterdam bereid was een bijstandsuitkering aan eiser te verstrekken en dat het vervolgens puur en alleen aan eiser is te wijten dat dat niet daadwerkelijk is gebeurd. Alleen als dat wel het geval zou zijn geweest zou dat wellicht een grondslag kunnen zijn voor verweerder om de bijstand aan eiser in te trekken.

Schending inlichtingenverplichting

27. Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Volgens verweerder heeft eiser (kort samengevat) tegenstrijdige verklaringen afgelegd en onvoldoende informatie overgelegd over zijn verblijfplaatsen. Het recht op bijstand kan daarom niet worden vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat dit niet ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit, waarin staat dat het primaire besluit is herroepen voor wat betreft de intrekking-/beëindigingsdatum en voor het overige in stand is gelaten. De rechtbank ziet daarom geen reden om dit standpunt verder te bespreken. Bovendien is de rechtbank niet gebleken dat dit standpunt is gebaseerd op een onderzoek. De verwijzing naar de bevindingen uit het brp-onderzoek van de afdeling Burgerzaken is daarvoor te algemeen en onvoldoende concreet.

Slotsom

28. De rechtbank stelt vast dat na de intrekking en beëindiging van de bijstandsuitkering een vacuüm is ontstaan terwijl eiser wel in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeerde. Zoals hiervoor is overwogen heeft de intrekking en beëindiging van de uitkering niet op deze manier mogen plaatsvinden. Verweerder had naar aanleiding van de door eiser overgelegde verblijfslijsten moeten onderzoeken of eiser in de te beoordelen periode elders een vaste verblijfplaats had en daarna had verweerder het dossier van eiser daadwerkelijk warm moeten overdragen. Tot die tijd ligt de verantwoordelijkheid voor de uitbetaling van de uitkering bij verweerder. Pas als vaststaat dat de gemeente Amsterdam of een andere gemeente heeft toegezegd (na onderzoek) dat aan eiser een uitkering zal worden toegekend, kan de uitkering in [plaats] worden beëindigd.

Conclusie en gevolgen

29. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet reden om dit geschil finaal te beslechten en zal daarom zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit. Verweerder wordt opgedragen om aan eiser doorlopend een uitkering toe te kennen met ingang van 1 juli 2024 naar de voor hem geldende norm, daarbij rekening houdend met de reeds betaalde voorschotten.

30. Eiser krijgt het griffierecht terug. De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep gegrond;

  • vernietigt het bestreden besluit;

  • herroept het primaire besluit;

  • draagt verweerder op aan eiser met ingang van 1 juli 2024 een bijstandsuitkering toe te kennen naar de voor hem geldende norm;

  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;

  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden;

  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.814,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, voorzitter, en mr. A.D. Belcheva en mr. J.W. Vriethoff, leden, in aanwezigheid van mr. S.E. Berghout, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

ECLI:NL:RBAMS:2024:8023.

Het gaat om: een brief van 27 juni 2024, met onderwerp “melding screeningsbalie”, het formulier “Aanmelding Screening Bijzondere doelgroepen” van 27 juni 2024, het formulier “Aanmelding Screening Bijzondere doelgroepen” van 3 juli 2024, een afspraakbevestiging van 3 juli 2024, rekeningafschriften van de ABN AMRO over de maand juni 2024, een akte van levering aandelen, het primaire besluit van 2 juli 2024 van de gemeente Amstelveen, een print screen van de ge-uploadde documenten, een rapport van 10 juli 2024, een brief van 10 juli 2024, een brief van 29 juli 2024, een rapport van 12 augustus 2024, een besluit van 12 augustus 2024, een brief van 12 augustus met onderwerp “Afwijzing briefadres”, een intakeverslag aanvraag LO en briefadres en een e-mail van 4 juli 2024 van eiser met bijlagen gericht aan een medewerker gemeente Amsterdam.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.

Het gaat om lijst 1 over de periode 27 mei tot en met 2 juni, lijst 2 over de periode 3 juni tot en met 9 juni, lijst 3 over de periode 10 juni tot en met 16 juni, lijst 4 over de periode 17 juni tot en met 23 juni en lijst 5 over de periode 24 juni tot en met 30 juni 2024.

Deze uitspraak is bij partijen bekend onder zaaknummer AMS 24/4336.

Uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 15 november 2022 ECLI:NL:CRVB:2022:2494 en 5 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2145.

Zie voetnoot 1.

Uitspraak van de Raad van 3 juni 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD3393.

Zie voetnoot 2.


Voetnoten

ECLI:NL:RBAMS:2024:8023.

Het gaat om: een brief van 27 juni 2024, met onderwerp “melding screeningsbalie”, het formulier “Aanmelding Screening Bijzondere doelgroepen” van 27 juni 2024, het formulier “Aanmelding Screening Bijzondere doelgroepen” van 3 juli 2024, een afspraakbevestiging van 3 juli 2024, rekeningafschriften van de ABN AMRO over de maand juni 2024, een akte van levering aandelen, het primaire besluit van 2 juli 2024 van de gemeente Amstelveen, een print screen van de ge-uploadde documenten, een rapport van 10 juli 2024, een brief van 10 juli 2024, een brief van 29 juli 2024, een rapport van 12 augustus 2024, een besluit van 12 augustus 2024, een brief van 12 augustus met onderwerp “Afwijzing briefadres”, een intakeverslag aanvraag LO en briefadres en een e-mail van 4 juli 2024 van eiser met bijlagen gericht aan een medewerker gemeente Amsterdam.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.

Het gaat om lijst 1 over de periode 27 mei tot en met 2 juni, lijst 2 over de periode 3 juni tot en met 9 juni, lijst 3 over de periode 10 juni tot en met 16 juni, lijst 4 over de periode 17 juni tot en met 23 juni en lijst 5 over de periode 24 juni tot en met 30 juni 2024.

Deze uitspraak is bij partijen bekend onder zaaknummer AMS 24/4336.

Uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 15 november 2022 ECLI:NL:CRVB:2022:2494 en 5 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2145.

Zie voetnoot 1.

Uitspraak van de Raad van 3 juni 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD3393.

Zie voetnoot 2.