ECLI:NL:RBMNE:2025:4926 - Rechtbank Midden-Nederland - 16 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1174
[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker
en
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de Svb.
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de Svb in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de Svb van 8 januari 2025. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de Svb op 10 juli 2025 dit besluit heeft ingetrokken.
1.1. De rechtbank heeft de Svb in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De Svb heeft laten weten dat zij over zal gaan tot een vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht. De verzochte reiskosten komen, volgens de Svb, niet in aanmerking voor vergoeding.
1.2. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
Beoordeling door de rechtbank
-
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
-
Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
[2]
3.1. Op 10 februari 2025 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard. De Svb heeft op 10 juli 2025 het bestreden besluit ingetrokken en het bezwaar alsnog gegrond verklaard. Hiermee is de Svb tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
-
De Svb is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De door eiser verzochte reiskosten naar de Svb, zien op kosten die zijn gemaakt in de bezwaarprocedure. Op grond van artikel 7:15, het derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient een verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar gedaan te worden voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Eiser heeft niet tijdig verzocht om vergoeding van deze kosten. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
-
De rechtbank wijst erop dat de Svb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden.
[3] De Svb heeft reeds toegezegd deze kosten te zullen vergoeden.
Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van N.J. Biswane, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.
Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.