Uitspraak inhoud

Team straf 2

Parketnummer: 10/045358-24 Datum uitspraak: 17 juli 2025 Verstek

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1988, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] .

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2025.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:

4 Waardering van het bewijs

4.1. Bewijsoverweging feit 1 primair (poging tot zware mishandeling)

Poging doodslag Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot doodslag op de aangeefster.

Poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel De rechtbank gaat op basis van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden.

[verbalisant] (hierna: de aangeefster) is op 1 februari 2024 als motoragente werkzaam in Rotterdam als zij een Mercedes-Benz, voorzien van kentekennummer [kenteken] staande houdt. Haar is ambtshalve bekend dat er vaak een persoon in dit voertuig rijdt zonder een geldig rijbewijs. De bestuurder van het voertuig herkent zij als de verdachte. Als hem gevraagd wordt om zijn rijbewijs te tonen, onttrekt hij zich aan de staandehouding door met hoge snelheid weg te rijden. Hierop zet aangeefster de achtervolging in.

Op de Weizichtstraat komt de verdachte tot stilstand. Wanneer de aangeefster met haar motor dwars op de Beukelsweg staat, ziet zij dat het voertuig van de verdachte vanuit stilstand flink gas geeft en met hoge snelheid op haar afrijdt. Blijkens haar verklaring kan zij nog net op tijd haar motor naar achteren rijden, waardoor het voertuig haar en haar motor net niet raakt. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van twee getuigen – waaronder een politieagent – die hebben verklaard dat zij hebben gezien dat de Mercedes hard wegreed en rakelings langs de aangeefster rijdt. Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen met welke snelheid de verdachte precies heeft gereden, staat op basis van de verklaringen wel vast dat zijn voertuig met een aanmerkelijke snelheid reed.

De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de gedragingen van de verdachte – te weten het opzettelijk met aanmerkelijke snelheid inrijden op een motoragente – naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. De verdachte is immers met zijn voertuig op de aangeefster afgereden zonder te remmen en zij heeft een aanrijding alleen kunnen voorkomen door zelf uit te wijken.

De rechtbank acht daarom de onder feit 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling van aangeefster wettig en overtuigend bewezen.

4.2. Bewijsoverweging feit 4 (witwassen) De verdachte wordt op 7 februari 2024 door de politie aangehouden in [naam café] te Rotterdam . Door het observatieteam wordt waargenomen dat de verdachte, vlak voor zijn aanhouding, iets achter de bar van het café legt. Achter de bar wordt vervolgens een contant geldbedrag van € 3.000,- aangetroffen, samengesteld uit verschillende coupures van € 10,- € 20,- en € 50,-. De verdachte heeft zich hierover bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen.

Gelet op de wijze van aantreffen van een groot contant geldbedrag (de verdachte had het bedrag direct voor zijn aanhouding weggestopt) en de samenstelling van dit geldbedrag, is er een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Onder deze omstandigheden mag van de verdachte verlangd worden dat hij een concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld. Nu de verdachte dit heeft nagelaten, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het geldbedrag van € 3.000,- uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.

Dit betekent dat het tenlastegelegde witwassen wettig en overtuigend is bewezen.

4.3. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:

  1. primair

hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (toen en aldaar werkzaam als politieambtenaar, rijdend op een opvallende politiemotor, waarbij de politiemotor gebruik maakte van optische- en geluidssignalen) opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge, althans met aanmerkelijke snelheid en/of zonder te remmen op voornoemde [slachtoffer] op voornoemde politiemotor heeft afgereden en/of ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

  1. primair

hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, onder andere de Citterstraat en/of de Burgemeester Meineszlaan en/of de Beukelsweg en/of de Weizichtstraat en/of de Havenzichtstraat en/of het Aelbrechtsplein en/of de Beukelsbrug en/of de Horvathweg en/of de Vreelustweg en/of de Schuttevaerweg en/of de Industrieweg en/of de Giessenweg en/of de Matlingeweg en/of de A20, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door

  • meermalen geen gevolg te geven aan stoptekens gegeven door politieambtenaren

en/of

  • meermalen op een politiemotor en/of politieauto af/in te rijden en/of op zeer

korte afstand te passeren en/of

  • te rijden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter

plaatse geboden was en/of

  • meermalen door een rood verkeerslicht te rijden en/of

  • met zijn personenauto te rijden op het fietspad en/of

  • met zijn personenauto te rijden op de busbaan en/of

  • met zijn personenauto te rijden over de naast de weg liggende

parkeerplaatsen/parkeervakken en/of (daarbij) een of meer andere voertuigen via de rechterzijde in te halen en/of

  • een of meer andere voertuigen in te halen via de weghelft bestemd voor het hem,

verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of

  • terwijl het rijbewijs van verdachte ongeldig was verklaard,

door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.

hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Rotterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, onder andere de Citterstraat en/of de Burgemeester Meineszlaan en/of de Beukelsweg en/of de Weizichtstraat en/of de Havenzichtstraat en/of het Aelbrechtsplein en/of de Beukelsbrug en/of de Horvathweg en/of de Vreelustweg en/of de Schuttevaerweg en/of de Industrieweg en/of de Giessenweg en/of de Matlingeweg en/of de A20, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto met kenteken [kenteken] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd. 4. hij op of omstreeks 7 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,een geldbedrag van 3000 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp onmiddellijk en/of middellijk, afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

4 witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf en maatregel

7.1. Algemene overweging De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2. Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd Tijdens een achtervolging door de politie is de verdachte als bestuurder van een personenauto ingereden op een motoragente. De agente heeft een aanrijding weten te voorkomen door de motor met haar voeten naar achteren te bewegen. Het spreekt voor zich dat zij hiervan erg is geschrokken. Als de agente er niet in was geslaagd om haar motor tijdig naar achteren te rijden, had het voor haar veel slechter kunnen aflopen.

Daarnaast heeft de verdachte op een bijzonder gevaarlijke wijze met de auto gereden. Hij heeft binnen de bebouwde kom met zeer hoge snelheden gereden, hij heeft meerdere keren door rood gereden, tegen de verplichte rijrichting in gereden en op het fietspad en de busbaan gereden. Met zijn roekeloze rijgedrag heeft de verdachte een groot risico genomen; niet alleen voor zijn medeweggebruikers, maar ook voor de politie. Dat er geen verkeersongevallen hebben plaatsgevonden, is absoluut niet aan de verdachte te danken. Daar komt bij dat de verdachte de auto heeft bestuurd terwijl hij wist dat hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Al met al heeft de verdachte er blijk van gegeven geen oog te hebben gehad voor het welzijn van andere (kwetsbare) verkeersdeelnemers.

Bovendien heeft de verdachte een geldbedrag van € 3.000,- witgewassen. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van misdrijven aantrekkelijk kan maken. De verdachte heeft hier een bijdrage aan geleverd en dit valt hem kwalijk te nemen.

7.3. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte Uit het strafblad van de verdachte van 20 mei 2025 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van de verdachte.

7.4. Conclusies van de rechtbank Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf en maatregel recht doen aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte.

8 In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen (contante) geldbedrag van € 3.000,- zal verbeurd worden verklaard. Dit geldbedrag behoort aan de verdachte toe en het bewezen verklaarde feit onder 4 is met betrekking tot dit voorwerp gedaan. Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

9 Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [benadeelde partij] zich in het geding gevoegd, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. Zij vordert een vergoeding van € 650,- aan immateriële schade. Primair wordt de grondslag van deze vordering gevormd door artikel 6:106 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW). De verdachte zou het oogmerk hebben gehad om de benadeelde nadeel toe te brengen dat niet in vermogensschade bestaat,. Subsidiair wordt de grondslag van deze vordering gevormd door artikel 6:106 sub b BW. De benadeelde is door het handelen van verdachte op 'andere wijze in de persoon aangetast' op grond van artikel 6:106 sub b BW.

8.1. Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De immateriële schade die de benadeelde partij heeft opgelopen is een rechtstreeks gevolg van het strafbare feit.

8.2. Beoordeling De rechtbank oordeelt ten aanzien van de primaire grondslag als volgt. Dat de verdachte opzettelijk op de benadeelde partij is ingereden, volstaat niet om het genoemde oogmerk aan te nemen (zie daarvoor ECLI:NL:HR:2020:868 en ECLI:NL:HR:2024:836).

Wat de subsidiaire grondslag betreft geldt het volgende. Uit vaste rechtspraak volgt dat de benadeelde partij die zich op aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ beroept, zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b BW, voldoende concrete gegevens zal moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Een dergelijke onderbouwing is niet vereist indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.

De rechtbank acht het aannemelijk dat het handelen van de verdachte bij de benadeelde partij gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt. Dit brengt echter niet zonder meer met zich dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. De gestelde immateriële schade is niet onderbouwd met enig stuk. Verder doet zich niet de situatie voor waarin de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dat maakt dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze.

Nader onderzoek naar de gevolgen van het feit voor de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering.

De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 57, 287 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 12 (twaalf) maanden;

bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994; beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:

  • verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 4: een contant geldbedrag van € 3.000,-;

verklaart de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;

veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;

Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter, en mrs. L. Stevens en T. Roest-Crollius, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (toen en aldaar werkzaam als politieambtenaar, rijdend op een opvallende politiemotor, waarbij de politiemotor gebruik maakte van optische- en geluidssignalen) opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge, althans met aanmerkelijke snelheid en/of zonder te remmen op voornoemde [slachtoffer] op voornoemde politiemotor heeft afgereden en/of ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Rotterdam [slachtoffer] (toen en aldaar werkzaam als politieambtenaar, rijdend op een opvallende politiemotor, waarbij de politiemotor gebruik maakte van optische- en geluidssignalen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge, althans met aanmerkelijke snelheid en/of zonder te remmen op voornoemde [slachtoffer] op voornoemde politiemotor af te rijden en/of in te rijden.

(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, onder andere de Citterstraat en/of de Burgemeester Meineszlaan en/of de Beukelsweg en/of de Weizichtstraat en/of de Havenzichtstraat en/of het Aelbrechtsplein en/of de Beukelsbrug en/of de Horvathweg en/of de Vreelustweg en/of de Schuttevaerweg en/of de Industriewegen/of de Giessenwegen/of de Matlingeweg en/of de A20, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door

  • meermalen geen gevolg te geven aan stoptekens gegeven door politieambtenaren

en/of

  • meermalen op een politiemotor en/of politieauto af/in te rijden en/of op zeer

korte afstand te passeren en/of

  • te rijden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter

plaatse geboden was en/of

  • meermalen door een rood verkeerslicht te rijden en/of

  • met zijn personenauto te rijden op het fietspad en/of

  • met zijn personenauto te rijden op de busbaan en/of

  • met zijn personenauto te rijden over de naast de weg liggende

parkeerplaatsen/parkeervakken en/ of (daarbij) een of meer andere voertuigen via de rechterzijde in te halen en/of

  • een of meer andere voertuigen in te halen via de weghelft bestemd voor het hem,

verdachte, tegemoetkomende verkeer en/ of

  • terwijl het rijbewijs van verdachte ongeldig was verklaard,

door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.

(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, onder andere de Citterstraat en/of de Burgemeester Meineszlaan en/of de Beukelsweg en/of de Weizichtstraat en/of de Havenzichtstraat en/of het Aelbrechtsplein en/of de Beukelsbrug en/of de Horvathweg en/of de Vreelustweg en/of de Schuttevaerweg en/of de Industriewegen/of de Giessenwegen/of de Matlingeweg en/of de A20, door

  • meermalen geen gevolg te geven aan stoptekens gegeven door politieambtenaren

en/of

  • meermalen op een politiemotor en/of politieauto af/in te rijden en/of op zeer

korte afstand te passeren en/of

  • te rijden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter

plaatse geboden was en/of

  • meermalen door een rood verkeerslicht te rijden en/of

  • met zijn personenauto te rijden op het fietspad en/of

  • met zijn personenauto te rijden up de busbaan en/of

  • met zijn personenauto te rijden over de naast de weg liggende

parkeerplaatsen/parkeervakken en/of (daarbij) een of meer andere voertuigen via de rechterzijde in te halen en/of

  • een of meer andere voertuigen in te halen via de weghelft bestemd voor het hem,

verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of

  • terwijl het rijbewijs van verdachte ongeldig was verklaard,

welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/ of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

(art 5 Wegenverkeerswet 1994)

hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Rotterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, onder andere de Citterstraat en/of de Burgemeester Meineszlaan en/of de Beukelsweg en/of de Weizichtstraat en/ of de Havenzichtstraat en/ of het Aelbrechtsplein en/ of de Beukelsbrug en/ of de Horvathweg en/of de Vreelustweg en/of de Schuttevaerweg en/of de Industrieweg en/of de Giessenwegen/of de Matlingeweg en/of de A20, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto met kenteken [kenteken] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.

( art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 )

hij op of omstreeks 7 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, een geldbedrag van 3000 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp onmiddellijk en/ of middellijk, afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)