ECLI:NL:RBZWB:2025:6733 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 7 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-810585-15 en 02-665634-17
vonnis van de meervoudige kamer van 7 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] geboren op [geboortedag] 1973 in [geboorteplaats] wonende op het [woonplaats] .
Raadsman: mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 maart, 18 maart en 29 augustus 2025, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. H.G. Klootwijk, alsmede de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 7 oktober 2025.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte zich tweemaal schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij zich tot twee keer toe als medepleger schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. Voorts is nog het medeplegen van de teelt, dan wel het bezit, van 914 hennepplanten ten laste gelegd.
3 De procesafspraken
Deze strafzaak kenmerkt zich doordat het Openbaar Ministerie en de verdediging zogeheten procesafspraken hebben gemaakt over wat volgens hen een passende uitkomst van de strafzaak zou zijn. Deze procesafspraken hebben zij opgenomen in een overeenkomst, gedateerd 26 oktober 2022, die zij voorafgaand aan de inhoudelijke zitting en voorzien van de handtekeningen van de officier van justitie en van verdachte en zijn raadsman, hebben overgelegd aan de rechtbank. Het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben de rechtbank daarmee een gezamenlijk voorstel gedaan over de wijze van afdoening van de zaak.
Het afdoeningsvoorstel houdt, in de kern, het volgende in:
-
het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot een bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten, conform de inhoud van de uitgestreepte tenlastelegging, die als afzonderlijke bijlage aan de procesafspraken is toegevoegd;
-
het Openbaar Ministerie zal een gevangenisstraf vorderen voor de duur van 382 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, gedurende een proeftijd van twee jaar. Daarnaast luidt de strafeis dat wordt opgelegd een taakstraf voor duur van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 90 uur subsidiair 45 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
** Opmerking griffier: Op het onderzoek ter zitting van 18 maart 2025 is aangegeven door de procespartijen dat het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf in de afspraken moet worden gecorrigeerd van 364 dagen naar 365 dagen. In de procesafspraken is er abusievelijk vanuit gegaan dat verdachte 18 dagen in voorarrest heeft verbleven, terwijl dit 17 dagen blijkt te zijn.*
-
de verdediging doet afstand van eerder ingediende onderzoekswensen, zij zal geen nadere onderzoekswensen indienen en geen bewijsverweren voeren;
-
verdachte doet afstand van het onder hem in beslag genomen geld van € 1.000 en zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken;
-
het Openbaar Ministerie zal afzien van indiening van een ontnemingsvordering;
-
het Openbaar Ministerie verlangt in het kader van de procesafspraken geen nadere verklaring van verdachte, maar uiteraard staat het hem vrij dit op zitting alsnog/wel te doen;
-
vanuit de verdediging en het Openbaar Ministerie zal geen hoger beroep worden ingesteld, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken.
Beoordeling van de procesafspraken door de rechtbank De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het mogelijk is de zaak conform de tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken af te doen. Bij de beoordeling zijn voor de rechtbank leidend geweest de uitgangspunten zoals verwoord door de Hoge Raad in het arrest van 27 september 2022 (vgl. ECLI:NL:HR:2022:1252).
De rechtbank stelt vast dat verdachte bij de totstandkoming van de procesafspraken is bijgestaan door zijn raadsman. Verdachte is ook samen met zijn raadsman aanwezig geweest op de openbare terechtzitting van 18 maart 2025, alwaar de inhoud van het afdoeningsvoorstel is besproken.
De rechtbank heeft ter zitting benadrukt dat de rechtbank geen partij is bij de (totstandkoming van) procesafspraken en dat de rechtbank daaraan niet gebonden is. De rechtbank heeft immers een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen. Hierbij staat met name de beantwoording van de vragen conform artikel 348 en artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering centraal.
De officieren van justitie, de raadsman en verdachte hebben ter zitting allen bevestigd achter het voorstel te staan. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het voorstel met zijn raadsman heeft besproken en dat de inhoud van die afspraken duidelijk voor hem is. Verdachte begrijpt wat de consequenties zijn als de rechtbank het voorstel volgt - in het bijzonder met betrekking tot zijn verdedigingsrechten - en hij accepteert de op te leggen straf zoals deze is voorgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen doet geen afbreuk aan het aan verdachte op grond van artikel 6 EVRM toekomende recht op een eerlijk proces. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de inhoud van de procesafspraken niet bij haar oordeel te betrekken.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officieren van justitie De officieren van justitie hebben gerekwireerd overeenkomstig de procesafspraken en hebben de bewezenverklaring gevorderd van de onder de parketnummers 02-810585-15 en 02-665634-17 ten laste gelegde feiten.
4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft -overeenkomstig de procesafspraken- geen bewijsverweren gevoerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de bewijsmiddelen in het dossier. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op dit vonnis, dat aan het verkort vonnis wordt gehecht.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Inzake 02-810585-15:
feit 1: in de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 juni 2015, te [plaats 1] , gemeente Tholen , opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres 2] / [adres 3] ) een hoeveelheid van 914 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2: in de periode van 15 juli 2013 tot en met 19 februari 2014 te [plaats 1] , gemeente Tholen en/of elders in Nederland, facturen (blijkens de opdruk afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 2] ) - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid op die facturen vermeld/weergegeven dat [bedrijf 1] in de op die facturen vermelde periodes (april 2013 tot en met februari 2014) werkzaamheden had verricht voor [bedrijf 2] , terwijl [bedrijf 1] in werkelijkheid in de op die facturen vermelde periodes geen werkzaamheden heeft verricht voor die [bedrijf 2] , zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 3 primair: in de periode van 1 februari 2014 tot en met 18 februari 2014 in Nederland en te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers hebben verdachte en zijn mededaders, toen en daar
A. van een contant geldbedrag van 52.000 USD en 45.000 euro de werkelijke aard en de herkomst en de verplaatsing verborgen en verhuld en verborgen wie de rechthebbende is
EN
B. een contant geldbedrag van 52.000 USD en 45.000 euro verworven en voorhanden gehad en overgedragen en gebruik gemaakt van een (contant) geldbedrag van 52.000 USD en 45.000 euro, terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat deze contante geldbedragen - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf;
feit 4: in de periode van 14 februari 2014 tot en met 18 februari 2014 te [plaats 1] , gemeente Tholen , een brief (blijkens de opdruk opgemaakt op 15-02-2014 en/of afkomstig van [bedrijf 1] en/of gericht aan “ [naam 1] ”) -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid in die brief vermeld/weergegeven dat hij, verdachte, 90.000 euro (aan cashgeld) had meegegeven aan [naam 2] (ten behoeve van de aankoop van horloges) en dat deze 90.000 euro (aan cashgeld) van hem, verdachte, of zijn verdachte’s bedrijf ( [bedrijf 1] ) (afkomstig) was en in eigendom toebehoorde aan hem, verdachte, of zijn verdachte’s bedrijf ( [bedrijf 1] ),
terwijl hij, verdachte, in werkelijkheid geen 90.000 euro (aan cashgeld) had meegegeven aan die [naam 2] en die 90.000 euro (aan cashgeld) in werkelijkheid niet van hem, verdachte, of van zijn verdachte’s bedrijf ( [bedrijf 1] ) (afkomstig) was en niet in eigendom toebehoorde aan hem, verdachte, of zijn verdachte’s bedrijf ( [bedrijf 1] )
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Inzake 02-665634-17:
primair: in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 9 juni 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaders, toen en daar
A. van geldbedragen, te weten van: grote contante geldbedragen (totaal 535.989,50 euro) zijnde betalingen/uitgaven ten behoeve van de verbouwing van de woning aan [adres 1] [plaats 2] de herkomst verhuld en verhuld wie de rechthebbende op voornoemde geldbedragen is
EN
B. geldbedragen, te weten:
- grote contante geldbedragen (totaal 535.989,50 euro), zijnde betalingen/uitgaven ten behoeve van de verbouwing van de woning aan [adres 1] [plaats 2] verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van die geldbedragen gebruik gemaakt,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlasteleggingen kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Conclusie De rechtbank merkt op dat zij voor wat betreft feit 2 en feit 4 van parketnummer 0281058515, onvoldoende bewijs ziet voor medeplegen. Ook bij de beide witwasverdenkingen komt de rechtbank tot een deels andere bewezenverklaring dan die is aangeleverd door de officieren van justitie en de verdediging. Hoewel de rechtbank deze verschillen heeft geconstateerd, acht zij deze verschillen zodanig beperkt dat zij daarin geen reden ziet om de procesafspraken buiten beschouwing te laten.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officieren van justitie hebben -conform het afdoeningsvoorstel en rekening houdend met de ter zitting aangebrachte correctie op het aantal dagen voorarrest- gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 382 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, gedurende een proeftijd van twee jaar. Daarnaast wordt gevorderd een taakstraf voor duur van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 90 uur subsidiair 45 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft geen inhoudelijk strafmaatverweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht aan te sluiten bij het afdoeningsvoorstel.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Strafmaatoverwegingen Verdachte heeft zich, tezamen en in vereniging met anderen, in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 9 juni 2015 beziggehouden met het medeplegen van (gewoonte)witwassen van grote contante geldbedragen van € 535.989, $ 52.000 en € 45.000. Daarnaast heeft hij meermalen valsheid in geschrift gepleegd door valse facturen uit te schrijven en een brief op te maken om een deel van het witgewassen geld te verantwoorden. Bovendien heeft verdachte een hennepkwekerij geëxploiteerd waarin 914 hennepplanten zijn aangetroffen.
Witwassen is een ondermijnende vorm van criminaliteit en leidt tot een ontwrichting van het economisch en financieel maatschappelijk verkeer. Nadat het witwassen door anderen bij de aankoop van een woning had plaatsgevonden in de vastgoedbranche, is vervolgens met medewerking van verdachte witgewassen in de bouwsector, middels een gigantische verbouwing van die woning. Dit soort illegale toevoeging van waarde aan een woning drijft de woningprijzen op en leidt tot oneerlijke concurrentie op de woningmarkt. Bovendien is door verdachte met valse documenten getracht aan grote bedragen crimineel geld de schijn van legaliteit te geven. Hierdoor worden personen misleid en wordt het vertrouwen geschaad dat derden moeten kunnen stellen in de schriftelijke bedrijfsvoering. Daarnaast geldt dat het telen van hennep overlast voor de maatschappij veroorzaakt en hennep schadelijk voor de volksgezondheid is. Bovendien gaat de hennepkweek niet zelden gepaard met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich louter laten leiden door geldelijk gewin en zich niet bekommerd om voormelde gevolgen van zijn handelen. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Gelet op de aard en ernst van deze feiten past daarbij naar het oordeel van de rechtbank, in beginsel alleen een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die plegen te worden opgelegd in soortgelijke zaken en rekening gehouden met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. In het voordeel van verdachte weegt mee dat hij tijdens de verhoren bij de politie steeds meer openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank betrekt bij haar oordeelsvorming ook het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op het voorgaande zou volgens de rechtbank een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, op zijn plaats zijn. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn in strafzaken en de procesafspraken in deze zaak tot een andere afweging moeten leiden. Zij overweegt daartoe als volgt.
Redelijke termijn De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6 van het EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse staat tegenover de betrokkene een handeling is verricht, waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als een zodanige handeling te gelden. Wel moeten de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een dergelijke handeling worden aangemerkt. Het uitgangspunt is dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 23 juni 2015 is aangehouden, in verzekering is gesteld en diezelfde dag voor het eerst als verdachte is verhoord. De redelijke termijn is dus op 23 juni 2015 gaan lopen. Er zijn volgens de rechtbank bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat niet binnen twee jaar een einduitspraak is gevolgd. Er is sprake van een ingewikkeld procesverloop door de internationale component in dit onderzoek. Er zijn rechtshulpverzoeken uitgevaardigd, dossiers overgedragen uit het buitenland en er hebben internationale getuigenverhoren plaatsgevonden. Ook is door de notaris tweemaal geprocedeerd tot aan de Hoge Raad over de voorgenomen vrijgave van de eerste leenovereenkomst. Verder staat vast dat het om één groot onderzoek gaat, met een veertiental verdachten, alsook een grote verscheidenheid aan tenlastegelegde gedragingen. De berechting in onderhavige strafzaak heeft hierdoor vertraging opgelopen. Dit rechtvaardigt een verdubbeling van de termijn waarbinnen een strafzaak gerechtelijk moet zijn afgedaan. Volgens de rechtbank is na vier jaar, dus op 23 juni 2019, de redelijke termijn verstreken. De rechtbank doet op 7 oktober 2025 uitspraak. De redelijke termijn is daarmee in zeer aanzienlijke mate overschreden, te weten: met zes jaar en drie maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze forse overschrijding een aanzienlijke matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben. Procesafspraken Een matiging van de straf is in dit geval ook gerechtvaardigd, omdat verdachte heeft meegewerkt aan een procedure die uiteindelijk tot efficiëntere rechtspleging heeft geleid. De behandeling van de strafzaak tijdens het onderzoek ter zitting heeft weinig tijd gekost, nu als gevolg van de procesafspraken geen inhoudelijke verweren zijn gevoerd. Bovendien wordt door naleving van de overeenkomst een hoger beroep voorkomen. Dit levert veel tijdswinst op en bespaart kostbare zittingscapaciteit. Naast deze proceseconomische belangen zorgt deze procedure er ook voor dat zaken eerder onherroepelijk zijn en opgelegde straffen sneller kunnen worden geëxecuteerd. Conclusie De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat de straf die in de procesafspraken overeengekomen is onder de gegeven omstandigheden in redelijke verhouding staat tot de ernst en omvang van de feiten, alsook de rol die verdachte daarin heeft gehad. De rechtbank legt dan ook aan verdachte op een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 382 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 90 uur, subsidiair 45 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
7 Het beslag
Het hierna in de beslissing genoemd in beslag genomen voorwerp (de BlackBerry-telefoon), is vatbaar voor verbeurdverklaring. Uit het dossier blijkt dat meerdere verdachten in het onderzoek Biedenkopf met (BlackBerry) PGP-toestellen van versleutelde communicatie gebruik hebben gemaakt, al is de communicatie hiervan – op enkele berichten na – niet ontsleuteld. Verdachte heeft verklaard gebruik te hebben gemaakt van een BlackBerry PGP.
De inbeslaggenomen BlackBerry is bij verdachte aangetroffen en is, mede gelet op het hiervoor overwogene, op enigerlei wijze als hulpmiddel ingezet om het strafbare feit te begaan, hetgeen dient te leiden tot verbeurdverklaring.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33a, 47, 57, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde van parketnummer 02-810585-15 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
verklaart het primair tenlastegelegde van parketnummer 02-665634-17 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde onder 02-810585-15 de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
feit 3 primair: het medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
feit 4: valsheid in geschrift
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde onder 02-665634-17 het volgende strafbare feit oplevert:
het medeplegen van gewoontewitwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 382 (driehonderdtweeëntachtig) dagen, waarvan 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
-
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
-
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
-
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, subsidiair 90 (negentig) dagen vervangende hechtenis, waarvan 90 (negentig) uren, subsidiair 45 (vijfenveertig) dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
-
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
-
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:** een BlackBerry-telefoon (kenmerk 274080).*
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal en mr. S. Kroes, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 oktober 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Inzake 02-810585-15:
feit 1: hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 juni 2015, althans op of omstreeks 9 juni 2015 te [plaats 1] , gemeente Tholen , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] / [adres 3] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 914, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art. 3 ahf/ond B Opiumwet; art. 11 lid 2 Opiumwet)
feit 2: hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2013 tot en met 19 februari 2014 te [plaats 1] , gemeente Tholen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer factu(u)r(en) (blijkens de opdruk afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 2] ) - zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid op die factu(u)r(en) vermeld/weergegeven dat [bedrijf 1] in de op die factu(u)r(en) vermelde periode(s) (april 2013 tot en met februari 2014) werkzaamheden had verricht voor [bedrijf 2] , terwijl [bedrijf 1] in werkelijkheid in de op die fact(u)r(en) vermelde periode(s) geen werkzaamheden heeft verricht voor die [bedrijf 2] , zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(art. 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 3 primair: hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot en met 18 februari 2014 te [plaats 2] en/of te [plaats 1] , gemeente Tholen en/of elders in Nederland en/of te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen en daar (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen
A. van een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 90.000 euro, althans van 52.000 USD en/of 45.000 euro, in elk geval van enig(e) (contante) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is of het voorhanden heeft
EN/OF
B. een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 90.000 euro, althans van 52.000 USD en/of 45.000 euro, in elk geval enig(e) (contante) geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt van een (contant) geldbedrag van 90.000 euro, althans 52.000 USD en/of 45.000 euro, in elk geval enig(e) (contante) geldbedrag(en),
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/deze (contante) geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art. 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: S. [naam 2] en/of [medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot en met 18 februari 2014 te [plaats 2] en/of te [plaats 1] , gemeente Tholen en/of elders in Nederland en/of te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans die [naam 2] en/of [medeverdachte 1] ,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft/hebben die [naam 2] en/of [medeverdachte 1] en/of (één of meer van) zijn/hun mededader(s)
A. van een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 90.000 euro, althans van 52.000 USD en/of 45.000 euro, in elk geval van enig(e) (contante) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is of het voorhanden heeft
EN/OF
B. een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 90.000 euro, althans van 52.000 USD en/of 45.000 euro, in elk geval enig(e) (contante) geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt van een (contant) geldbedrag van 90.000 euro, althans 52.000 USD en/of 45.000 euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
terwijl die [naam 2] en/of [medeverdachte 1] en/of zijn/hun mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/deze (contante) geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 14 februari 2014 tot en met 18 februari 2014 te [plaats 2] en/of te [plaats 1] , gemeente Tholen en/of elders in Nederland en/of in St Maarten, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
een brief op te stellen waarin hij, verdachte (zakelijk weergegeven) aangeeft
- dat hij, verdachte en/of zijn bedrijf ( [bedrijf 1] ) 90.000 euro aan cashgeld heeft/had meegegeven aan voornoemde [naam 2] ten behoeve van de aankoop van horloges en/of
- dat hij, verdachte 90.000 euro aan cashgeld heeft/had meegegeven aan [naam 2] (ten behoeve van de aankoop van horloges) en dat deze 90.000 euro cashgeld van hem en/of zijn bedrijf (afkomstig) is/was en/of in eigendom toebehoort/toebehoorde aan hem en/of zijn bedrijf;
(art. 420ter Wetboek van Strafrecht; art. 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
feit 4: hij op of omstreeks 15 februari 2014, althans in of omstreeks de periode van 14 februari 2014 tot en met 18 februari 2014 te [plaats 1] , gemeente Tholen , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een brief (blijkens de opdruk opgemaakt op 15-02-2014 en/of afkomstig van [bedrijf 1] en/of gericht aan “ [naam 1] ”) -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid in/op die brief vermeld/weergegeven dat hij, verdachte 90.000 euro (aan cashgeld) heeft/had meegegeven aan [naam 2] (ten behoeve van de aankoop van horloges) en dat deze 90.000 euro (aan cashgeld) van hem, verdachte, en/of zijn verdachte’s, bedrijf ( [bedrijf 1] ) (afkomstig) is/was en/of in eigendom toebehoort/toebehoorde aan hem, verdachte en/of zijn, verdachte’s bedrijf ( [bedrijf 1] ),
terwijl hij, verdachte in werkelijkheid geen 90.000 euro (aan cashgeld) heeft/had meegegeven aan die [naam 2] en/of die 90.000 euro (aan cashgeld) in werkelijkheid niet van hem, verdachte en/of van zijn, verdachte’s bedrijf ( [bedrijf 1] ) (afkomstig) is/was en/of niet in eigendom toebehoort/toebehoorde aan hem, verdachte en/of zijn, verdachte’s bedrijf ( [bedrijf 1] )
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(art. 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Inzake 02-665634-17:
primair: hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot en met 9 juni 2015 te [plaats 2] en/of te [plaats 1] , gemeente Tholen en/of te [plaats 3] , gemeente Neerijnen en/of elders in Nederland en/of in Marokko en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of in Aruba en/of in Columbia, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan (schuld)witwassen
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen en daar (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen
A.
(telkens) van een of meer voorwerp(en) en/of een of meer geldbedrag(en), te weten van:
- een woning/villa (met grond) aan [adres 1] te [plaats 2] en/of
- een geldbedrag van 718.088,79 euro (ten behoeve van de aankoop van een woning/villa (met grond) aan [adres 1] te [plaats 2] ) en/of
- een of meer (grote) (contante) geldbedrag(en) van (totaal) ongeveer 535.989,50 euro, in elk geval een of meer (grote) (contante) geldbedragen (zijnde betalingen/uitgaven ten behoeve van de verbouwing(en) van/aan de woning aan [adres 1] [plaats 2] )
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) is of het voorhanden heeft
EN/OF
B.
een of meer voorwerp(en) en/of een of meer geldbedrag(en), te weten:
- een woning/villa (met grond) aan [adres 1] te [plaats 2] en/of
- een geldbedrag van 718.088,78 euro (ten behoeve van de aankoop van een woning/villa (met grond) aan [adres 1] te [plaats 2] ) en/of
- een of meer (grote) (contante) geldbedrag(en) van (totaal) ongeveer 535.989,50 euro, in elk geval een of meer (grote) (contante) geldbedragen (zijnde betalingen/uitgaven ten behoeve van de verbouwing(en) van/aan de woning aan [adres 1] [plaats 2] )
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die (genoemde) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(artikel 420bis/ter/quater Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [medeverdachte 2] en/of [naam 3] in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot en met 9 juni 2015 te [plaats 2] en/of te [plaats 1] , gemeente Tholen en/of te [plaats 3] , gemeente Neerijnen en/of elders in Nederland en/of in Marokko en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of in Aruba en/of in Columbia, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans die [medeverdachte 2] en/of [naam 3]
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan (schuld)witwassen
immers heeft/hebben die [medeverdachte 2] en/of [naam 3] en/of zijn/haar/hun mededader(s), toen en daar (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen
A.
(telkens) van een of meer voorwerp(en) en/of een of meer geldbedrag(en), te weten van:
- een woning/villa (met grond) aan [adres 1] te [plaats 2] en/of
- een geldbedrag van 718.088,78 euro (ten behoeve van de aankoop van een woning/villa (met grond) aan [adres 1] te [plaats 2] ) en/of
- een of meer (grote) (contante) geldbedrag(en) van (totaal) ongeveer 535.989,50 euro, althans een of meer (grote) (contante) geldbedragen (zijnde betalingen/uitgaven ten behoeve van de verbouwing(en) van/aan de woning aan [adres 1] [plaats 2] )
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) is of het voorhanden heeft
EN/OF
B.
een of meer voorwerp(en) en/of een of meer geldbedrag(en), te weten:
- een woning/villa (met grond) aan [adres 1] Le [plaats 2] en/of
- een geldbedrag van 718.088,78 euro (ten behoeve van de aankoop van een woning/villa (met grond) aan [adres 1] te [plaats 2] ) en/of* een of meer (grote) (contante) geldbedrag(en) van (totaal) ongeveer 535.989,50 euro, althans een of meer (grote) (contante) geldbedragen (zijnde betalingen/uitgaven ten behoeve van de verbouwing(en) van/aan de woning aan [adres 1] [plaats 2] )
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die (genoemde) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
terwijl die [medeverdachte 2] en/of [naam 3] en/of zijn/haar/hun mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot en met 9 juni 2015 te [plaats 2] en/of te [plaats 1] , gemeente Tholen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- als aannemer en/of projectleider op te treden en/of te fungeren voor de verbouwing(en) aan/van de woning/villa aan [adres 1] te [plaats 2] en/of
- de (omgevings)vergunning voor de/een verbouwing(en) van de woning/villa aan [adres 1] te [plaats 2] aan te (laten) vragen en/of
- allerlei zaken op het gebied van de levering van water en/of energie voor de woning/villa aan [adres 1] te [plaats 2] te (laten) regelen/verzorgen en/of
- contacten te onderhouden met [medeverdachte 2] over de verbouwing(en) en/of de voortgang van de verbouwing(en) en/of
- (grote) contante geldbedragen in ontvangt te nemen van/via [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] (ten behoeve van de betaling van leveranciers en/of werklui betrokken bij de verbouwing(en) van de woning/villa [adres 1] te [plaats 2] ) en/of
- (grote) contante geldbedragen te (laten) betalen aan leveranciers en/of werklui betrokken bij de verbouwing(en) van de woning/villa [adres 1] te [plaats 2] en/of
- een of meer bestelling(en) te plaatsen bij meerdere leverancier(s) (in verband met/in relatie tot de verbouwing(en) aan/van [adres 1] te [plaats 2] );
(artikel 420bis/ter/quater Wetboek van Strafrecht)