Uitspraak inhoud

Team Jeugd

Parketnummers: 10/332682-24 en 10/220943-25 (gevoegd ttz) Datum uitspraak: 9 september 2025 Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:

[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2006, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [postcode 1] [plaats 1] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] , raadsman mr. J.C. Spigt, advocaat in Capelle aan den IJssel.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2025. De zaken zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de verdachte met parketnummer 10/101237-24. In laatstgenoemde zaak zal afzonderlijk vonnis worden gewezen.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:

4 Waardering van het bewijs

4.1. Bewezenverklaring zonder nadere motivering parketnummer 10/332682-24 De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, opgenomen in bijlage II, het onder parketnummer 10/332682-24 onder 1 ten laste gelegde (straatroof op 17 oktober 2024 in Spijkenisse ) wettig en overtuigend bewezen.

Het onder parketnummer 10/332682-24 onder 2 primair ten laste gelegde (medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen aan de woning aan [adres 2] in [plaats 2] op 15 oktober 2024) is door de verdachte bekend. Er is nadien geen vrijspraak bepleit. Ook dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

4.2. Vrijspraak parketnummer 10/220943-25

4.2.1. Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder parketnummer 10/220943-25 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De aangiftes van [slachtoffer 1] worden ondersteund door de camerabeelden, waarop is te zien dat er een geldbedrag wordt gepind en door de verklaring van de vader van een getuige, wiens zoon zou hebben gezien dat de verdachte samen met een ander de telefoon van de aangever pakte en in de telefoon keek.

4.2.2. Beoordeling Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de verdachte daadwerkelijk in het bezit is geweest van de ID-kaart van aangever [slachtoffer 1] en dat de aangever op 4 juli 2025, nadat hij de verdachte op straat tegenkwam, een bedrag van € 200,00 heeft gepind bij een geldautomaat en dit vervolgens aan de verdachte heeft overhandigd. De verklaringen van de aangever bij de politie, dat hij door de verdachte door geweld en/of bedreiging met geweld is gedwongen tot de afgifte van zijn ID-kaart en het geldbedrag, vinden echter onvoldoende steun in overige bewijsmiddelen. Bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs acht de rechtbank de afpersing van aangever [slachtoffer 1] dan ook niet bewezen.

4.2.3. Conclusie Het onder parketnummer 10/220943-25 onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.3. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/332682-24 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.

In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/332682-24 onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.

De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

parketnummer 10/332682-24

1hijop of omstreeks17 oktober 2024 te Spijkenisse , gemeente Nissewaardop of aan de openbare wegen de Centrumlaan en/of Kwakstraat,althans een openbare wegtezamen en in vereniging met een of meeranderen, althans alleen,sieraden (ketting, ringen, horloge, armband) en/of Airpods,in elk geval enig(e) goed(eren),dat/die geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan,envergezelden/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- zich op te dringen aan die [slachtoffer 2] en/of- die [slachtoffer 2] (met kracht) beet/vast te pakken en/of mee te trekken en/of- die [slachtoffer 2] naar de grond te werken en/of- (met kracht) te rukken/trekken van een ketting en/of schoudertas van de nek/schouder(s)

en/of uit de hand(en) van die [slachtoffer 2] en/of- die [slachtoffer 2] (met kracht) op/tegen het gezicht te stompen en/of- een vuurwapen aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of voor te houden en/of in de zij, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te drukken/duwen en/of- daarbij (dreigend) aan die [slachtoffer 2] mede te delen - zakelijk weergegeven - dat hij mee moest werken en dat hij niet moest liegen, anders zouden zij, de verdachten, hem doodmaken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

2 ( primair)hijop of omstreeks15 oktober 2024 te [plaats 2] , [gemeente] ,in/aan een woning gelegen aan [adres 3] ,tezamen en in vereniging met een of meeranderen, althans alleen,opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebrachtimmers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader een stuk zwaar (illegaal) vuurwerk, althans een explosief aangebracht op een ruit/raam van voornoemde woning en/of (vervolgens) dit explosief aangestoken, in elk geval tot ontploffing gebracht, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woning en/of de in deze woning

aanwezige goederen en/of voor de naastgelegen panden en de aldaar aanwezige goederen en/of- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en), te weten voor de personen aanwezig in voornoemde woning, te duchten was. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

  1. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2 primair medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straffen

7.1. Algemene overweging De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2. Feiten waarop de straf is gebaseerd De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een explosie met zwaar vuurwerk bij een woning. Dit betreft een zeer ernstig feit, gepleegd in een woonwijk. De verdachte heeft een onmisbare rol vervuld bij het teweegbrengen van de explosie door als tussenpersoon te fungeren tussen de opdrachtgever en de daadwerkelijke uitvoerder. De verdachte heeft een voorverkenning gedaan, de uitvoerder voorzien van een cobra en hem instructies gegeven. Het filmpje dat door de uitvoerder is gemaakt van de explosie, is door de verdachte doorgestuurd naar de opdrachtgever. De verdachte zou hiervoor worden betaald door de opdrachtgever. Door de ontploffing is schade aan de woning ontstaan. Tevens was gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de slachtoffers te duchten. Op het moment van de explosie zaten de slachtoffers op de bank in de woonkamer, op slechts enkele meters afstand van de ontploffing. Een dergelijke explosie leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de omwonenden. Uit de toelichting bij het verzoek tot schadevergoeding blijkt dat het incident een enorme impact heeft gehad op de slachtoffers en dat zij nog steeds gevoelens van angst ervaren. Zij hebben geen veilig gevoel meer in hun eigen woning, slapen slecht en de dochter van de aangeefster heeft moeite op school. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij niet heeft nagedacht over de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Gezien het grote aantal aanslagen dat de afgelopen tijd in Nederland heeft plaatsgevonden, leidt een dergelijke ontploffing bovendien tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.

Slechts enkele dagen later heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij sieraden en Airpods zijn weggenomen. Er is geweld gebruikt tegen het slachtoffer en er is gedreigd met een vuurwapen. De verdachte en zijn medeverdachten van de straatroof hebben op een voor het publiek openbare plaats een voor het slachtoffer zeer bedreigende en beangstigende situatie gecreëerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten zoals deze, ook na langere tijd nog veel last kunnen hebben van wat hen is overkomen en voor langere tijd gevoelens van onveiligheid op straat kunnen ervaren. De verdachte heeft door zijn handelen geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en bezittingen van het slachtoffer. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.

7.2.1. Strafblad De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

7.2.2. Rapportages Fivoor Reclassering (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 augustus 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De verdachte is sinds 2019, ondanks betrokkenheid van de jeugdreclassering, meermaals met justitie in aanraking gekomen. Er zijn zorgen over het sociale netwerk van de verdachte, zijn beïnvloedbaarheid, zijn houding en het psychosociale functioneren van de verdachte en het sinds twee jaar ontbreken van een stabiele, zinvolle dagbesteding. De verdachte bevindt zich in [plaats 2] in een sociaal netwerk van jongeren die elkaar negatief lijken te beïnvloeden. Vanwege cognitieve problematiek lijkt de verdachte in bepaalde mate beïnvloedbaar te zijn, hoewel hij in sommige situaties op straat eerder leider dan volger lijkt te zijn geweest. De reclassering vermoedt dat de verdachte overgaat tot het plegen van delicten als gevolg van zijn houding met pro-criminele trekken, deels voortkomend uit impulsiviteit door de cognitieve beperking en de mogelijk nu nog aanwezige gedragsstoornis, in combinatie met de aanwezigheid van een problematisch netwerk en het ontbreken van positieve sociale rolmodellen. Zijn ouders lijken te weinig zicht op hem te hebben om hem voldoende te begrenzen. Het is belangrijk dat de verdachte afstand neemt van zijn negatieve sociale netwerk in [plaats 2] en een positieve, zinvolle dagbesteding krijgt. De Raad voor de Kinderbescherming benadrukt daarnaast dat een vorm van behandeling in combinatie met psychodiagnostiek noodzakelijk is om zicht te krijgen op het psychosociale functioneren van de verdachte.

De verdachte heeft zich over het algemeen goed aan de voorwaarden gehouden binnen het schorsingstoezicht, met uitzondering van meerdere overtredingen van het locatiegebod. Het risico op onttrekking kan verminderd worden door de uren die de verdachte buiten mag spenderen te verruimen.

De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Er worden enige indicaties gezien voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Er is sprake van cognitieve problematiek, impulsiviteit en de verdachte is onvoldoende in staat om de gevolgen van zijn handelen in te schatten. Anderzijds gelden er contra-indicaties die zwaarder wegen. De verdachte heeft al een traject binnen het jeugdstrafrecht afgerond en is desondanks gerecidiveerd. De pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden vanuit ouders zijn beperkt. Er is onvoldoende sprake van toezicht en begrenzing vanuit ouders. Eerdere pedagogische beïnvloedingstechnieken hebben onvoldoende effect gesorteerd en de reclassering meent dat een streng kader nu nodig is. Er is geen reden waarom dit niet binnen het volwassenstrafrecht zou kunnen.

De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling door Jan Arends of een soortgelijke zorgverlener, begeleiding door E25 of een soortgelijke zorgverlener, begeleid wonen, een contactverbod met medeverdachten en slachtoffers, een locatiegebod (met elektronische monitoring) en het hebben van een zinvolle dagbesteding. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.

7.3. Conclusies van de rechtbank Gelet op dat wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

De rechtbank stelt vast dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten net een paar dagen 18 jaar oud was, zodat in beginsel het commune (volwassenen) strafrecht dient te worden toegepast. Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.

De rechtbank ziet in de persoon van de verdachte aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht en zal het advies van de reclassering, om de verdachte te berechten volgens het volwassenstrafrecht, niet volgen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat bij de verdachte sprake is van cognitieve problematiek, waardoor hij in bepaalde mate negatief beïnvloedbaar lijkt te zijn. De verdachte is impulsief en onvoldoende in staat om de gevolgen van zijn handelen in te schatten. De verdachte woonde thuis ten tijde van de bewezenverklaarde strafbare feiten. Het plan is dat de verdachte na zijn verblijf in detentie weer bij zijn vader zal gaan wonen, in afwachting van een plaatsing in een voorziening voor begeleid wonen. Ook zal hij dit schooljaar weer starten met een MBO-1 opleiding.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal een jeugddetentie opleggen, waarbij het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de tijd die door de verdachte al in voorarrest is doorgebracht.

De rechtbank merkt op dat de verdachte naast de onderhavige feiten ook een ander strafbaar feit heeft gepleegd, voor welk feit de verdachte heden bij afzonderlijk vonnis (parketnummer 10/101237-24) wordt veroordeeld. De beide vonnissen – en de daarbij horende rapportages – moeten in samenhang met elkaar worden beschouwd. De rechtbank acht noodzakelijk dat de verdachte passende begeleiding en behandeling krijgt geboden en zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen in combinatie met de hierna vermelde bijzondere voorwaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de leeftijd van de verdachte en het advies van de reclassering, zal het toezicht worden uitgevoerd door de volwassenreclassering.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8 In beslag genomen voorwerpen

8.1. Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren.

8.2. Standpunt verdediging De verdediging heeft geen verweer gevoerd.

8.3. Beoordeling De in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard, nu het onder parketnummer 10/332682-24 onder 2 bewezen verklaarde feit met behulp van dit voorwerp is begaan.

9 Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 3] , ter zake van het onder parketnummer 10/332682-24 onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.690,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 4] , ter zake van het onder parketnummer 10/332682-24 onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.690,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

9.1. Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00, zoals in de zaak van de medeverdachte.

9.2. Standpunt verdediging De verdediging heeft aangevoerd dat de in de vordering genoemde jurisprudentie niet vergelijkbaar is en dat de vorderingen van de benadeelde partijen in de zaak van de medeverdachte zijn toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00.

9.3. Beoordeling Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft een recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen in geval van een aantasting in de persoon “op andere wijze”. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending in dit geval meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Daarmee is vast komen te staan dat aan de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door het onder parketnummer 10/332682-24 onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.

Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,00 per benadeelde partij, zodat de vorderingen tot dit bedrag zullen worden toegewezen. Het resterende deel van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partijen betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd. De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 15 oktober 2024.

Nu de vorderingen van de benadeelde partij in aanzienlijke mate zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9.4. Conclusie De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.Voor het overige wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard.

De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 4] een schadevergoeding betalen van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.Voor het overige wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard.

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 157 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12 Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/220943-25 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/332682-24 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentievoor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 34 (vierendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:

geeft opdracht aan Fivoor Reclassering, gevestigd te Rotterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:

  • verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het onder parketnummer 10/332682-24 onder 2 primair ten laste gelegde feit;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;

veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 2.500,00 (zegge: vijfentwintighonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;

bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

verklaart niet-ontvankelijk het door de benadeelde partij [slachtoffer 3] meer of anders gevorderde;

legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader(s) de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] te betalen € 2.500,00(hoofdsom, zegge: vijfentwintighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;

veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] te betalen een bedrag van € 2.500,00 (zegge: vijfentwintighonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;

bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

verklaart niet-ontvankelijk het door de benadeelde partij [slachtoffer 4] meer of anders gevorderde;

legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader(s) de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 4] te betalen € 2.500,00(hoofdsom, zegge: vijfentwintighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door: mr. S. Riege, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. A.A.J. de Nijs en R. van den Wildenberg, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2025.

De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

parketnummer 10/332682-24

hij op of omstreeks 17 oktober 2024 te Spijkenisse , gemeente Nissewaard op of aan de openbare wegen de Centrumlaan en/of Kwakstraat, althans een openbare weg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden (ketting, ringen, horloge, armband) en/of Airpods, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

  • zich op te dringen aan die [slachtoffer 2] en/of

  • die [slachtoffer 2] (met kracht) beet/vast te pakken en/of mee te trekken en/of

  • die [slachtoffer 2] naar de grond te werken en/of

  • ( met kracht) te rukken/trekken van een ketting en/of schoudertas van de nek/schouder(s)

en/of uit de hand(en) van die [slachtoffer 2] en/of

  • die [slachtoffer 2] (met kracht) op/tegen het gezicht te stompen en/of

  • een vuurwapen aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of voor te houden en/of in de zij, althans

op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te drukken/duwen en/of

  • daarbij (dreigend) aan die [slachtoffer 2] mede te delen - zakelijk weergegeven- dat hij mee

moest werken en dat hij niet moest liegen, anders zouden zij, de verdachten, hem doodmaken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

hij op of omstreeks 15 oktober 2024 te [plaats 2] , [gemeente] , in/aan een woning gelegen aan [adres 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader een stuk zwaar (illegaal) vuurwerk, althans een explosief aangebracht op een ruit/raam van voornoemde woning en/of (vervolgens) dit explosief aangestoken, in elk geval tot ontploffing gebracht, terwijl daarvan

  • gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woning en/of de in deze woning

aanwezige goederen en/of voor de naastgelegen panden en de aldaar aanwezige goederen en/of

  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en), te weten voor de personen

aanwezig in voornoemde woning, te duchten was;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[medeverdachte 1] op of omstreeks 15 oktober 2024 te [plaats 2] , [gemeente] ,in/aan een woning gelegen aan [adres 3] ,opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebrachtimmers heeft deze [medeverdachte 1] een stuk zwaar (illegaal) vuurwerk, althans een explosief aangebracht op een ruit/raam van voornoemde woning en/of (vervolgens) dit explosief aangestoken, in elk geval tot ontploffing gebracht, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woning en/of de in deze woning aanwezige goederen en/of voor de naastgelegen panden en de aldaar aanwezige goederen en/of- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en), te weten voor de personen aanwezig in voornoemde woning,te duchten waswelk strafbaar feit hij, verdachte in of omstreeks de periode van 14 oktober tot en met 15 oktober 2024te [plaats 2] en/of Hoogvliet, gemeente Rotterdam, althans in Nederlandopzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door met voornoemde [medeverdachte 1] afspraken te maken over het uitvoeren van de explosie, waarbij de locatie en het tijdstip en de uitvoering werden/zijn besproken en/of die [medeverdachte 1] aan te sturen en/of aan te moedigen tot het (laten) plegen van dit strafbare feit;

parketnummer 10/220943-25

hij op of omstreeks 30 april 2025 te Spijkenisse , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn ID-kaart/bewijs, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde door zich op te dringen aan die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) een intimiderende houding jegens die [slachtoffer 1] aan te nemen en/of (daarbij) aan die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal mede te delen/de woorden toe te voegen -zakelijk weergegeven- dat die [slachtoffer 1] geld en/of zijn ID-kaart/bewijs moest geven en/of die [slachtoffer 1] gesloopt ging worden als hij niet zou betalen en/of die [slachtoffer 1] zijn ID pas terug ging krijgen als hij zou betalen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

hij op of omstreeks 04 juli 2025 te Spijkenisse , tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 200 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde door zich op te dringen aan die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) een intimiderende houding jegens die [slachtoffer 1] aan te nemen en/of die [slachtoffer 1] te gebieden om zijn telefoon af te staan en/of te openen met zijn code en/of (vervolgens) de bank-app op de telefoon van die [slachtoffer 1] te openen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen/gebieden om 200 euro te gaan pinnen en dit geldbedrag (vervolgens) af te staan aan verdachte en/of (vervolgens) (daarbij) aan die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal de woorden toe te voegen: “Open hem met je code” en/of “Als je het niet doet slopen we je” en/of “Ik heb jouw ID nog thuis liggen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.