Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5653 - Rechtbank Overijssel: Medeplegen van afdreiging met intieme beelden bewezen - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:565322 september 2025

Essentie

De rechtbank Overijssel veroordeelt een vrouw voor het medeplegen van afdreiging. Het herhaaldelijk dwingen tot betaling door te dreigen intieme beelden naar de echtgenote van het slachtoffer te sturen, levert dit misdrijf op. De nauwe en bewuste samenwerking met een mededader is doorslaggevend voor de bewezenverklaring van medeplegen.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 16.246258.24 (P) Datum vonnis: 22 september 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 september 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. D. van den Broek, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 20 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 samen met een ander [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft gedwongen tot afgifte van € 7.350,-- door te dreigen met openbaring van (naakt)foto’s en/of filmpjes van [slachtoffer] .

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 te Amersfoort en/of Deventer, althans in Nederland tezamen en in vereniging, althans alleen (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal 7.350,- euro), dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of aan een derde toebehoorde, door te dreigen een of meer al dan niet intieme (naakt)foto’s en/of filmpjes van die [slachtoffer] naar diens echtgenote te versturen als die [slachtoffer] niet zou betalen.

3 De bewijsmotivering

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat [slachtoffer] niet is gedwongen tot afgifte van het geld. Uit de berichten in het dossier blijkt niet dat is gedreigd om intieme foto’s van [slachtoffer] naar de vrouw van [slachtoffer] te sturen.

3.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen[1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

De feiten en omstandigheden

De aangifte van [slachtoffer]

Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 20 juni 2024 reageerde op een advertentie op [internetsite] In deze advertentie stond dat seksuele foto's en video’s konden worden gekocht van een vrouw genaamd [naam] . Bij de advertentie stond een telefoonnummer voor contact: [telefoonnummer 1] . [slachtoffer] heeft tegen betaling drie foto’s en een masturbatievideo via dit nummer ontvangen. [slachtoffer] een foto van zijn ontblote bovenlijf en een masturbatievideo terug. [naam] vertelde [slachtoffer] vervolgens dat zij een huurschuld van € 1.250,-- had die zij op korte termijn moest betalen.

Op vrijdag 21 juni 2024 werd [slachtoffer] benaderd door een persoon via WhatsApp mettelefoonnummer [telefoonnummer 2] . Deze persoon vertelde [slachtoffer] bevriend te zijn met [naam] . De persoon zei dat [slachtoffer] moest zorgen dat er € 1.200,-- werd betaald en als hij dit niet deed, voornoemde foto en video van [slachtoffer] zouden worden gedeeld met zijn vrouw. De persoon stuurde de (naakt)foto en masturbatievideo van [slachtoffer] en zei dat [slachtoffer] € 1.250,-- moest gaan regelen, omdat een scheiding duurder zou zijn. [slachtoffer] reageerde niet direct op dit bericht en werd vervolgens gebeld op zijn vaste telefoonlijn. [slachtoffer] sprak met deze persoon af dat de persoon het geld bij zijn [winkel] zou kunnen komen ophalen. Op vrijdag 21 juni 2024, omstreeks 15:00 uur kwamen twee personen in de [winkel] . [slachtoffer] heeft € 1.250,-- aan een van deze personen overhandigd. Deze persoon zei vervolgens tegen [slachtoffer] dat hij zelf ook nog een schuld van € 600,-- had en dat hij dit ook nog van [slachtoffer] wilde lenen. [slachtoffer] wilde van de situatie af en heeft thuis nog eens € 600,-- opgehaald en aan deze persoon overhandigd.

Op 22 juni 2024, omstreeks 15:00 uur, kreeg [slachtoffer] het privénummer van [naam] : [telefoonnummer 3] . [slachtoffer] vroeg haar naar de schuld van € 1.250,-- en waarom twee andere mannen dit kwamen ophalen. [naam] zei dat dit vrienden van haar waren die haar wilden helpen. [slachtoffer] zei dat dit niet nog eens moest gebeuren. [naam] vertelde [slachtoffer] later dat zij € 3.000,-- nodig had omdat anders een deurwaarder bij haar langs zou komen. [slachtoffer] moest dit bedrag betalen anders zou de video waarop [slachtoffer] te zien is worden gedeeld met zijn vrouw. [slachtoffer] heeft vervolgens het geld geregeld, omdat hij niet wilde dat de video bij zijn vrouw onder de aandacht kwam. [slachtoffer] sprak met [naam] af dat hij het geld in een hokje naast de [winkel] zou leggen. Hij heeft de € 3.000,-- in een plastic zakje in het hokje gehangen. Hier maakte [slachtoffer] een foto van en deze stuurde hij naar [naam] . Het zakje met het geld is in de avond van 22 juni 2024 opgehaald.

Op 23 juni 2024 had [slachtoffer] contact met [naam] over de € 3.000,-- van de dag ervoor. Hij zei tegen [naam] dat hij het geld wel terug wilde. [naam] zei tegen [slachtoffer] dat zij nog een schuld had waarna zij [slachtoffer] kon terugbetalen. Het laatste bedrag was € 2.500,--. Hierna heeft [slachtoffer] een telefoongesprek met [naam] gevoerd. [naam] zei tegen [slachtoffer] dat het voor 25 juni 2024 geregeld moest worden. [slachtoffer] regelde € 2.500,-- en legde dit bedrag weer in het hokje naast de [winkel] . [slachtoffer] stuurde een foto naar [naam] en dit bedrag is 24 juni 2024 in de avond opgehaald. Op zondag 30 juni 2024 ontving [slachtoffer] een bericht van [naam] dat zij € 6.000,-- nodig had. [slachtoffer] gaf aan dat hij dit niet kon betalen en dat hij dit bedrag niet had. Hierna werd het bedrag € 4.000,--. [naam] zei dat [slachtoffer] dit bedrag maar moest gaan regelen. Hij ontving een foto van [naam] die hij eenmalig kon bekijken. Het was de naaktfoto die hij eerder naar [naam] had gestuurd. [naam] stuurde hierna: ‘dinsdag 10u ben ik bij jou en je vrouw.’ [slachtoffer] besloot hierop naar de politie te gaan.[2]

De aanhouding De politie heeft het contact met de verdachten overgenomen en met verdachten afgesproken dat het geld op 3 juli 2024 tussen 11:00 en 12:00 uur in het schuurtje zou liggen waar het de vorige keren ook was neergelegd. De politie heeft een plastic tasje met € 5,-- in het schuurtje opgehangen.[3] Op 3 juli 2024 is de politie de auto van de mogelijke verdachten gevolgd. Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) wordt herkend als de bestuurder. De politie heeft gezien dat de auto stopte bij de [winkel] . Aan de bijrijderszijde stapte een vrouw uit, naar later blijkt verdachte. Zij liep richting de schuur van de [winkel] , ging naar binnen en kwam vervolgens naar buiten met een plastic tas. Zowel [medeverdachte] als verdachte zijn op dat moment aangehouden.[4] [slachtoffer] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de aangehouden man herkent als de man die op 21 juni 2024 het geld bij zijn winkel had opgehaald.[5]

Telefoonnummers en chats

Het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] staat op naam van [medeverdachte] . Het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] staat op naam van verdachte.[6]

De telefoon van verdachte is onderzocht. Op de telefoon staat een WhatsApp gesprek met nummer + [telefoonnummer 2] , aangeduid als ‘ [aanduiding] ’. In dit gesprek stuurt verdachte naar [medeverdachte] ‘Kan ook via ap zeggen aan hem’, ‘Je gaat me contant geven’ en ‘Anders kom ik bij je zaak’, waarop [medeverdachte] zegt ‘Je moet eerst netjes vragen eerst’. Verdachte zegt ‘Hoeveel’ waarop [medeverdachte] antwoordt ‘1000 Voor huur schuld’. [medeverdachte] zegt vervolgens ‘Zeggen ik heb huur schuld kan he mij contant lenen’, ‘Wil je ook terug geven’ en ‘Moet vandaag hebben kort dinsdag huur schuld betalen’. Dan wordt het nummer van de [winkel] uitgewisseld en stuurt verdachte een screenshot van contactgegevens van [winkel] [slachtoffer] . Verdachte stuurt: ‘Hoj zeg Maar heb geen contant geld meer in huis’. [medeverdachte] zegt ‘Regel hij maar’ en ‘Moet zeggen wil vandaag hebben’ ‘Punt’. Verdachte stuurt verderop in het gesprek de volgende berichten: ‘Hoj zeg ik wil dat je eerlijk bent tegen mij’ en ‘Ga je me nog meer geld vragen in toekomst’. [medeverdachte] antwoordt ‘Moet je zeggen dat kan’ en ‘Moet je zeggen ik ga morgen deurwaarder getalen maar dan wil ik nog 1keer geld vragen voor goeie auto’ en ‘Jij moet zeggen is lening wat ik bij jou afsluit’.

Ook zijn er chats met [slachtoffer] op de telefoon van verdachte aangetroffen. In de periode van 21 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 heeft onder meer het volgende appcontact plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] .

Op 21 juni 2024 stuurt verdachte ‘Lieve schat zou je me willen helpen met contant geld voor me Ik moet dat voor dinsdag betalen anders kom ik verder in de shit’. [slachtoffer] antwoordt: ‘Maar ik heb geen contant geld meer liggen’. Verdachte stuurt ‘Luister ik kom vanmiddag’, ‘Bij jou op de zaak’ en ‘En gaan we samen bespreken en je gaat me helpen vandaaag’. Even later stuurt Verdachte ‘Een scheiding kost meer denk ik’ en daarbij een video van [slachtoffer] waarop hij aan het masturberen is. Zij stuurt vervolgens ‘Vind je vrouw vast mooi’.

Op 22 juni 2024 stuurt [slachtoffer] naar verdachte: ‘Maar wat er gisteren gebeurd is komt niet meer voor toch’ en ‘Ik heb er best even een financiële klap van gehad’. Later die dag schrijft verdachte ‘Deurwaarder 3000€ dat heb ik nodig’, waarop [slachtoffer] antwoordt ‘Ja dat kan echt niet’ en ‘Wees reeel’. Verdachte zegt: ‘Maar ik heb het nodig en jij je vrouw huis en werk dus’. [slachtoffer] antwoordt ‘Hoe bedoel je’ en verdachte zegt ‘Dat jij je gezin thuis basis niet kwijt wil’.

In chats van 24 juni 2024 laat [slachtoffer] weten dat hij het telefonisch afgesproken bedrag van € 2.500,-- heeft klaargelegd. Verdachte komt dit ophalen en stuurt om 22:55 uur dat het is gelukt. In een gesprek van 30 juni 2024 stuurt verdachte ‘Ik heb 6000 nodig’ en ‘Hoe je dat doet weet ik niet maar moet hebben’. [slachtoffer] antwoordt ‘Sorry dit kan echt niet’ en ‘Heb het ook niet’. Verdachte stuurt ‘Jij gaat mij nog 1keer betalen 4duizend’ en ‘je gaat 4duizend klaar leggen je regelt maar waar je die andere bedrag weg gehaald heb en ik kom die op halen’. Er volgt een spraakgesprek van zes minuten en daarop stuurt verdachte een video, waarbij zij zegt ‘Dinsdag 10u ben ik bin jou en je vrouw’. [slachtoffer] antwoordt 1 juli 2024 met ‘Ik moet nog even iets lenen bij iemand, die zie ik Woensdag’ en ‘Waarom doe je mij dit aan’.[7] Uit de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] , het telefoonnummer van [medeverdachte] blijkt dat het nummer acht keer een zendmast heeft aangestraald in [plaats] . Bij drie van de acht keer was dat op 21 juni 2024 tussen 14.28 en 14.29 uur.[8]

Verdachte heeft verklaard dat zij zich via [internetsite] uitgaf als [naam] en zo contact kreeg met [slachtoffer] . Verdachte heeft vervolgens via WhattsApp contact gehad met [slachtoffer] .[9] Overwegingen en oordeel

Afdreiging

De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 20 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 meermaals dwingende en dreigende berichten heeft verstuurd naar [slachtoffer] met de bedoeling dat hij geldbedragen aan haar of [medeverdachte] zou overdragen. Uit de aangifte volgt dat [slachtoffer] in totaal € 7.350,-- aan verdachte en [medeverdachte] heeft overgedragen uit angst dat een masturbatievideo en een intieme foto van hem naar zijn vrouw zouden worden gestuurd. De wisselende verklaringen van verdachte dat dit bedrag een lening betrof, dat [slachtoffer] een suikeroom was voor verdachte en dat dit bedrag betalingen waren voor seks en naaktfoto’s, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Uit de appberichten blijkt dat [slachtoffer] telkens weer onder druk wordt gezet om een geldbedrag te betalen. [slachtoffer] geeft in de appgesprekken meermaals aan dat hij wil dat het stopt en dat zijn geld op is, waarop verdachte berichten stuurt dat [slachtoffer] het maar moet regelen en dat [slachtoffer] haar gaat betalen. Daarbij refereert verdachte meermaals aan wat [slachtoffer] te verliezen heeft: ‘een scheiding kost meer denk ik’, ‘Dinsdag 10u ben ik bin jou en je vrouw’ en ‘Maar ik heb het nodig en jij je vrouw huis en werk dus’. Bij deze teksten heeft verdachte voornoemde video en foto van [slachtoffer] gestuurd. [slachtoffer] was bang dat dit filmpje en de foto van hem naar zijn vrouw zouden worden gestuurd, waardoor hij in totaal € 7.350,- euro heeft betaald. De rechtbank acht de ten laste gelegde afdreiging wettig en overtuigend bewezen.

Medeplegen

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte overleg heeft gepleegd met [medeverdachte] over wat tegen [slachtoffer] te zeggen en hoe hem onder druk te zetten. Daarnaast heeft ook [medeverdachte] [slachtoffer] telefonisch onder druk gezet en heeft hij meermaals een geldbedrag bij [slachtoffer] opgehaald. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met [medeverdachte] nauw en bewust heeft samengewerkt, een samenwerking die gericht was op het afdreigen van [slachtoffer] , met als doel het afhandig maken van geld. Het ten laste gelegde medeplegen is daarmee wettig en overtuigend bewezen.

3.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:

zij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 20 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 in Nederland tezamen en in vereniging, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal 7.350,- euro), dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, door te dreigen een intiem(e) (naakt)foto en filmpje van die [slachtoffer] naar diens echtgenote te versturen als die [slachtoffer] niet zou betalen.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 318 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

het misdrijf: medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd.

5 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6 De op te leggen straf of maatregel

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van tachtig uren wordt opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk wordt opgelegd, met een proeftijd van drie jaren.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de verdediging, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, zich kan vinden in de eis van de officier van justitie.

6.3 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

De aard en de ernst van het feit

Verdachte heeft samen met [medeverdachte] [slachtoffer] gedwongen tot afgifte van een fors geldbedrag. Als [slachtoffer] niet zou betalen, zouden verdachten naaktbeelden naar de vrouw van [slachtoffer] sturen. De berichten die door verdachten zijn verstuurd waren dreigend en intimiderend van toon. [slachtoffer] heeft meermaals geld moeten lenen om verdachten te kunnen betalen. De rechtbank neemt verdachte kwalijk dat zij met haar handelen enkel oog had voor haar eigen financiële gewin. Zij heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de financiële schade die [slachtoffer] heeft geleden en met de impact die de afdreiging op zijn leven heeft gehad.

De persoon van verdachte

Uit het strafblad van verdachte van 4 juni 2025 volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.

Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van 1 september 2025 en wat verdachte zelf over haar persoonlijke omstandigheden heeft verklaard. Verdachte woont samen met [medeverdachte] en haar drie kinderen. Het oudste kind heeft ODD en het middelste kind MCDD en autisme. Deze kinderen staan volgens verdachte onder toezicht van de Stichting [stichting] , afdeling Jeugdbescherming. Verdachte heeft een Wajong-uitkering en zij heeft schulden. Voor deze schulden is een betalingsregeling getroffen. Omdat verdachte het ten laste gelegde heeft ontkend, kan de reclassering het recidiverisico niet goed inschatten en geen interventies adviseren.

De strafoplegging

De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor het door haar gepleegde feit. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer strafbare feiten gaat plegen, zal de rechtbank naast een taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.

De rechtbank zal aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaren op leggen. Ook zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van tachtig uren opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft gezeten.

7 De schade van benadeelde

7.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen.

7.3 Het oordeel van de rechtbank

[slachtoffer] heeft naar aanleiding van zijn aangifte geen vordering tot schadevergoeding ingediend voor vergoeding van door hem geleden schade. Op grond van artikel 36f Sr kan de rechtbank ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel opleggen. Voor toepassing hiervan kan de rechtbank de hoogte van de schade vaststellen aan de hand van het dossier.

Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Uit het dossier volgt dat de benadeelde partij is gedwongen tot afgifte van € 7.350,--. Het komt de rechtbank dan ook niet ongegrond of onrechtmatig toe dat de geleden schade wordt vergoed, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2024. Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met haar mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.

7.4 De schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 71 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 Sr.

9 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

strafbaarheid feit

het misdrijf: medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd.

strafbaarheid verdachte

  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

Schadevergoeding benadeelde [slachtoffer]

  • legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 7.350,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 71 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door de mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;

  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. U. van Houten en mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2025.

Mr. van Houten is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Midden-Nederland met nummer PL0900-2024316952. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 1 juli 2024 (pagina’s 12 tot en met 16).

Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2024 (pagina’s 412 tot en met 414).

Het proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2024 (pagina’s 423 tot en met 425).

Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2024 (pagina’s 57 en 58).

Het proces-verbaal van bevindingen van 7 oktober 2024 (pagina’s 395 tot en met 396).

Het proces-verbaal van bevindingen van 8 september 2024 (pagina’s 64 tot en met 67), inclusief de als bijlage gevoegde chats (pagina’s 68 tot en met 390).

Het proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2024 (pagina’s 409 tot en met 411)

De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 september 2025.


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Midden-Nederland met nummer PL0900-2024316952. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 1 juli 2024 (pagina’s 12 tot en met 16).

Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2024 (pagina’s 412 tot en met 414).

Het proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2024 (pagina’s 423 tot en met 425).

Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2024 (pagina’s 57 en 58).

Het proces-verbaal van bevindingen van 7 oktober 2024 (pagina’s 395 tot en met 396).

Het proces-verbaal van bevindingen van 8 september 2024 (pagina’s 64 tot en met 67), inclusief de als bijlage gevoegde chats (pagina’s 68 tot en met 390).

Het proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2024 (pagina’s 409 tot en met 411)

De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 september 2025.