ECLI:NL:RBAMS:2025:7418 - Rechtbank Amsterdam - 9 oktober 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht, voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/13/774740 / KG ZA 25-688 VVV/MV
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2025
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht ALBATROSS PROJECTS GMBH, te Nattheim (Duitsland), eisende partij in conventie bij dagvaarding van 28 augustus 2025, gedaagde partij in voorwaardelijke reconventie, hierna te noemen: Albatros, advocaten: mr. A.J.C.M. Meijs en mr. E.M. Snijders
tegen
de vennootschap naar Italiaans recht RIZZANI DE ECCHER S.P.A., te Udine (Italië), gedaagde partij in conventie,eisende partij in voorwaardelijke reconventie, hierna te noemen: Rizzani, advocaten mr. J. Post en mr. J.W.H. Raadgever.
1 De procedure
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 1 oktober 2025 heeft Albatross de dagvaarding toegelicht. Rizzani heeft mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord verweer gevoerd, en een voorwaardelijke vordering in reconventie ingesteld. Albatross heeft de vordering in reconventie bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig: aan de zijde van Albatross: [naam 1] , managing director, met mr. Meijs en mr. Snijders; aan de zijde van Rizzani: [naam 2] , project manager, met mr. Post en mr. Raadgever. Na verder debat is vonnis bepaald op 9 oktober 2025.
2 De feiten
2.1. Albatross is een in Duitsland gevestigde vennootschap die onder meer is gespecialiseerd in de bouw van anechoïsche (echovrije) kamers.
2.2. Rizzani is een in Italië gevestigde vennootschap met een vestiging in Nederland aan de [adres] te Amsterdam. Rizzani exploiteert een ingenieurs- en bouwonderneming. 2.3. Op 12 mei 2022 heeft Rizzani als aannemer een overeenkomst gesloten met het Europees Ruimteagentschap (European Space Agency), hierna ESA, voor het ontwerp en de bouw van het Hertz 2.0- gebouw op het terrein van ESA in Noordwijk.
2.4. Op 7 februari 2023 heeft de Nederlandse vestiging van Rizzani (“acting through its branch offices with registered address at [adres] , Amsterdam”) een overeenkomst gesloten met Albatross om een deel van de onder 2.3 genoemde werkzaamheden (de werkzaamheden aan de anechoïsche kamer) te laten verrichten door Albatross. Ingevolge artikel 34.1 van de overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. In artikel 34.2 van de overeenkomst is een arbitragebeding opgenomen dat het ICC als bevoegde arbiter aanwijst en dat Amsterdam aanwijst als plaats van arbitrage.
2.5. Op 12 februari 2025 heeft Albatross conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van Rizzani omdat zij van mening was dat Rizzani haar betalingsverplichtingen niet nakwam. Op 20 februari 2025 hebben partijen een schikking getroffen, die inhield dat Rizzani het openstaande bedrag zou betalen en dat Albatross het conservatoir beslag zou opheffen. Partijen hebben uitvoering gegeven aan deze schikking en Albatross heeft vanaf 14 april 2025 haar werkzaamheden aan de anechoïsche kamer hervat.
2.6. Op 28 juli 2025 heeft Albatross een factuur gestuurd voor de laatste deelbetaling van € 407.011,30. Op diezelfde datum heeft Albatross ook aanvullende werkzaamheden gefactureerd voor een bedrag van € 71.820,67. Rizzani heeft niet op deze facturen gereageerd. Ook op een betalingsherinnering van 4 augustus 2025 heeft Rizzani niet gereageerd.
2.7. Op 11 augustus 2025 heeft Albatross wederom een betalingsherinnering gestuurd. Diezelfde dag heeft Rizzani bericht dat zij in Italië een herstructureringsprocedure is gestart (een zogenoemde CNC-procedure), dat de Italiaanse rechter Rizzani op 16 juni 2025 tot die procedure heeft toegelaten en dat een afkoelingsperiode geldt tot 30 oktober 2025. Rizzani heeft zich in die brief op het standpunt gesteld dat zij vanwege de CNC-procedure niet verplicht kon worden de facturen van Albatross te voldoen. In de brief van Rizzani staat verder: Outstanding amounts relating to works performed prior to 16 April 2025 will be addressed within the restructuring plan currently being finalized; the Company is confident that the plan will set out transparent and reliable timelines for the orderly settlement of such claims.
2.8. Op 13 augustus 2025 heeft Albatross wederom verzocht om conservatoir beslag te leggen ten laste van Rizzani, dit keer tot zekerheid van betaling van de onder 2.6 genoemde facturen met een totaalbedrag van € 478.831,97. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft diezelfde dag het verlof verleend. De vordering van Albatross is hierbij inclusief rente en kosten begroot op € 604.500,-. Bepaald is dat de eis in de hoofdzaak moet worden ingesteld binnen 14 dagen na de eerste beslaglegging.
2.9. Op 14, 20 en 22 augustus 2025 heeft Albatross conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van Rizzani bij BNP Paribas. Uit een derdenverklaring van BNP Paribas volgt dat het beslag doel heeft getroffen op het saldo van € 340,13 op die bankrekening.
2.10. Bij e-mail van 27 augustus 2025 heeft de advocaat van Rizzani de advocaat van Albatross verzocht de conservatoire beslagen op te heffen – kort gezegd – omdat de beslissing van de Italiaanse rechter in de CNC-procedure in de gehele EU wordt erkend en Rizzani als gevolg van die procedure geen schikkingen met schuldeisers kan treffen, noch betalingen kan verrichten zonder goedkeuring van de in het kader van die procedure aangestelde deskundige.
3 Het geschil
In conventie:
3.1. Albatross vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Rizzani te veroordelen tot: 1. primair betaling van € 478.831,97, bij wijze van voorschot, te vermeerderden met de wettelijke (handels)rente vanaf 11 augustus 2025; 2. subsidiair betaling van € 360.000,-, althans een in goede justitie te betalen bedrag, bij wijze van voorschot; 3. betaling van de proceskosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2. Albatros legt aan haar vorderingen in conventie het volgende ten grondslag. Artikel 16 van de overeenkomst bevat de betalingsprocedure. Hieruit volgt dat Rizzani in acht deeltermijnen voor de overeengekomen werkzaamheden moet betalen en dat zij de laatste deeltermijn moet betalen “after Provisional Acceptance by Contractor”. Voor iedere deeltermijn geldt dat Albatross Rizzani dient te voorzien van een verklaring waarin Albatross specificeert welke werkzaamheden zijn verricht en tot welk bedrag zij gerechtigd meent te zijn (Working Progress Statement). Binnen tien dagen na ontvangst hiervan dient Rizzani deze goed te keuren of af te wijzen, maar zij moet haar goedkeuring verlenen voor zover de daarin omschreven werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht. Goedkeuring vindt plaats door middel van afgifte van een IPC-nummer voor de betreffende factuur. Na goedkeuring moet de betreffende factuur binnen 30 dagen worden betaald. Op de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft de advocaat van Albatross verklaard dat in de praktijk geen Working Progress Statementswerden afgegeven, maar dat Albatross lijsten bijhield waarop stond welke werkzaamheden waren verricht en dat zij vervolgens facturen zond met specificaties. Die facturen zijn ook betaald door Rizzani, met dien verstande dat zij vanaf februari 2024 structureel te laat betaalde. Om die reden heeft Albatross de werkzaamheden meerdere keren opgeschort. Dit heeft er ook toe geleid dat Albatross een eerste keer conservatoir beslag heeft gelegd in februari 2025. Toen partijen naar aanleiding daarvan een schikking hebben getroffen, heeft Albatross haar werkzaamheden in de week van 14 april 2025 in goed vertrouwen hervat. Op 24 juli 2025 heeft de Provisional Acceptanceplaatsgevonden, waardoor de laatste deeltermijn gefactureerd kon worden. Daarnaast heeft Albatross op verzoek van Rizzani aanvullende werkzaamheden uitgevoerd en ook daarvoor is gefactureerd. Beide facturen dateren van 28 juli 2025 en voor beide facturen heeft Albatross tijdig verzocht om afgifte van de IPC-nummers. Bij brief van 11 augustus 2025 (als reactie op de tweede betalingsherinnering) heeft Rizzani gewezen op de CNC-procedure en het standpunt ingenomen dat zij als gevolg daarvan niet verplicht kon worden om de IPC-nummers te verstrekken. Vóór ontvangst van die brief is Albatross nimmer geïnformeerd over de CNC-procedure. Albatross heeft dus ook niet de mogelijkheid gehad haar werkzaamheden op te schorten of op andere wijze haar positie te beschermen. Nu betaling opnieuw uitblijft, heeft Albatross voor de tweede keer conservatoir beslag gelegd. Dit kort geding geldt als de eis in de hoofdzaak in het kader van dat beslag. Ondanks dat Rizzani geen IPC-nummers heeft afgegeven (zij heeft de termijn van tien dagen ruimschoots overschreven), zijn de facturen naar Nederlands recht opeisbaar. De CNC-procedure staat niet aan betaling in de weg omdat die alleen ziet op werkzaamheden die zijn verricht vóór 16 april 2025, zoals blijkt uit de brief van Rizzani van 11 augustus 2025 (zie 2.7). Albatross heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van haar vordering omdat het openstaande bedrag ongeveer 20% vormt van haar jaarlijkse nettowinst. Zij kan het zich dus niet permitteren de uitkomst van een ICC-arbitrage af te wachten.
3.3. Rizzani heeft verweer gevoerd.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In voorwaardelijke reconventie:
3.5. Rizzani vordert voorwaardelijk (voor het geval de voorzieningenrechter dit kort geding aanmerkt als een ingestelde eis in de hoofdzaak) opheffing van het onder 2.9 genoemde beslag. Aan haar vordering legt Rizzani ten grondslag dat op haar het Italiaanse herstructureringsregime van toepassing is met de bijbehorende afkoelingsperiode. De beslissing van de Italiaanse rechter wordt in Nederland erkend onder de Brussel I bis-Verordening
3.6. Albatross heeft verweer gevoerd.
3.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
In conventie: bevoegdheid
4.1. Albatross heeft de rechtsmacht van de voorzieningenrechter gebaseerd op artikel 7 lid 5 Brussel I bis-Verordening omdat dit geschil betrekking heeft op de vestiging van Rizzani in Amsterdam. Rizzani heeft dit niet weersproken. De voorzieningenrechter zal op deze grond rechtsmacht aannemen. Albatross heeft de overeenkomst immers gesloten met Rizzani “acting through its branch offices with registered address at [adres] , Amsterdam, registered at the chamber of commerce with KvK n. 76335534(…)”. De relatieve bevoegdheid van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is gebaseerd op artikel 99 lid 1 Rv (woonplaats gedaagde) in samenhang met de artikel 1:10 BW en 1:14 BW. Uit dit laatstgenoemde artikel volgt dat ook de plaats waar een filiaal is gevestigd, als woonplaats kan gelden.
4.2. Het verweer van Rizzani dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is, omdat in artikel 34.2 van de overeenkomst staat dat geschillen door middel van arbitrage moeten worden opgelost, gaat niet op. Albatross kan de gevraagde voorziening niet tijdig in arbitrage verkrijgen. Niet weersproken is dat een ICC-arbitrage gemiddeld 26 maanden kan duren. Partijen zijn niet expliciet een arbitraal kort geding overeengekomen. Albatross heeft dan ook terecht verwezen naar artikel 1022a Rv waarin staat dat een arbitragebeding een partij niet belet om zich in kort geding tot de voorzieningenrechter te wenden. Uit artikel 1022c Rv volgt dat de rechter zich bevoegd verklaart indien de gevraagde beslissing – zoals in dit geval – niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen.
eis in de hoofdzaak
4.3. Dat Albatross geen ICC-arbitrage aanhangig heeft gemaakt, maakt niet dat niet tijdig een eis in de hoofdzaak is ingesteld in het kader van het door haar gelegde conservatoire beslag. Die eis is immers ingesteld door middel van dit kort geding, waarvoor de dagvaarding tijdig is uitgebracht. Dat een kort geding als eis in de hoofdzaak in de zin van artikel 700 lid 3 Rv kan gelden, volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 26 februari 1999
maatstaf
4.4. Een geldvordering is in kort geding toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens zal toewijzen en indien de eisende partij hierbij een spoedeisend belang heeft.
het verweer van Rizzani
4.5. In haar conclusie van antwoord heeft Rizzani aangevoerd dat de vorderingen worden betwist omdat Albatross de contractueel vastgelegde betalingsprocedure niet heeft gevolgd, omdat de facturen inhoudelijk incorrect zijn en omdat de gevorderde bedragen niet opeisbaar zijn.
4.6. Volgens Rizzani heeft Albatross nooit een Working Progress Statementverzonden. Albatross zou daarom geen recht hebben op betaling van de facturen. Dit verweer gaat niet op. Voldoende aannemelijk is dat eerdere facturen zijn voldaan zonder dat sprake was van een Working Progress Statement. Kennelijk was het staande praktijk dat Rizzani betaalde aan de hand van gespecificeerde nota’s, zoals Albatross heeft verklaard. In de brief van Rizzani van 11 augustus 2025 (zie 2.7) en in de e-mail van de advocaat van Rizzani van 27 augustus 2025 (zie 2.10) is ook geen melding gemaakt van het ontbreken van Working Progress Statements. Dit verweer is pas opgeworpen in de conclusie van antwoord. Dit duidt er voorshands eveneens op dat de Working Progress Statementsin de praktijk niet werden vereist om tot betaling over te gaan.
4.7. Ook het verweer van Rizzani dat nog niet alle werkzaamheden waren afgerond en dat Albatross om die reden (nog) geen recht heeft op betaling van de laatste factuur (final invoice) gaat niet op. Voor betaling van de laatste factuur is immers volgens artikel 16 van de overeenkomst provisional acceptancevoldoende. De provisional acceptanceheeft plaatsgevonden op 24 juli 2025. Daarin is opgenomen dat het werk is geaccepteerd (The work is accepted) ondanks dat nog sprake is van bepaalde opleverpunten (defects to be performed). Dat sprake is van opleverpunten (zoals verfwerk dat bijgewerkt moet worden, kabels die moeten worden aangesloten en deuren die nog moeten worden afgesteld, zoals Rizzani op de zitting heeft aangevoerd) staat dus niet in de weg aan betaling van de laatste factuur. Dit volgt voorshands ook niet uit artikel 18 van de overeenkomst, zoals Rizzani heeft aangevoerd. Dit artikel gaat over de wijze waarop de laatste inspectie dient plaats te vinden en zegt niet dat de laatste factuur pas moet worden betaald als alle werkzaamheden zijn verricht. Rizzani heeft op de mondelinge behandeling van dit kort geding ook erkend dat dit “niet letterlijk” staat in artikel 18 van de overeenkomst. Ook hier geldt overigens dat Rizzani dit verweer niet eerder heeft opgeworpen, bijvoorbeeld in haar brief van 11 augustus 2025 of in de e-mail van haar advocaat van 27 augustus 2025.
4.8. Op de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft Rizzani zich ook nog verweerd tegen de meerwerkfactuur van € 71.820,67 omdat formele, door Rizzani ondertekende, meerwerkopdrachten ontbreken. Volgens Albatross heeft dit meerwerk (grotendeels) te maken met “een deur die eruit knalde” omdat een andere onderaannemer bepaalde berekeningen niet goed had uitgevoerd. Albatross heeft naar eigen zeggen recht op betaling van dit meerwerk omdat dit (mondeling) is overeengekomen tussen ESA, Rizzani, haarzelf en die andere onderaannemer. Een en ander is op de mondelinge behandeling van dit kort geding niet weersproken door Rizzani. Dat geen ondertekende meerwerkopdrachten bestaan kan dan ook niet aan Albatross worden tegengeworpen, te meer niet nu Rizzani dit verweer pas in haar conclusie van antwoord heeft genoemd en pas bij pleidooi heeft onderbouwd, terwijl de desbetreffende factuur dateert van 28 juli 2025.
4.9. Dat de betalingstermijn van 30 dagen (te rekenen vanaf 28 juli 2025) nog niet was verstreken op het moment van de eerste en tweede herinnering (4 en 11 augustus 2025) en op het moment van beslaglegging (14 augustus 2025) staat niet aan opeisbaarheid van de facturen in de weg. Uit de brief van 11 augustus 2025 van Rizzani volgt bovendien duidelijk dat zij niet van zins is de facturen te voldoen.
4.10. De conclusie tot zover is dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (ICC-arbitrage) de geldvordering van Albatross zal toewijzen. Albatross heeft hierbij ook een spoedeisend belang. Afgezien van de vraag of de openstaande bedragen zwaar drukken op de liquiditeit van Albatross, geldt in ieder geval dat de verhaalsmogelijkheden voor Albatross in de toekomst onzeker zijn. Rizzani is immers verzeild geraakt in een herstructureringsprocedure in Italië en het door Albatross gelegde conservatoire beslag heeft slechts doel getroffen voor het zeer geringe bedrag van € 340,13. Dat aan de zijde van Albatross sprake zou zijn van een restitutierisico is niet aannemelijk geworden. De primaire vordering van Albatross is dus toewijsbaar.
4.11. Tot slot is de voorzieningenrechter van oordeel dat executie van dit vonnis niet in strijd komt met de beslissing van de Italiaanse rechter in de CNC-procedure. Voorshands is voldoende aannemelijk (zie de brief van 11 augustus 2025 van Rizzani) dat de vorderingen van Albatross buiten het tijdsbereik vallen van de genoemde procedure. Die procedure ziet immers op schulden tot 16 april 2025. Dat de vorderingen van Albatross niet betrokken zijn in de herstructureringsprocedure volgt voorshands ook uit het feit dat Albatross hiervan niet (tijdig) in kennis is gesteld. Rizzani kwam hiermee op de proppen in haar brief van 11 augustus 2025 terwijl zij in haar conclusie van antwoord heeft opgenomen dat zij al op 9 april 2025 het verzoek heeft gedaan om toegelaten te worden tot de CNC-procedure. Al die tijd heeft zij hierover niets gezegd terwijl Albatross haar werkzaamheden heeft hervat op 16 april 2025. Al met al vormt de CNC-procedure dus geen aanleiding om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zoals door Rizzani verzocht.
4.12. Rizzani is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Albatross worden begroot op:
4.13. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen met ingang van 30 dagen te rekenen vanaf de factuurdatum.
In voorwaardelijke reconventie:
4.14. Aan de voorwaarde die is gesteld aan de vordering in reconventie is voldaan.
4.15. Omdat in conventie is geoordeeld dat voorshands aannemelijk is dat de vorderingen van Albatross (waarvoor het beslag is gelegd) buiten het tijdsbereik vallen van de CNC- procedure, kan hierin geen grond zijn gelegen om het beslag op te heffen. Nu de geldvordering van Albatross in conventie is toegewezen, beschikt zij over een titel om het beslag uit te winnen en ook dit staat aan opheffing in de weg. Tot slot is het belang van Rizzani bij opheffing zeer gering nu het beslag amper doel heeft getroffen. De vordering in reconventie is dan ook niet toewijsbaar.
4.16. Rizzani is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. Gezien de samenhang met het geding in conventie worden de proceskosten aan de zijde van Albatross begroot op nihil.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
In conventie:
5.1. veroordeelt Rizzani om aan Albatros te betalen een bedrag van € 478.831,97, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag, met ingang van 28 augustus 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Rizzani in de proceskosten van € 8.293,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Rizzani niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3. veroordeelt Rizzani tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie:
5.6. weigert de gevraagde voorziening,
5.7. veroordeelt Rizzani in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Albatross begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025.
Coll: KH
Verordening Nr. 1215/2012 van 12 december 2012.
ECLI:NL:HR:1999:ZC2861, NJ 1999, 717.