Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6414 - Rechtbank legt voorwaardelijke ISD-maatregel op aan zeer actieve veelpleger - 25 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:641425 september 2025

Essentie

De rechtbank veroordeelt een verdachte voor diefstal en legt een voorwaardelijke ISD-maatregel op. Hoewel aan alle wettelijke criteria voor de maatregel is voldaan, kiest de rechtbank voor een voorwaardelijke variant vanwege de getoonde motivatie van de verdachte en het feit dat een reclasseringstraject niet eerder is geprobeerd.

Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

parketnummers: 02-133210-25 en 02-174564-25

vonnis van de meervoudige kamer van 25 september 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] , [land] ten tijde van de terechtzitting gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [verblijfplaats] raadsman mr. L. Verheuvel, advocaat te Middelburg

1 Onderzoek van de zaak

Op de zitting van 11 september 2025 zijn de zaken onder bovengenoemde parketnummers overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gevoegd. De zaken zijn vervolgens ter zitting inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. M.A.M. Dekkers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

02-133210-25

02-174564-25 op 18 april 2025 bij een insluiping in een woning en/of op een besloten erf, waarop een woning staat, een rugzak en twee fietsopladers van [benadeelde 3] heeft gestolen.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie 02-133210-25 De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primaire feit 1 en feit 2, gelet op - onder meer - de bekennende verklaring van verdachte.

02-174564-25 De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit, gelet op - onder meer - de grotendeels bekennende verklaring van verdachte. Hoewel verdachte heeft bekend dat hij, naast de rugzak, slechts één fietsoplader heeft gestolen, ziet de officier van justitie geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever, dat er twee fietsopladers zijn gestolen.

4.2 Het standpunt van de verdediging 02-133210-25 Feit 1 De verdediging bepleit vrijspraak van de primair tenlastegelegde diefstal, omdat uit de aangifte blijkt dat de fiets in Middelburg en niet in Oost-Souburg is gestolen. De verdediging stelt dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde heling, omdat vast staat dat verdachte de fiets op 30 april 2025 in Oost-Souburg in zijn bezit had.

Feit 2 De verdediging stelt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 17 april 2025 een fiets heeft gestolen. Wegens het ontbreken van een aangifte, kan echter niet worden vastgesteld dat de door verdachte gestolen fiets van het merk Cube Axial Ws Pro was, zodat verdachte van dat onderdeel partieel moet worden vrijgesproken.

02-174564-25 De verdediging stelt dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen voor zover dat ziet op de diefstal van de rugzak en één fietsoplader. Er is volgens de verdediging geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte, dat hij maar één fietsoplader heeft gestolen.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs 02-133210-25 Feit 1 Verdachte wordt primair verweten dat hij op 30 april 2025 in Oost-Souburg de fiets van aangever [benadeelde 1] heeft gestolen. Subsidiair wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling van die fiets.

Op grond van de aangifte staat vast dat de fiets van [benadeelde 1] op 30 april 2025 is gestolen in Middelburg. Verdachte heeft bekend dat hij deze fiets, waarop hij op 30 april 2025 in Oost-Souburg is gezien, die dag heeft gestolen in Middelburg. Gelet hierop kan niet worden bewezen dat verdachte de fiets van [benadeelde 1] in Oost-Souburg heeft gestolen, zodat hij wordt vrijgesproken van het primaire feit. Nu vast staat dat verdachte de fiets heeft gestolen, kan hij niet ook de heler van de fiets zijn, zodat verdachte ook van het subsidiaire feit wordt vrijgesproken. Feit 2 Omdat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals bedoeld in artikel 359, derde lid Sv. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

Nu de aangifte van [benadeelde 2] in het dossier ontbreekt kan niet worden vastgesteld dat de door verdachte gestolen fiets van het merk Cube Axial Ws Pro was, zodat verdachte van dit onderdeel partieel wordt vrijgesproken.

02-174564-25 Nu verdachte een (grotendeels) bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

Verdachte heeft weliswaar gesteld dat hij, naast de rugzak, één fietsoplader heeft gestolen, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaring van aangever te twijfelen, dat er twee fietsopladers zijn gestolen.

4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

02-133210-25 2.op 17 april 2025 te Vlissingen een fiets, die aan [benadeelde 2] , toebehoorde*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

02-174564-25 op 18 april 2025 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, in een woning, [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een rugzak en twee fietsopladers, die aan [benadeelde 3] toebehoorden*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert op grond van het reclasseringsadvies van 4 september 2025 primair aan verdachte een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) op te leggen met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering. Subsidiair vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering.

6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging acht het passender om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waar- van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering. Indien de rechtbank oordeelt dat aan verdachte wel een voorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd, bepleit de verdediging de termijn van de ISD-maatregel te beperken tot één jaar.

6.3 Het oordeel van de rechtbank De ernst van de feiten Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. Op 17 april 2025 heeft hij in Vlissingen een fiets gestolen, die was geplaatst bij het [verzorgingstehuis]. Een dag later, op 18 april 2025, heeft hij zich door insluiping de toegang verschaft tot een woning met bed and breakfast en daaruit een rugzak en twee fietsopladers gestolen. Dergelijke feiten leveren overlast op en tasten het veiligheidsgevoel van burgers aan. Met name de diefstal na insluiping zorgt voor een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers.

Het strafblad De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 6 september 2025, dat maar liefst 26 pagina’s beslaat. Hieruit blijkt dat verdachte al vele malen onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanwege - met name - het plegen van vermogensfeiten.

Reclasseringsrapport Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 4 september 2025. Hierin wordt beschreven dat aan verdachte nooit eerder een reclasseringstraject is opgelegd. De laatste jaren heeft verdachte voornamelijk een afwijzende houding jegens de reclassering gehad en opdrachten voor het opstellen van reclasseringsadviezen werden meermaals retour gezonden. Verdachte kampt al jaren met verslavingsproblematiek en hoewel het hem in het verleden is gelukt voor langere tijd abstinent te blijven, is hij na een opname in een kliniek in [plaats] en het daaropvolgende traject bij [stichting], toch weer vervallen in drugsgebruik. Daardoor is hij opnieuw in een negatieve spiraal terechtgekomen en zijn er problemen ontstaan op alle leefgebieden. De laatste jaren beschikt verdachte niet meer over stabiele huisvesting, noch over een inkomen of zinvolle dagbesteding. Verdachte leeft voornamelijk op straat en pleegt vermogensdelicten om naar eigen zeggen te overleven. Ook was er sprake van dagelijks drugsgebruik. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Met name zijn verslavingsproblematiek heeft een grote rol gespeeld in het plegen van de onderhavige delicten. Daarnaast wordt beschreven dat verdachte, hoewel hij de laatste jaren vermijdend was naar hulpverlening en de reclassering, nu graag aan zijn problemen wil werken en openstaat voor behandeling. Mede door zijn prille abstinentie vanwege zijn detentie zegt hij meer helder te kunnen nadenken en gemotiveerd te zijn om zijn situatie te veranderen. Om te onderzoeken welke behandelmogelijkheden passend zijn, heeft de reclassering verdiepingsdiagnostiek ingezet, waaraan verdachte ook heeft meegewerkt. Hieruit is naar voren gekomen dat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om zijn verslavingsproblematiek aan te pakken om zo te kunnen toewerken naar het verminderen van het recidiverisico. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met als voorwaarden een meldplicht, een opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan middelen- controle. De reclassering heeft in het huidige gesprek met verdachte gezien dat hij een meer coöperatieve houding en intrinsieke motivatie heeft om zijn gedrag te veranderen. Volgens de reclassering is een ambulante behandeling nu niet haalbaar vanwege het risico dat hij bij een terugval in middelengebruik opnieuw zorgmijdend gedrag gaat vertonen. Zij acht een voorwaardelijke ISD-maatregel een passende stok achter de deur om verdachte te stimuleren om de behandeling aan te gaan en te blijven volgen. Daar komt bij dat verdachte niet eerder onder toezicht van de (verslavings)reclassering heeft gestaan en is een dergelijk traject niet eerder geprobeerd.

ISD-maatregel Ter beoordeling ligt voor of oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte mogelijk en noodzakelijk is.

De ISD-maatregel is erop gericht om zeer actieve veelplegers voor de duur van maximaal twee jaar hun vrijheid te benemen, waardoor voortzetting van het criminele gedragspatroon feitelijk onmogelijk wordt gemaakt en de vicieuze cirkel van opsluiting - invrijheidstelling - veroordeling wordt doorbroken. Gedurende de periode van de ISD-maatregel wordt de maatschappij beschermd tegen het criminele gedrag van de recidivist. Tevens biedt de ISD-maatregel mogelijkheden om middels een hulpverleningstraject aan gedragsverandering te werken om recidive in de toekomst te voorkomen.

Allereerst moet worden vastgesteld of verdachte aan de wettelijke criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel voldoet. De rechtbank stelt vast dat aan de eisen van artikel 38m, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, wordt voldaan. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. De feiten zijn ook begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen.

Verdachte voldoet bovendien ook aan het criterium van zeer actieve veelplegers als bedoeld in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers. Tegen verdachte zijn immers over een periode van vijf jaar processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan in ieder geval één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist, mede gelet op het feit dat de reclassering in haar advies heeft gerapporteerd over een hoog recidiverisico. Om dit hoge recidiverisico te verminderen is een klinische behandeling van de verslavingsproblematiek noodzakelijk. De verslaving van verdachte en zijn zorgmijdende gedrag hebben een grote rol gespeeld bij het plegen van strafbare feiten.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is aan alle criteria, die de wet stelt aan de oplegging van de ISD-maatregel, voldaan.

De reclasseringswerker die voornoemd advies heeft opgesteld heeft ter zitting de keuze in het advies voor een voor waardelijke ISD-maatregel als volgt nader toegelicht. Doordat verdachte sinds zijn detentie geen verdovende middelen meer heeft gebruikt, is de vicieuze cirkel waarin hij zat doorbroken en staat hij open voor hulpverlening en behandeling. Enkele dagen geleden is er een indicatiestelling afgegeven voor een langdurige klinische opname en is verdachte geaccepteerd bij de [FPA]. Voorkomen moet worden dat hij op straat komt te staan en terugvalt in middelengebruik.

Conclusie De rechtbank zal op grond van het reclasseringsadvies, de ter zitting gegeven toelichting hierop van de reclasseringswerker en de expliciete bereidverklaring van verdachte met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, aan verdachte opleggen een voorwaardelijke ISD-maatregel met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan middelencontrole. Verdachte is gemotiveerd om tot gedragsverandering te komen en staat open voor behandeling van zijn (verslavings-) problematiek. De rechtbank heeft hierbij eveneens meegewogen dat verdachte nooit eerder onder toezicht van de (verslavings)reclassering heeft gestaan en dat een dergelijk traject niet eerder is geprobeerd.

De rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek te heropenen.

7 De benadeelde partij

02-174564-25 De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een materiële schadevergoeding van € 308,00 voor het feit.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen wordt verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden, indien en voor zover er voldoende causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde handelen van verdachte.

In het gevorderde bedrag van € 308,00 is een bedrag van € 100,00 begrepen in verband met een weggenomen jas. De rechtbank acht dit gedeelte van de vordering niet toewijsbaar, omdat de benadeelde partij in zijn aangifte slechts heeft verklaard dat er een rugzak en twee fietsopladers zijn gestolen. In zijn aanvullende verklaring heeft hij bevestigd dat er, naast de hiervoor genoemde goederen, geen andere goederen zijn gestolen. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren voor dit gedeelte van zijn vordering. De benadeelde partij vordert voorts vergoeding van de rugzak en de twee fietsopladers. De rechtbank is van oordeel dat er causaal verband bestaat tussen deze schade en het bewezen- verklaarde feit. De gevorderde bedragen van respectievelijk € 30,00 en € 178,00 heeft de benadeelde partij echter gebaseerd op de nieuwwaarde van vergelijkbare goederen. Verdachte heeft betwist dat moet worden uitgegaan van de nieuwwaarde. Nu verdachte alleen aansprakelijk kan worden gehouden voor de dagwaarde van de goederen in plaats van de oorspronkelijke waarde, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid, waarbij zij, rekening houdend met de afschrijving, de helft van de gevorderde bedragen zal toewijzen, te weten een bedrag van € 104,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.

Wettelijke rente Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 18 april 2025.

Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8 Het beslag

8.1 De onttrekking aan het verkeer 02-174564-25 De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekken aan het verkeer, omdat deze aan verdachte toebehoren en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang:

  • slijpmachine, merk Einhell met goednummer PL2000-2025098936-G2869252;
  • prijstang, goednummer PL2000-2025098936-G2869253;
  • knijptang met goednummer PL2000-2025098936-G2869254.

8.2 Bewaring voor rechthebbende 02-174564-25 Ten aanzien van het volgende in beslag genomen voorwerp wordt de bewaring gelast ten behoeve van de rechthebbende, omdat er geen persoon als rechthebbende bekend is:

  • fiets met hulpmotor, merk Fiido, met goednummer PL2000-2025098936-G2869461.

9 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 38m, 38n, 38p, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak 02-133210-25

  • spreekt verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde onder

feit 1;

Bewezenverklaring 02-133210-25 en 02-174564-25

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

02-133210-25 feit 2: diefstal 02-174564-25 diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;

  • verklaart verdachte strafbaar;

Maatregel

  • gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;

  • bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;

  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht niet in mindering wordt gebracht op de duur van deze maatregel;

  • stelt als algemene voorwaarde:

  • dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • dat verdachte bij de naleving van de hieronder gestelde bijzondere voorwaarden ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij verslavings-reclassering Emergis aan de Vrijlandstraat 33 te Middelburg en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

  • dat verdachte zich, voor de duur van een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat opnemen in een forensische instelling of een soortgelijke zorginstelling, nader te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waaronder, gelet op de problematiek, ook het innemen van medicijnen vallen als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke omvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

  • dat verdachte zich gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en dat start na de klinische behandeling, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waaronder, gelet op de problematiek, ook het innemen van medicijnen vallen als de zorgverlener dat nodig vindt;

  • dat verdachte gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt verblijft in een instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering en dat start na de klinische behandeling, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

  • dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het gebruik van middelen te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor de controle en ook bepaalt hoe vaak hij wordt gecontroleerd;

  • dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;

  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van boven- genoemde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan hulp en steun te verlenen;

Beslag 02-174564-25

  • verklaart de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer:

  • slijpmachine, merk Einhell met goednummer PL2000-2025098936-G2869252;

  • prijstang, goednummer PL2000-2025098936-G2869253;

  • knijptang met goednummer PL2000-2025098936-G2869254;

  • gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende in beslag genomen voorwerp:

  • fiets met hulpmotor, merk Fiido, met goednummer PL2000-2025098936-G2869461.

De benadeelde partij 02-174564-25

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 104,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 april 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;

  • veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

  • verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

Schadevergoedingsmaatregel

  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] , € 104,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 april 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;

  • bepaalt dat bij niet betaling twee dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Voorlopige hechtenis

  • heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 9 oktober 2025.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. J. Bergen en mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 september 2025.

De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

De tenlasteleggingen

02-133210-25 1.hij op of omstreeks 30 april 2025 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen een fiets (merk Tenways CgoGOO Pro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;(art 310 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 30 april 2025 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, een fiets (merk Tenways Cgo600 Pro), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 4l7bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)

2.hij op of omstreeks 17 april 2025 te Vlissingen een fiets (merk Cube Axial Ws Pro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;(art 310 Wetboek van Strafrecht)

02-174564-25 hij op of omstreeks 18 april 2025 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een rugzak en/of twee, althans een fietsoplader(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)