ECLI:NL:RBZWB:2025:5932 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 5 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-072739-25
vonnis van de meervoudige kamer van 5 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] , geboren op [geboortedag] 2005 in [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] , raadsvrouw mr. A. Kortrijk, advocaat te Tilburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 augustus 2025, waarbij de officier van justitie mr. E.M.H.B.C. van Aalst en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte van 2 op 3 november 2024 met [aangeefster] , die toen ouder dan 12 maar jonger dan 16 was, seksuele handelingen heeft verricht waaronder haar vingeren, dan wel dat heeft gedaan terwijl hij wist dat zij dat niet wilde.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde verkrachting van iemand tussen de 12 en 16 jaar wettig en overtuigend bewezen. De verklaringen van [aangeefster] zijn consistent en verdachte heeft bekend met zijn vinger tussen de schaamlippen te zijn geweest en dat is al seksueel binnendringen. Bovendien heeft hij op zitting verklaard haar bh te hebben aangeraakt.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Verdachte heeft meteen een eerlijk verhaal verteld en slechts een duimendraai-beweging over de buitenkant van de vagina van [aangeefster] gemaakt. Daarom kan seksueel binnendringen niet wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Primair In de tenlastelegging zijn meerdere seksuele handelingen opgenomen die volgens de toen vijftienjarige [aangeefster] in de nacht van 2 op 3 november 2024 door verdachte zouden zijn verricht. In aanwezigheid van zijn raadsvrouw heeft verdachte op 3 november 2024 bij de politie verklaard dat [aangeefster] op de slaapkamer van zijn vader op een gegeven moment zijn hand heeft gepakt en in haar broek heeft geduwd. De seksueel onervaren verdachte heeft vervolgens aan de hand van zijn werkervaring met koeien uitgelegd wat hij toen heeft gedaan. Daarop vraagt de politie of ze het goed zeggen als ze begrijpen dat verdachte met een vinger tussen de schaamlippen van [aangeefster] is geweest, maar geen kracht heeft gezet om met die vinger naar binnen te gaan. Daarop antwoordt verdachte: “Ja”. De rechtbank houdt verdachte aan die verklaring en passeert de stelling van de verdediging dat het er wel zo staat, maar dat het (toch) anders bedoeld is. Bij een vinger van verdachte tussen de schaamlippen van [aangeefster] is er juridisch gezien al sprake van seksueel binnendringen. De uitleg door verdachte op zitting aan de hand van een getoond plaatje van het inwendige van een koe heeft dat naar het oordeel van de rechtbank bevestigd.
Van de overige ten laste gelegde seksuele handelingen zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank teveel twijfel bij de verklaring(en) van [aangeefster] om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat het die nacht is gegaan zoals zij heeft verklaard. De rechtbank zal hierna een paar aspecten benoemen die voor die twijfel zorgen.
[aangeefster] en verdachte hebben een hele andere verklaring over de gang van zaken die nacht. Daarbij komen de verklaringen van [aangeefster] er op neer dat verdachte initiatiefnemer van alles was en degene die haar in zijn woning (meermalen) naar een slaapkamer op de eerste verdieping heeft gedragen en daar seksuele dingen met haar heeft gedaan. Daarbij is hij doorgegaan, terwijl zij op een bepaald moment heel duidelijk heeft gezegd dat niet (meer) te willen. De verklaring van verdachte komt er op neer dat [aangeefster] de initiatiefneemster was. Hij heeft langere tijd weerstand aan haar geboden totdat ze op een gegeven moment zijn hand in haar broek stopte en kort heeft gedaan wat bewezen kan worden verklaard.
Vast staat dat verdachte en [aangeefster] elkaar die avond voor de eerste keer hebben ontmoet bij het zestienjarige buurmeisje van verdachte, waar [aangeefster] met een ander vriendinnetje aan het chillen was in een samenkomstruimte. Verdachte ging op een gegeven moment naar huis, omdat hij de volgende dag moest werken. Vervolgens lopen de versie van verdachte en van [aangeefster] uit elkaar. Volgens verdachte liep [aangeefster] achter hem aan toen hij weg ging, ze was nogal aanhankelijk en bleef hem maar volgen tot bij zijn woning. Hij heeft haar binnen gelaten, omdat ze zei dat ze zich niet goed voelde. Ze liep toen eigenlijk meteen zelf naar boven en ging de slaapkamer van zijn vader in.
In haar eerste contact met de politie op 3 november 2023 heeft [aangeefster] verklaard dat verdachte haar had gevraagd om mee te komen naar zijn huis. Tijdens het informatief gesprek later die dag verklaart ze dat zij degene was die niet wilde dat verdachte weg ging en dat ze zijn hand vastpakte. Vervolgens zou verdachte haar echter (eerst) mee naar buiten hebben getrokken en vervolgens hebben meegetrokken naar zijn woning. Dat herhaalt ze in haar verhoor van 9 januari 2025. Het buurmeisje heeft echter verklaard dat [aangeefster] wilde dat verdachte langer zou blijven en achter verdachte aan is gelopen toen hij weg ging. Oftewel zoals verdachte heeft verklaard. Over naar buiten trekken door verdachte verklaart het buurmeisje niet, wat voor de rechtbank een bevestiging is dat dat niet is gebeurd. Het was [aangeefster] die verdachte achterna liep en niet verdachte die [aangeefster] meenam.
Dat [aangeefster] tegen verdachte heeft gezegd dat ze zich niet lekker voelde, wordt ondersteund door de verklaring van de moeder van het buurmeisje. Zij is met het buurmeisje en het andere vriendinnetje naar de woning van verdachte gegaan, omdat ze [aangeefster] kwijt waren. Dan wordt de deur door verdachte open gedaan die tegen [aangeefster] zegt: “Naar huis jij.” [aangeefster] zegt dan bij het teruglopen dat ze teveel had gedronken en daarna teveel water had gedronken en dat ze zich dan niet lekker voelt. Ook zit er een screenshot in het dossier van een bericht van [aangeefster] aan het buurmeisje waarin [aangeefster] schrijft: “Sorry bro ik voelde me niet lekker Ik kreeg like allemaal speeksel in m’n mond”.
Eenmaal in de woning van verdachte zou hij haar volgens [aangeefster] meermalen de trap opgedragen hebben. In het informatief gesprek en het verhoor 9 januari 2025 heeft zij verklaard dat verdachte daarbij haar onder haar oksels door pakte en zijn handen gekruist voor haar borst hield. Los van de vraag hoe de rechtbank zich dat “opdragen” dan concreet moet voorstellen, heeft [aangeefster] tegen haar op 3 november 2024 gehoorde moeder gezegd dat verdachte haar over zijn schouder naar boven heeft gedragen.
Verder constateert de rechtbank dat [aangeefster] tijdens haar verhoor op 9 januari 2025 heeft verklaard dat ze tegen verdachte heeft gezegd dat het fout was wat hij deed, omdat zij 15 was en hij 18. Gevraagd naar haar ervaringen op seksueel gebied zegt ze dat ze alles weet, maar nog nooit iets heeft gedaan. Dat blijkt echter niet waar. Haar wordt namelijk voorgehouden dat ze op haar telefoon berichten met ene “ [naam] ” heeft verwijderd. Dat is volgens [aangeefster] dan eerst gewoon een vriend, waar ze wel seksueel heeft gepraat, maar geen seks mee heeft gehad. Maar ook dat is niet waar. Ze wordt namelijk geconfronteerd met een bericht van haar aan hem van 3 november om 03:09 uur dat ze
- zakelijk weergegeven - sporen van hem heeft uitgewist. Pas dan verklaart [aangeefster] dat hij haar (op 2 november 2024 dus) gevingerd heeft. Volgens een eigen notitie op haar telefoon gaat het om een man van 30 jaar, wat is bevestigd door gegevens in het politiesysteem die bij zijn telefoonnummer horen. Daaruit blijkt zelfs dat hij toen 31 was. Vast staat ook dat dezelfde man haar op haar vijftiende verjaardag in oktober 2024 ter felicitatie een dickpic heeft gestuurd met een voorstel voor een verdergaande seksuele handeling dan vingeren.
Dat het niet waar was dat ze seksueel onervaren was tot wat er met verdachte is gebeurd, volgde eigenlijk ook al uit de op 3 november 2024 afgelegde verklaring van het buurmeisje. Die verklaarde toen namelijk al dat zij zelf een beetje sceptisch was over wat er met verdachte gebeurd zou zijn, omdat [aangeefster] vier exen heeft waar ze daar ook over verteld heeft. Het heeft de rechtbank verbaasd dat de politie toen niet doorgevraagd heeft wat het buurmeisje bedoelde met het “daar” waar [aangeefster] over haar exen ook over verteld heeft. De gedachte die die uitlating van het buurmeisje oproept, is bevestigd in een op verzoek van de rechtbank opgemaakt aanvullend proces-verbaal van verhoor van 21 augustus 2025. Daarin heeft zij verklaard dat [aangeefster] tegen haar over drie exen verhalen heeft verteld die
- zakelijk weergegeven - (ook) neerkomen op gedwongen seksuele handelingen. Ook zonder die nadere toelichting was het in het kader van waarheidsvinding echter passend geweest [aangeefster] tijdens haar verhoor op 9 januari 2025 te vragen naar wat zij tegen het buurmeisje had verteld over exen van haar.
Door onder andere het voorgaande is bij de rechtbank zoveel twijfel ontstaan over de betrouwbaarheid van [aangeefster] dat de rechtbank voor de bewezenverklaring de politieverklaring van verdachte volgt.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair in de nacht van 02 november 2024 op 03 november 2024 te [plaats 1] , gemeente Altena, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [aangeefster] , seksuele handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het wrijven met zijn vingers tussen de schaamlippen van die [aangeefster] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Van het feit Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Van verdachte Het beroep van de verdediging op de strafuitsluitingsgrond van artikel 248 lid 3 Wetboek van Strafrecht wordt verworpen. Er was die nacht geen sprake van de daar genoemde “gelijkwaardige situatie” tussen verdachte en [aangeefster] . [aangeefster] was die nacht 15 jaar en volgens de toen 19-jarige verdachte dronken. Alleen al die dronkenschap van [aangeefster] sluit een gelijkwaardige situatie uit en bovendien was het leeftijdsverschil niet gering. Ook overigens is niet gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, zodat hij strafbaar is.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast vordert zij een taakstraf van 240 uren.
6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt om bij een eventuele strafoplegging een taakstraf op te leggen. Verdachte is door alles wat er is gebeurd al zwaar genoeg gestraft. Het was zijn eerste seksuele ervaring met een meisje. Hij durft hierdoor geen meisjes meer te benaderen. Ook heeft hij samen met zijn vader moeten verhuizen. Hij woonde hiervoor in een kleine gemeenschap, maar daar werd volop over hem gepraat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank bij de bewezenverklaring niet het verhaal van [aangeefster] gevolgd, maar dat van verdachte. De rechtbank doet dat ook bij het bepalen van de passende straf, waardoor zij een heel andere en veel lagere straf passend en geboden vindt dan is geëist. Maar er moet wel een straf volgen. Al bij de politie wist verdachte namelijk dat van hem verwacht mocht worden dat hij zijn buurmeisje eerder had moeten vragen [aangeefster] op te komen halen. Hij was zich ook bewust van de ongelijkwaardige situatie nu zij niet alleen jonger was dan hij, maar ook dronken en hij niet. Daaraan doet niet af dat zij seksueel ervarener was en hij helemaal niet en dat zij het initiatief nam. Met de nieuwe zedenwetgeving per 1 juli 2024 heeft de wetgever jeugdigen tussen 12 en 16 jaar nog beter willen beschermen, ook tegen zichzelf, en zijn ook de maximumstraffen verhoogd.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat hij meteen openheid van zaken heeft gegeven. Zijn aanhouding, verhoor en vervolging hebben grote indruk op hem gemaakt. De rechtbank gelooft zondermeer zijn verklaring op zitting dat hij sinds 3 november 2024 nog meer afstand houdt tot meisjes dan hij daarvoor al deed. Daarnaast hebben de roddels in het dorp zijn vader doen besluiten naar [plaats 2] te verhuizen, waar ze nu samenwonen met de vriendin van vader en haar kinderen. Dat klikt goed en verdachte is weer volop aan het werk, maar woont nu wel op grote afstand van zijn oude vriendengroep.
Gelet op het taakstrafverbod ontkomt de rechtbank er niet aan verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij zal dat deel echter beperken tot één dag en dertig dagen voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is nog een taakstraf van 120 uur op zijn plaats.
7 De benadeelde partij
[aangeefster] vordert als benadeelde partij een immateriële schadevergoeding van € 3.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd bij de benadeelde partij. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De (motivering van de) bewezenverklaring wijkt echter in het nadeel van de benadeelde partij af van het feitelijke verhaal dat ten grondslag ligt aan de vordering. Daardoor zou nader onderzoek naar de onderbouwing van de vordering nodig zijn. Dat zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Deze vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 248 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: verkrachting in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
-
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
-
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren;
-
beveelt dat, indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Benadeelde partij
-
verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
-
veroordeelt de benadeelde partij [aangeefster] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 september 2025.
De oudste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 02 november 2024 tot en met 03 november 2024 te [plaats 1] , gemeente Altena, in elk geval in Nederland, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [aangeefster] , een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
-
het strelen en/of betasten van de borsten en/of vagina van die [aangeefster] en/of
-
die [aangeefster] te tongzoenen en/of
-
het wrijven met zijn vingers tussen en/of langs de schaamlippen van die [aangeefster] en/of
het duwen en/of op en neer bewegen van zijn vingers in de vagina van die [aangeefster] ; (Artikel art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 02 november 2024 tot en met 03 november 2024 te [plaats 1] , gemeente Altena, in elk geval in Nederland, met een persoon, te weten [aangeefster] , een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
-
het strelen en/of betasten van de borsten en/of vagina van die [aangeefster] en/of
-
die [aangeefster] te tongzoenen en/of
-
het wrijven met zijn vingers tussen en/of langs de schaamlippen van die [aangeefster] en/of
het duwen en/of op en neer bewegen van zijn vingers in de vagina van die [aangeefster] , terwijl hij, verdachte, wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [aangeefster] daartoe de wil ontbrak; (Artikel art 242 Wetboek van Strafrecht, art 243 lid 1 Wetboek van Strafrecht)