Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6362 - Niet betalen griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek - 23 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:636223 september 2025

Essentie

De voorzieningenrechter verklaart een verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet ontvankelijk omdat het griffierecht niet tijdig is betaald. Omdat er geen verontschuldiging voor dit verzuim is gebleken, komt de rechter op grond van artikel 8:83, derde lid, Awb niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 25/4109

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster(gemachtigde: mr. I. Car),

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de terugvordering van aan haar verstrekte bijstandsuitkering door het college.

1.1. Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

1.2. Met het bestreden besluit van 30 juni 2025 heeft het college aan verzoekster verstrekte bijstandsuitkering van haar teruggevorderd. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader

  1. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen.[1] In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

Heeft verzoekster het griffierecht tijdig betaald?

2.1. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 21 augustus 2025 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 25 augustus 2025 om 17:01 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald.

Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?

2.2. Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

  1. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 23 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.


Voetnoten

Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.