Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.2. Behandeling van het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.2.1. Griffierecht
Artikel 8:41

Artikel 8:41 (Griffierecht bij beroep)

Laatste versie

1. Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.

2. Het griffierecht bedraagt:

a. € 53 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht, b. € 194 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een ander besluit, c. € 385 indien anders dan door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld.

3. Indien het een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten dan wel van twee of meer indieners tegen hetzelfde besluit betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. Dit griffierecht is gelijk aan het hoogste van de bedragen die bij toepassing van het tweede lid verschuldigd zouden zijn geweest.

4. De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.

5. Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.

6. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In afwijking van de eerste zin blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege, indien aannemelijk is dat de indiener van het beroepschrift op de datum waarop het bedrag uiterlijk moet zijn bijgeschreven of gestort, in betalingsonmacht verkeert.

7. Indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, vergoedt het bestuursorgaan aan de indiener het door deze betaalde griffierecht.

8. In andere gevallen kan het bestuursorgaan, indien het beroep wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

Uitleg in duidelijke taal

1. Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.

Dit betekent dat de griffier een bedrag, genaamd griffierecht, int van de persoon die een beroepschrift indient.

2. Het griffierecht bedraagt:

Dit betekent dat de hoogte van het griffierecht als volgt is:

a. € 53 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht,

Dit betekent dat het griffierecht € 53 is wanneer een natuurlijk persoon (een mens) beroep instelt tegen een besluit zoals beschreven in de Regeling verlaagd griffierecht, die bij deze wet hoort.

b. € 194 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een ander besluit,

Dit betekent dat het griffierecht € 194 is wanneer een natuurlijk persoon beroep instelt tegen een ander besluit dan genoemd onder a.

c. € 385 indien anders dan door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld.

Dit betekent dat het griffierecht € 385 is wanneer het beroep niet door een natuurlijk persoon maar bijvoorbeeld door een rechtspersoon (zoals een bedrijf of stichting) wordt ingesteld.

3. Indien het een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten dan wel van twee of meer indieners tegen hetzelfde besluit betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. Dit griffierecht is gelijk aan het hoogste van de bedragen die bij toepassing van het tweede lid verschuldigd zouden zijn geweest.

Dit betekent dat als een beroepschrift is gericht tegen twee of meer besluiten die met elkaar te maken hebben, of als meerdere indieners samen beroep instellen tegen hetzelfde besluit, er slechts één keer griffierecht betaald hoeft te worden. De hoogte van dit griffierecht is dan het hoogste bedrag dat verschuldigd zou zijn als de tarieven van lid 2 voor elk geval apart waren berekend.

4. De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.

Dit betekent dat de griffier de indiener van het beroepschrift laat weten hoeveel griffierecht betaald moet worden. Tegelijkertijd informeert de griffier de indiener over de regels die in het vijfde en zesde lid van dit artikel staan.

5. Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.

Dit betekent dat het griffierecht betaald moet zijn binnen vier weken nadat de griffier de mededeling over het verschuldigde bedrag heeft verzonden. Het bedrag moet binnen deze termijn op de bankrekening van het gerecht staan of contant bij de griffie zijn betaald (gestort).

6. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Dit betekent dat als het griffierecht niet op tijd is betaald (bijgeschreven of gestort), het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit houdt in dat de rechter het beroep niet inhoudelijk zal behandelen, tenzij redelijkerwijs geoordeeld kan worden dat de indiener niet nalatig (in verzuim) is geweest met de betaling.

7. Indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, vergoedt het bestuursorgaan aan de indiener het door deze betaalde griffierecht.

Dit betekent dat als de indiener het beroep intrekt omdat het bestuursorgaan (de overheidsinstantie waartegen het beroep was gericht) de indiener geheel of gedeeltelijk gelijk heeft gegeven, het bestuursorgaan het door de indiener betaalde griffierecht terugbetaalt aan de indiener.

8. In andere gevallen kan het bestuursorgaan, indien het beroep wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

Dit betekent dat in andere situaties waarin het beroep wordt ingetrokken (dus niet omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen), het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk terug te betalen. Dit is een discretionaire bevoegdheid van het bestuursorgaan.

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

223 uitspraken gevonden
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10727 - Rechtbank Rotterdam - 9 september 2025

ECLI:NL:RBROT:2025:107279 september 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:13846 - Rechtbank Den Haag - 24 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1384624 juli 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:13652 - Rechtbank Den Haag - 22 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1365222 juli 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht, Vreemdelingenrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:13647 - Rechtbank Den Haag - 21 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1364721 juli 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:14868 - Rechtbank Den Haag - 8 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:148688 juli 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15886 - Rechtbank Den Haag - 22 augustus 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1588622 augustus 2025Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4302 - Rechtbank Midden-Nederland - 30 juli 2025

ECLI:NL:RBMNE:2025:430230 juli 2025Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6360 - Niet betalen griffierecht leidt tot kennelijke niet-ontvankelijkheid verzoek voorlopige voorziening - 23 september 2025

ECLI:NL:RBZWB:2025:636023 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De voorzieningenrechter verklaart een verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet ontvankelijk omdat het griffierecht niet tijdig is betaald. Nu er geen verontschuldiging voor dit verzuim is gegeven, komt de rechter op basis van artikel 8:83 Awb niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.

BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6362 - Niet betalen griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek - 23 september 2025

ECLI:NL:RBZWB:2025:636223 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De voorzieningenrechter verklaart een verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet ontvankelijk omdat het griffierecht niet tijdig is betaald. Omdat er geen verontschuldiging voor dit verzuim is gebleken, komt de rechter op grond van artikel 8:83, derde lid, Awb niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.

BestuursrechtBestuursprocesrecht, Socialezekerheidsrecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6364 - Proceskostenveroordeling na intrekking voorlopige voorziening wegens gedeeltelijke tegemoetkoming - 23 september 2025

ECLI:NL:RBZWB:2025:636423 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De voorzieningenrechter oordeelt dat een bestuursorgaan gedeeltelijk tegemoetkomt aan een verzoeker als het in de beslissing op bezwaar een eerder aangekondigde, maar nog niet opgelegde, maatregel niet handhaaft. Deze tegemoetkoming rechtvaardigt een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75a Awb na intrekking van het verzoek.

BestuursrechtSocialezekerheidsrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6283 - Proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens tegemoetkoming door bestuursorgaan - 17 september 2025

ECLI:NL:RBZWB:2025:628317 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De rechtbank oordeelt dat een bestuursorgaan de proceskosten moet vergoeden na intrekking van het beroep, omdat het intrekken van het onderliggende verkeersbesluit een volledige tegemoetkoming vormt. Ook de kosten uit de bezwaarfase zijn verschuldigd, zelfs als argumenten in beroep nader zijn onderbouwd.

BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4926 - Rechtbank Midden-Nederland - 16 september 2025

ECLI:NL:RBMNE:2025:492616 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10985 - Niet-ontvankelijk beroep na tegemoetkoming minister leidt toch tot proceskostenveroordeling - 16 september 2025

ECLI:NL:RBROT:2025:1098516 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een beroep wordt niet ontvankelijk verklaard omdat het bestuursorgaan tijdens de procedure volledig tegemoetkomt. Toch volgt een proceskostenveroordeling, omdat de noodzaak tot het instellen van beroep niet uitsluitend aan de handelwijze van eiseres te wijten was, ondanks dat zij pas in beroep nieuwe stukken aanleverde.

BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6107 - Geen proceskostenvergoeding voor indienen van een aanvullend bezwaarschrift - 16 september 2025

ECLI:NL:RBZWB:2025:610716 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De rechtbank oordeelt dat bij de intrekking van beroep na een tegemoetkoming wel proceskosten voor de beroepsfase worden vergoed. Kosten voor de bezwaarfase worden echter afgewezen, omdat het enkel indienen van een aanvullend bezwaarschrift door een gemachtigde niet als vergoedbare handeling kwalificeert onder het Besluit proceskosten bestuursrecht.

BelastingrechtProcesrecht Belastingen, Lokale Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10801 - Proceskostenveroordeling na intrekking beroep wegens tegemoetkoming bestuursorgaan - 11 september 2025

ECLI:NL:RBROT:2025:1080111 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De rechtbank veroordeelt een bestuursorgaan in de proceskosten op grond van artikel 8:75a Awb. Dit gebeurt nadat een beroep is ingetrokken, omdat het bestuursorgaan met een nieuw besluit alsnog volledig tegemoet is gekomen aan de indiener door de gevraagde bijstandsuitkering toe te kennen.

BestuursrechtBestuursprocesrecht, Socialezekerheidsrecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6003 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 8 september 2025

ECLI:NL:RBZWB:2025:60038 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtLokale Belastingen, Procesrecht Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16605 - Rechtbank Den Haag - 3 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:166053 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht, Vreemdelingenrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16606 - Rechtbank Den Haag - 3 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:166063 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16607 - Rechtbank Den Haag - 3 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:166073 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16608 - Rechtbank Den Haag - 3 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:166083 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht