Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

parketnummer: 02-383521-24

vonnis van de meervoudige kamer van 29 augustus 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte], geboren op [geboortedag 1] 2001 te [geboorteplaats] ([land]), nu gedetineerd in de [verblijfplaats], raadsman: mr. A.M.J. Joris, advocaat te Breda.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 augustus 2025, waarbij de officier van justitie, mr. F.M. van Peski, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door hem meerdere malen met een mes in zijn hoofd en nek te steken en snijden.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan.

4.2 Het standpunt van de verdediging Door de verdediging is geen bewijsverweer gevoerd.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

Bewijsmiddelen impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De rechtbank acht het impliciet primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 15 augustus 2025;

  • de aangifte van [benadeelde] op 2 december 2024, vanaf pagina 29 van het eindproces-verbaal;

  • het geschrift, te weten de medische informatie betreffende [benadeelde] van [ziekenhuis] van 1 december 2024, vanaf pagina 44 van het eindproces-verbaal.

4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

impliciet primair op 1 december 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om de heer [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde] meerdere malen met een mes in het hoofd en de nek, heeft gestoken en gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering in haar rapport van 19 mei 2025 zijn geadviseerd. Naast die voorwaarden vordert zij ook een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de gemeente [plaats] als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden. Gevorderd is om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Zij heeft bij haar eis rekening gehouden met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte, zoals geadviseerd in het kader van het psychiatrisch persoonlijkheidsonderzoek.

6.2 Het standpunt van de verdediging Door de verdediging wordt verzocht om het advies van de psychiaters om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, over te nemen en daarnaast de lijn in te zetten zoals door psychiaters en de reclassering wordt geadviseerd. Om die reden wordt verzocht de duur van het onvoorwaardelijk deel van de gevorderde gevangenisstraf te beperken, zodat er zo snel mogelijk gestart kan worden met de opname van verdachte bij de [GGZ-instelling]. Verdachte is bereid om zich in het kader van een voorwaardelijke straf te houden aan voorwaarden die worden geadviseerd, inclusief een contact- en locatieverbod met het slachtoffer.

6.3 Het oordeel van de rechtbank De aard en de ernst van het feit Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op 1 december 2024. Hij verbleef die dag samen met één ander persoon in de woning van het slachtoffer. Die avond hebben verdachte en het slachtoffer besloten om cocaïne te gebruiken, waarna zij later op de avond beiden LSD hebben gebruikt. Verdachte kreeg hierdoor waanbeelden en kreeg het idee dat het slachtoffer zijn moeder iets wilde aandoen. Dit heeft ertoe geleid dat verdachte vlak voor middernacht met een koksmes naar de slaapkamer van het slachtoffer is gegaan. Hij heeft het slachtoffer vervolgens in zijn kamer aangevallen en meerdere malen met het mes in zijn hoofd en nek gestoken en gesneden. De derde persoon in de woning heeft uiteindelijk de volgende dag de politie gebeld. De politie heeft zowel verdachte als het slachtoffer bebloed aangetroffen.

Verdachte heeft het slachtoffer onverwachts aangevallen terwijl hij zich in zijn eigen woning bevond, een plek waar hij zich bij uitstek veilig moet voelen. Daar komt bij dat verdachte een vriend van hem was, die dat weekend als gast bij hem mocht verblijven. Het drugsgebruik heeft eraan bijgedragen dat de goede sfeer die er kennelijk heerste eerder die avond compleet is omgeslagen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen, met name LSD, kan leiden tot een verergering van psychische problematiek, waar verdachte op dat moment al mee kampte. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van LSD kan leiden tot hallucinaties. Verdachte kampt al jarenlang met psychotische ontregelingen vanwege drugsgebruik en weet dat hij op dat vlak kwetsbaar is. Uit de verklaring van verdachte ter zitting is gebleken dat hij zich desondanks geheel niet had verdiept in de effecten van LSD alvorens hij die drugs innam en is vervolgens na het innemen de controle over zijn handelen grotendeels verloren. De rechtbank neemt verdachte deze gedragingen kwalijk.

Het handelen van verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft fors letsel opgelopen, te weten 7 steek- dan wel snijwonden en meerdere schedeldakfracturen. Hij heeft 39 hechtingen gekregen. Uit de door het slachtoffer voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat hij nog altijd kampt met de psychische en lichamelijke gevolgen van de geweldshandelingen. Hij heeft onder andere ontsierende littekens op zijn gezicht en nek overgehouden aan het geweld. Door die littekens wordt hij telkens geconfronteerd met de gebeurtenissen van die avond. Daarnaast worden zijn angstgevoelens versterkt doordat het geweld in zijn woning heeft plaatsgevonden. Hij ervaart hierdoor herbelevingen, voelt zich niet meer veilig in zijn woning en heeft daar een tijd lang niet durven te verblijven. Bovendien is er aan de woning veel schade ontstaan door het bloed, waardoor hij zijn woning heeft moeten herstellen. Dit alles heeft nog steeds de nodige impact op het leven van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze gevoelens, maar ook psychische gevolgen van het gepleegde geweld nog gedurende langere tijd kunnen aanhouden.

De persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.

De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het rapport van psychiaters [psychiater 1] en [psychiater 2] van 28 maart 2025. Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en een stoornis in het gebruik van cocaïne. Die problematiek was ook aanwezig ten tijde van het bewezenverklaarde. Verdachte is door gebruik van middelen psychotisch ontregeld. Binnen deze psychotische ontregeling was hij zeer vermoedelijk voor een groot deel in beslag genomen door waanachtige overtuigingen, maar uit zijn gedragingen blijkt wel van enig bewustzijn van de situatie. Om die reden wordt geadviseerd om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De kans op recidive op een soortgelijk feit wordt door de psychiaters ingeschat als matig wanneer de problematiek onvoldoende wordt aangepakt en behandeld. Gelet op de diagnose, is het wenselijk om in te zetten op detoxificatie, stabiliteit van het psychiatrische toestandsbeeld en behandelmotivatie voor de verslavingsproblematiek met vooral veel aandacht voor langdurige abstinentie, structuur en begeleiding binnen begeleid wonen. Door de psychiaters wordt daarom voorgesteld om te starten met behandeling in een forensische verslavingskliniek, waar er aandacht is voor passende begeleiding en effectiefrisicomanagement. Zij adviseren om behandeling plaats te laten vinden binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, waarbij het dus noodzakelijk geacht wordt om de behandeling te laten starten binnen een klinische setting.

Op grond van de bevindingen van de psychiaters, die de rechtbank overneemt, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen.

De rechtbank heeft verder kennis genomen van het rapport van de reclassering van 19 mei 2025. Zij schat het risico op recidive op een soortgelijk feit in de toekomst in als gemiddeld tot hoog, omdat de problematiek van verdachte nog niet grondig is aangepakt. Verdachte is in de toekomst gebaat bij praktische ondersteuning op alle leefgebieden en intensieve ondersteuning om psychische decompensatie te voorkomen. Verdachte is reeds aangemeld en geaccepteerd bij [GGZ-instelling], waar hij kan starten met een klinische opname. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een drugsverbod. De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Straf Gelet op de aard en ernst van het feit en de gevolgen die het feit voor het slachtoffer heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat met niets anders kan worden volstaan dan met oplegging van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank, naast dat zij rekening heeft gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht geslagen op de problematiek van verdachte en de omstandigheid dat het feit aan hem verminderd kan worden toegerekend. De rechtbank is daarom van oordeel dat de op te leggen gevangenisstraf lager dient te zijn dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op het advies van de psychiaters en de reclassering, acht de rechtbank het wel van groot belang dat verdachte, die kampt met forse problematiek, passende hulpverlening krijgt en in de toekomst gedurende langere tijd wordt begeleid en ondersteund door de reclassering. Het is daarnaast van belang dat er zo spoedig mogelijk gestart gaat worden met een klinische opname in een kliniek, waarvoor reeds een indicatiestelling is afgegeven. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en een contact- en locatieverbod.

Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar passend en geboden is en zal dit ook aan verdachte opleggen. De rechtbank legt dit voorwaardelijk strafdeel op om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die door de reclassering in het rapport van 19 mei 2025 zijn geadviseerd, met aanvullend een contactverbod met aangever en een locatieverbod voor het eiland [plaats], waar het slachtoffer woonachtig is. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaar verbinden. Een proeftijd van 3 jaar is wenselijk gelet op de aard van de problematiek en de te verwachten noodzakelijke duur van de hulpverlening. Verdachte zal voor een langere periode aan zijn problemen moeten werken.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Dadelijke uitvoerbaarheid Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat verdachte uit het niets dergelijk geweld heeft gebruikt en het risico op een soortgelijk feit volgens de deskundigen in de toekomst aanwezig is zolang de problematiek van verdachte niet behandeld is. De rechtbank zal daarom bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7 De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 76.226,05, bestaande uit een bedrag van € 51.226,05 aan materiële schade en € 25.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Materiële schade De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van de benadeelde partij. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

Een deel van de gevorderde materiële schade ziet op kosten die zijn gemaakt in verband het verlies aan inkomen. Dit deel van de vordering is door de verdediging gemotiveerd betwist. De rechtbank is van oordeel dat het causale verband tussen het door de benadeelde gestelde verlies aan inkomen en het bewezenverklaarde feit onvoldoende is komen vast te staan. De onderbouwing van de vordering biedt onvoldoende aanknopingspunten om de schade op grond van artikel 6:97 BW te schatten. De rechtbank acht hiervoor nader onderzoek noodzakelijk, wat maakt dat de behandeling van dit gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De rechtbank is van oordeel dat de overige gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Het gevorderde is door de verdediging onvoldoende betwist (het vervangen van de laptop, de traptreden en het bankstel) dan wel niet betwist (de overige schadeposten). De rechtbank zal deze kosten, te weten een bedrag van € 8.506,05, dan ook toewijzen.

Immateriële schade Uit het verhandelde ter zitting en de onderbouwing van de vordering is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Gebleken is dat de benadeelde partij blijvend lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder zichtbare ontsierende littekens in het gezicht en nek. Ook is gebleken welke impact het bewezenverklaarde feit op hem heeft gehad en nog steeds heeft. Hij ondervindt nog dagelijks gevolgen van het feit en staat nog altijd onder behandeling. De rechtbank overweegt dat zij vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 12.500,00 billijk vindt en de vordering zal dan ook tot dit bedrag worden toegewezen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aard en ernst van het letsel, en bedragen die in vergelijkbare zaken zijn toegekend. De rechtbank acht het meer gevorderde, mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan, onvoldoende onderbouwd. Verdere behandeling van dit deel van de vordering, zodat de benadeelde partij een nadere onderbouwing kan geven, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 8.506,05 zal worden toegewezen en dat de vordering tot immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 12.500,00 zal worden toegewezen. Daarbij bepaalt de rechtbank dat de materiële schade en de immateriële schade zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het feit is gepleegd, te weten vanaf 1 december 2024 tot aan de dag der voldoening.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank daarnaast telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.

8 Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (kleding) aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

impliciet primair: poging tot doodslag;

  • verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;

  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;

  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;

  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

  • stelt als bijzondere voorwaarden:

  • dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd telefonisch meldt bij de verslavingsreclassering van VNN (8932 PG te Leeuwarden, Oostergoweg 6) via 058-284 7647. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

  • dat verdachte zich laat opnemen bij de [GGZ-instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan de huidige detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar beschermd wonen, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

  • dat verdachte zich laat behandelen door een forensisch ambulante polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling start, indien nodig bevonden wordt door de reclassering, aansluitend aan de opname in een zorginstelling en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik en/of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;

  • dat verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de opname in een zorginstelling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

  • verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

  • dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [benadeelde], geboren op [geboortedag 2] 1991, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;

  • dat verdachte zich niet bevindt op het eiland [plaats] zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;

  • stelt vast dat van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
  • dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
  • dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

Dadelijke uitvoerbaarheid

  • bepaalt dat de aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verbonden bijzondere voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;

Benadeelde partij

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan benadeelde partij [benadeelde] van € 21.006,05, waarvan € 8.506,05 aan materiële schade en € 12.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 december 2024 tot aan de dag der voldoening;

  • veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij

[benadeelde], € 21.006,05 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 december 2024 tot aan de dag der voldoening;

  • bepaalt dat bij niet betaling 140 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.

Beslag

  • gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de kleding met goednummers G2800391, G2800394 en G2800384.

Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 augustus 2025.

Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.

11 Bijlage I

De tenlastelegging hij op of omstreeks 1 december 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om de heer [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde] meerdere malen met een mes in het hoofd en/of de nek, in elk geval het lichaam heeft gestoken en/of gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)