Uitspraak inhoud

Team straf 2

Parketnummer: 71-069513-24 Datum uitspraak: 28 juli 2025 Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] [postcode] [plaats] , raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7, 9 en 28 juli 2025.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. C. Goedegebuure en P. Huttenhuis (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:

4 Waardering van het bewijs

4.1. Bewijswaardering

4.1.1. Standpunt verdediging Primair is de dagvaarding nietig omdat deze innerlijk tegenstrijdig is en voor de verdachte niet te begrijpen.

Subsidiair dient de verdachte vrijgesproken te worden van alle tenlastegelegde feiten.

De verdachte was er weliswaar ingeschreven, maar verbleef feitelijk niet aan [adres 3] . De verdachte was daarnaast niet op de hoogte van de in de woningen aangetroffen voorwerpen. Dit vindt steun in de verklaring van [getuige] .

4.1.2. Beoordeling

Inleiding

De strafzaak tegen de verdachte vloeit voort uit het onderzoek 26Nimes. Naar aanleiding van opsporingshandelingen binnen dit onderzoek zijn er op 29 januari 2024 doorzoekingen verricht op verschillende adressen waarbij, onder andere, een raketwerper, (automatische) vuurwapens en munitie, verdovende middelen en grote geldbundels zijn aangetroffen. Ook zijn er telefoons gevonden en is de inhoud van deze telefoons onderzocht.

De verdachte is gedagvaard wegens, kort gezegd, het voorhanden hebben van (een deel van) deze vuurwapens, het aanwezig hebben van verdovende middelen, en het witwassen van een geldbedrag van ongeveer € 219.000,-.

Nietigheidsverweer De verdediging heeft als preliminair verweer aangevoerd dat de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is omdat hieruit zou volgen dat de verdachte op hetzelfde moment op twee verschillende plekken was, namelijk [adres 2] en [adres 3] . Ook waren er die dag meer personen aanwezig in de woning aan [adres 2] , maar zijn deze niet vervolgd. Volgens de verdediging is het voor de verdachte niet te begrijpen waarvan zij wordt beschuldigd. De verdediging heeft dit verweer bij pleidooi herhaald.

De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging in haar geheel, tegen de achtergrond van de inhoud van het dossier, voldoende duidelijk en begrijpelijk is. Het is daarnaast aan het openbaar ministerie om te bepalen wat er wel en niet op de tenlastelegging komt, en wie zij besluit te vervolgen. Het verweer wordt verworpen.

Algemene overwegingen

Doorzoeking [adres 2] Op 29 januari 2024 is de woning op [adres 2] te [plaats] doorzocht. De moeder van de verdachte, [medeverdachte] , stond op die datum op dat adres ingeschreven. De verdachte was tijdens de doorzoeking met haar zoontje in de woning aanwezig.

Tijdens de doorzoeking zijn in een slaapkamer onder het bed 21 vuurwapens, een raketwerper, munitie, patroonhouders, en een bedrag van € 219.555,- aan contanten gevonden. In de kelderbox van deze woning zijn twee persen en twee zakjes wit poeder gevonden. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat dit zakjes cocaïne zijn van respectievelijk 100 en 50 gram.

Doorzoeking [adres 3] Op 29 januari 2024 is de woning op [adres 3] te [plaats] doorzocht. De verdachte stond op die datum op dit adres ingeschreven. Tijdens de doorzoeking zijn vijf vuurwapens gevonden. In deze kamer zijn ook twee blokken en een zakje wit poeder gevonden. In de meterkast stond een tas met daarin nog elf blokken. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat er in de blokken en het zakje cocaïne zat. In totaal ging het om afgerond 13 kilo cocaïne.

Stash-locaties Gelet op de wijze van opslag, de hoeveelheid wapens, drugs en geld die zijn aangetroffen, en de samenhang tussen deze voorwerpen binnen de alledaagse criminele context, wordt – met de officier van justitie en de verdediging - geconcludeerd dat de woningen aan [adres 2] en [adres 3] werden gebruikt als stash-locaties. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verdachte betrokken was bij deze stash-locaties en, zo ja, wat deze betrokkenheid precies was.

Feit 1 – voorhanden hebben van vuurwapens

De verdachte was op 29 januari 2024 de geregistreerd bewoonster van de woning aan [adres 3] . Zij heeft bij de doorzoeking verklaard ‘mede woonachtig te zijn op [adres 3] ’. De verdachte was tijdens de doorzoeking op [adres 2] daar met haar zoon aanwezig. In beide woningen zijn gebruiksvoorwerpen aangetroffen waaruit blijkt dat de verdachte gebruik maakte van deze woningen. Het betreft spullen die zij gebruikte voor de verzorging van haar baby. Met name springen de ledikanten voor haar baby in het oog. Deze stonden zowel op de slaapkamer die zij in [adres 2] gebruikte als in de (enige) slaapkamer op [adres 3] . Het verweer van de verdediging dat zij niet aan [adres 3] zou verblijven, wordt hiermee verworpen.

Ten aanzien van de op [adres 3] aangetroffen wapens overweegt de rechtbank als volgt. Het is vaste rechtspraak dat een bewoner, behoudens contra-indicaties, bekend wordt verondersteld met de aanwezigheid van de in diens woning aanwezige goederen en daar ook verantwoordelijk voor kan worden gehouden. Dat geldt des te meer in dit geval, nu een deel van de wapens in een open opbergruimte onder haar bed naast dagelijkse gebruiksartikelen zijn gevonden en een ander deel in tassen die in haar slaapkamer openlijk in het zicht stonden. Van dergelijke contra-indicaties is in de onderhavige zaak niet gebleken. De verdachte heeft zich bij alle vragen over de vindplaats van de wapens en of, en zo ja op welke wijze, andere mensen toegang tot haar woning hadden, op haar zwijgrecht beroepen.

Ten aanzien van de op [adres 2] aangetroffen wapens overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte woonde mede op [adres 2] . Weliswaar zijn de wapens niet in de kamer aangetroffen waarin zij verbleef, maar op één van de onder het bed van haar moeder [medeverdachte] aangetroffen wapens is DNA van de verdachte gevonden. Dit DNA bevond zich aan de binnenzijde van het vuurwapen, zodat het er ook niet ‘zomaar’ op terecht kan zijn gekomen. Op basis van de hiervoor genoemde omstandigheden houdt de rechtbank de verdachte ook verantwoordelijk voor de in [adres 2] gevonden wapens.

Verklaring [getuige] De verdediging heeft gewezen op de verklaring van [getuige] (hierna: [getuige] ). [getuige] heeft verklaard dat hij de vuurwapens die gevonden zijn in de woningen aan [adres 2] en [adres 3] op verzoek van een ander daar heeft ‘gezet’ en de verdachte hier niet van op de hoogte was. De hiervoor besproken overwegingen maken echter dat reeds vast is komen te staan dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de in de stash-locaties aangetroffen vuurwapens. De rechtbank hecht daarom geen waarde aan de verklaring van [getuige] op het punt van de wetenschap van de verdachte en gaat op dit punt aan diens verklaring voorbij.

Medeplegen Dat niet is vast te stellen dat de verdachte individueel complete kennis had van alle specifieke vuurwapens, vuurwapenonderdelen en munitie die tijdens de doorzoekingen zijn aangetroffen, staat aan een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van deze voorwerpen, voor zover deze aan haar ten laste zijn gelegd, niet in de weg.

Omdat sprake is van medeplegen is niet noodzakelijk dat elke verdachte individueel de beschikkingsmacht had over al deze voorwerpen afzonderlijk. Voldoende is dat de verdachten allen “in meer of mindere mate” bewust waren van deze voorwerpen en daarover gezamenlijk de beschikkingsmacht hadden. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De verdachten wisten dat in de stash-locaties vuurwapens, munitie en vuurwapenonderdelen werden opgeslagen en zij hadden toegang tot deze stash-locaties. Zij moeten zich dan ook bewust zijn geweest van wat daar lag.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de in beide woningen aangetroffen vuurwapens. Dit betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van de tenlastegelegde vuurwapens, vuurwapenonderdelen en munitie.

Feit 2 – aanwezig hebben verdovende middelen

Omschrijving gevonden verdovende middelen Zoals hiervoor beschreven zijn in de kelderbox van de woning aan [adres 2] twee zakjes cocaïne gevonden met een totaal gewicht van 150 gram. In de ouderslaapkamer van de woning aan [adres 3] zijn een zakje en twee blokken cocaïne gevonden. In de meterkast van [adres 3] zijn in een tas elf blokken cocaïne gevonden.

Verdovende middelen [adres 3] Ook hier geldt het uitgangspunt dat dat een bewoner, behoudens contra-indicaties, bekend wordt verondersteld met de aanwezigheid van de in diens woning aanwezige goederen en daar ook verantwoordelijk voor kan worden gehouden. Dat geldt des te meer in dit geval, nu de cocaïne deels in de slaapkamer van de verdachte is aangetroffen. Van dergelijke contra-indicaties is in de onderhavige zaak niet gebleken. De verdachte heeft zich bij alle vragen over de vindplaats van de drugs en of, en zo ja op welke wijze, andere mensen toegang tot haar woning hadden op haar zwijgrecht beroepen. De rechtbank stelt op basis van het feit dat de cocaïne in haar slaapkamer aanwezig was vast dat de verdachte zich hiervan bewust was en daarmee zich ook bewust was van de cocaïne op andere plekken in de woning en deze ook aanwezig heeft gehad.

Verdovende middelen [adres 2] In de kelderbox van de woning aan [adres 2] is 150 gram cocaïne in een pedaalemmer gevonden. De verdachte had weliswaar een sleutel van de kelderbox, maar vaststaat dat meerdere mensen toegang hadden tot deze kelderbox. In combinatie met de vindplaats van de cocaïne concludeert de rechtbank dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om vast te kunnen stellen dat de verdachte, al dan niet in vereniging met anderen, deze cocaïne voorhanden heeft gehad. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

Medeplegen Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt geconcludeerd dat de verdachte de cocaïne in de woning aan [adres 3] heeft laten stashen en dat zij hierbij nauw en bewust heeft samengewerkt met in elk geval de persoon die de cocaïne daar heeft gestasht.

Feit 3 – witwassen

Tijdens de doorzoeking in [adres 2] is er in de slaapkamer van de verdachte [medeverdachte] in totaal € 219.555,- cash geld aangetroffen.

Zoals overwogen verbleef de verdachte in de woning en is het vaste rechtspraak dat een bewoner, behoudens contra-indicaties, bekend wordt verondersteld met de aanwezigheid van de in diens woning aanwezige goederen en daar ook verantwoordelijk voor kan worden gehouden. Van dergelijke contra-indicaties is in de onderhavige zaak niet gebleken. De verdachte heeft zich bij alle vragen op haar zwijgrecht beroepen. Van indicaties dat de verdachte wist dat er geld in de slaapkamer lag is echter wel gebleken. Zo is er DNA van de verdachte aangetroffen op één van de wapens die bij de geldbundels onder het bed waren opgeslagen. In het verlengde hiervan houdt de rechtbank haar dan ook verantwoordelijk voor het aangetroffen geld.

Het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid contant geld in combinatie met vuurwapens en verdovende middelen levert een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen op. Van de verdachte mag worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de herkomst van dit geld. De verdachte heeft geen verklaring willen geven over de herkomst van het geld. Er is dus geen concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld. Het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen is daardoor niet ontzenuwd, waardoor met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst had. Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachten de verdachte wist dat het geld onder het bed geen legale herkomst had en van misdrijf afkomstig was.

Aldus heeft zij zich schuldig gemaakt aan het witwassen van het geldbedrag van € 219.555, aangetroffen in de woning aan [adres 2] .

4.2. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:

1. zij op of omstreeks 29 januari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meeranderen, althans alleen

(aangetroffen op [adres 2] ) wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten

  • een machinegeweer, van het merk Zastava, type M72B1, kaliber 7.62x39mm,

[serienummer 1] en [serienummer 2] (proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens en munitie [adres 2] te [plaats] , [proces-verbaalnummer 1] , zaaksdossier vuurwapens, p. 333), en/of;

(aangetroffen op [adres 3] ) wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten

  • een pistool, van het merk Russirus (inclusief ‘Beretta’ patroonmagazijn), type 217,

omgebouwd naar kaliber 9x17mm, ongenummerd(proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens [adres 3] [plaats] , [proces-verbaalnummer 2] , zaaksdossier vuurwapens, p. 296 & 297), en/of;

  • een pistool, van het merk Glock, type 19 gen 4, kaliber 9x19mm, [serienummer 3]

(proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens [adres 3] [plaats] , [proces-verbaalnummer 2] , zaaksdossier vuurwapens, p. 297), en/of;

  • een pistool, van het (vermoedelijk valselijk gebruikte merk) Glock, type 19 gen 5,

kaliber 9x19mm, [serienummer 4] (proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens [adres 3] [plaats] , [proces-verbaalnummer 2] , zaaksdossier vuurwapens, p. 297), en/of;

  • een pistool, van het (vermoedelijk valselijk gebruikte merk) Glock, type 19 gen 5,

scherp schietend kaliber 9x19mm, [serienummer 5] (proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens [adres 3] [plaats] , [proces-verbaalnummer 2] , zaaksdossier vuurwapens, p. 298), en/of;

  • een pistool, van het (vermoedelijk valselijk gebruikte merk) Glock, type 19 gen 5,

scherp schietend kaliber 9x19mm, [serienummer 6] (proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens [adres 3] [plaats] , [proces-verbaalnummer 2] , zaaksdossier vuurwapens, p. 298 & 299), en/of; onderdelen van dergelijke vuurwapens (te weten een of meerderedemper(s), lo(o)p(en) en/of eenpatroonhouder(s)) en/of munitie van categorie II en/of III voorhanden heeft/hebben gehad;

2.  zij op of omstreeks 29 januari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met eenander of anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad

  • 13 kilogram (blokken)cocaïne (aangetroffen op [adres 3] ),

  • 2 kilogram (blokken) cocaïne (aangetroffen op [adres 2] ),

in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3. zij op of omstreeks 29 januari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meeranderen, althans alleen een groot (contant) geldbedrag ter waarde van € 219.555,- (aangetroffen op [adres 2] ), althans (van) één of meerdere geldbedragen,

  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,

en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededaders wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat dat/die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen)misdrijf;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. de eendaadse samenloop van het medeplegen van, handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, of een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;

en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;

2. medeplegen van, opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

3. medeplegen van, witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.1. Feiten waarop de straf is gebaseerd De verdachte heeft haar woningen beschikbaar gesteld als stash-locaties voor (automatische) vuurwapens, munitie, vuurwapenonderdelen, grote contante geldbedragen en verdovende middelen. Zij heeft hiermee hoofdzakelijk het criminele handelen van anderen gefaciliteerd, en er op deze manier aan bijgedragen. Zonder stash-locatie is het immers lastiger om in wapens te handelen. Daarbij heeft zij ervoor gezorgd dat deze voorwerpen buiten het zicht van justitie konden worden opgeslagen.

Het wapenarsenaal dat de verdachte samen met de andere verdachten voorhanden had, vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en leidt tot gevoelens van angst in de maatschappij. Vuurwapens worden in het criminele circuit immers gebruikt om ernstige strafbare feiten mee te begaan, zoals bedreigingen, afpersingen, roofovervallen en levensdelicten. Maar ook tijdens het stashen zelf was er sprake van een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. De wapens waren opgeslagen in een ruimte waartoe ook kinderen eenvoudig toegang hadden. Gebleken is dat kinderen in huis opgeslagen wapens te pakken kunnen krijgen, daarmee kunnen gaan spelen en dat daarbij dodelijke slachtoffers kunnen vallen.

De aangetroffen cocaïne vormt een gevaar voor de volksgezondheid. Het gebruik en de verspreiding van verdovende middelen leidt veelal, direct en indirect, tot vormen van (ernstige) criminaliteit. De verdachte heeft hieraan een bijdrage geleverd.

Het witwassen van uit criminele activiteiten ontvangen gelden heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het economisch verkeer. Ook hieraan heeft de verdachte een bijdrage geleverd.

Het is de rechtbank onduidelijk gebleven waarom de verdachte dit heeft gedaan, zij heeft geen enkele verklaring willen afleggen. Maar vast staat dat zij geen oog heeft gehad voor de hiervoor beschreven belangen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.

7.2. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.2.1. Strafblad Uit de justitiële documentatie van 10 juli 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

7.3. Conclusies van de rechtbank Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gelet op de ernst van de feiten, in het licht van hetgeen hiervoor reeds is overwogen, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.

Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de bewezenverklaarde feiten zeer ernstig. Desondanks vindt de rechtbank de strafeis te hoog. De rechtbank komt dus uit op een lagere straf dan het openbaar ministerie heeft geëist.

Met inachtneming van de rol van de verdachte in het geheel ziet de rechtbank daarnaast reden om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Het voorwaardelijke strafdeel moet herhaling voorkomen.

Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan twee jaren voorwaardelijk en daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van twee jaren, alsmede de hieronder te bespreken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8 In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft als volgt gevorderd:

Verbeurdverklaring

8.1. Beoordeling De bewezenverklaarde feiten zijn met betrekking tot de volgende in beslag genomen voorwerpen begaan en zullen om die reden verbeurd worden verklaard:

9 Kostenmaatregel

Artikel 56a van de Wet wapens en munitie maakt het mogelijk om de kosten die de Staat moet maken voor de vernietiging vuurwapens te verhalen op degene die wordt veroordeeld voor een strafbaar feit dat in verband staat met die voorwerpen.

Het dossier bevat een rapport maatregel kostenverhaal waarin de kosten van de inzet van het personeel, het transport en de vernietiging van de in de onderhavige zaak in beslag genomen vuurwapens en munitie wordt vastgesteld op € 5.393,-. De officier van justitie heeft verzocht om dit bedrag hoofdelijk te verhalen op de verdachten.

De rechtbank overweegt dat de kosten in het proces-verbaal voldoende concreet onderbouwd zijn en dat de kosten die gevorderd worden ook de kosten zijn die hiervoor, blijkens de bedoeling van de wetgever, in aanmerking komen. De vuurwapens en munitie zijn ook daadwerkelijk vernietigd. Hiermee is aan de vereisten voor oplegging van de maatregel kostenverhaal in beginsel voldaan.

Zoals overwogen heeft de verdachte een stash-locatie voor de wapens beschikbaar gesteld. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat het met name de bedoeling van de wetgever is geweest om veroordeelden te raken die de vuurwapens op de markt brengen. De verdachte heeft de wapens niet op de markt gebracht en valt daarmee buiten het bereik van deze maatregel.

De rechtbank zal aan de verdachte niet de gevorderde kostenmaatregel opleggen.

10 Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is op 20 maart 2024 door de rechter-commissaris geschorst onder voorwaarden. Ten grondslag aan dit voorarrest ligt de recidivegrond. Mede gelet op het gegeven dat de verdachte tijdens haar schorsing niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen, is deze grond niet meer van toepassing. De rechtbank zal daarom ambtshalve de voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.

11 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 55, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26, en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

12 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren; bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 jaren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;

stelt als algemene voorwaarde:

  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:verklaart verbeurd:

wijst af het opleggen van een kostenmaatregel;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.

Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter, en mrs. W.M. Stolk en J. van de Klashorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 juli 2025.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1. zij op of omstreeks 29 januari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (aangetroffen op [adres 2] ) wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten

  • een machinegeweer, van het merk Zastava, type M72B1, kaliber 7.62x39mm,

[serienummer 1] en [serienummer 2] (proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens en munitie [adres 2] te [plaats] , [proces-verbaalnummer 1] , zaaksdossier vuurwapens, p. 333), en/of; (aangetroffen op [adres 3] ) wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten

  • een pistool, van het merk Russirus (inclusief ‘Beretta’ patroonmagazijn), type 217,

omgebouwd naar kaliber 9x17mm, ongenummer (proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens [adres 3] [plaats] , [proces-verbaalnummer 2] , zaaksdossier vuurwapens, p. 296 & 297), en/of;

  • een pistool, van het merk Glock, type 19 gen 4, kaliber 9x19mm, [serienummer 3]

(proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens [adres 3] [plaats] , [proces-verbaalnummer 2] , zaaksdossier vuurwapens, p. 297), en/of;

  • een pistool, van het (vermoedelijk valselijk gebruikte merk) Glock, type 19 gen 5,

kaliber 9x19mm, [serienummer 4] (proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens [adres 3] [plaats] , [proces-verbaalnummer 2] , zaaksdossier vuurwapens, p. 297), en/of;

  • een pistool, van het (vermoedelijk valselijk gebruikte merk) Glock, type 19 gen 5,

scherp schietend kaliber 9x19mm, [serienummer 5] (proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens [adres 3] [plaats] , [proces-verbaalnummer 2] , zaaksdossier vuurwapens, p. 298), en/of;

  • een pistool, van het (vermoedelijk valselijk gebruikte merk) Glock, type 19 gen 5,

scherp schietend kaliber 9x19mm, [serienummer 6] (proces-verbaal-Onderzoek vuurwapens [adres 3] [plaats] , [proces-verbaalnummer 2] , zaaksdossier vuurwapens, p. 298 & 299), en/of; onderdelen van dergelijke vuurwapens (te weten een of meerdere demper(s), lo(o)p(en) en/of een patroonhouder(s)) en/of munitie van categorie II en/of III voorhanden heeft/hebben gehad;

2. zij op of omstreeks 29 januari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad

  • 13 kilogram (blokken) cocaïne (aangetroffen op [adres 3] ),

  • 2 kilogram (blokken) cocaïne (aangetroffen op [adres 2] ),

in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3. zij op of omstreeks 29 januari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een groot (contant) geldbedrag ter waarde van € 219.555,- (aangetroffen op de [adres 2] ), althans (van) één of meerdere geldbedragen,

  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,

en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededaders wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat dat/die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;